• Een week of twee met een Philips MCi900

    Ik kreeg begin deze maand van Sofie van bij Talking Heads het aanbod om een Philips geluidssysteem te testen. Ik kon zelfs kiezen: een thuisbioscoopsysteem of een MP4-speler of een iPod-dock of een wat kleiner iPod-dock of een surround-ding voor TV of een hifi-microsysteem.

    Ik koos voor dat laatste: een Philips Streamium hifi-microsysteem met SoundSphere-luidsprekers (MCi900).

    avm_hi-fi_micro_systems_with_soundsphere_speakers_3.jpg

    Een mooi ding, stevig, degelijk, stapels features, uitstekende klank. In het kort: ik ben er niet tevreden van. Maar het is wellicht mijn eigen schuld.

    *
    *        *

    Wij hadden thuis tot voor kort geen toestel om naar muziek mee te luisteren behalve de computer en een radiowekker. Schande, ja, ik weet het. Sandra had al van haar plechtige communie of zo een midisysteem van een onbestemd merk, zo’n plastieken cubus met onderaan twee cassettespelers, in het midden een eenvoudige equalizer, daarboven een radio, en helemaal bovenaan een platendraaier. In de loop van de tijd was daar nog een dubbel-cd-speler van Pioneer bijgekomen, maar sinds een paar jaar staat dat allemaal ergens in het achterhuis in dozen.

    Al onze CD’s staan op de computer of zitten in dozen, het is zo’n geklooi met draden altijd, we luisteren naar muziek in het hele huis, we hadden plannen om het hele huis te be-muziek-systemen maar het was er nog niet van gekomen, enfin, allerlei.

    Philips is een merk met een slogan naar mijn hart: sense and simplicity. Ik vind het fantastisch leutig om te proberen achterhalen hoe iets in elkaar zit, maar als het op dagelijks gebruik en gebruiksvoorwerpen aankomst, dan heb ik ze graag sensible and simple. Ik heb zo’n lamp van Philips bijvoorbeeld: fantastisch. Geen bedieningspaneel op de lamp zelf, alleen een afstandbediening zonder tekst: een aan/uit-knop, een kleurenwiel om de kleut te kiezen, een meer/minder kleurknop, een meer/minder helderknop, einde verhaal.

    Out of box experience en design

    De MCi900 begon beloftevol: een grote doos met daarin vier kleinere doosjes: eentje met de twee grote, stevige, degelijke luidsprekers, eentje met een element waarin de CD-speler, eentje met een element waarop een paar knoppen en een schermpje, en een laatste doosje met de afstandsbediening en een extern harddiskje.

    avm_hi-fi_micro_systems_with_soundsphere_speakers_1.jpg

    In elkaar steken kan een kind: het ene element op het andere zetten en verbinden met een kabel, draadjes in luidsprekers vijzen, draadjes achteraan de elementen vastmaken, stekker in stopcontact, hoplaklaar.

    Voor wie geen CD’s of DVD’s gaat afspelen, kan het onderste element gewoon in de doos blijven zitten, trouwens.

    Het scherm op het bovenste element is degelijk, maar niet meer dan dat. De resolutie is niets om over naar huis te schrijven en erg groot is het niet. Het is niet inklapbaar of draaibaar, maar staat vast in één positie: ik ben er bijna zeker van dat als het toestel nog een paar maand in ons huis had gestaan, het scherm aan zijn dood zou geraakt zijn — en hoog op een schap zetten is er dus ook niet bij.

    Voor de rest is het geen lelijk design. Ik loop er niet enorm warm van, misschien omdat ik de laatste jaren een paar teveel afgeronde hoeken op websites gezien heb, maar het is ook niet lelijk. Het zwart plastiek ziet er stijlvol uit, de paar knoppen bovenaan zijn mooi in het element verwerkt .

    Die alien-oogjes waarin de tweeters zitten, geven het een, tja, alien-achtig uitzicht. Ze zitten er ook stevig genoeg op om handige handvaten te zijn om de speakers mee te verzetten: added bonus.

    Klank

    Over de klank kan ik niet klagen: voor zover ik dat kan inschatten, is die uitstekend. Aan de andere kant:ik vind door de band dat MP3’s ook goed klinken, en dat maakt me in de oren van audiofielen natuurlijk al meteen een complete nitwit.

    Zowel Iron Maiden als Steve Reich als orgelmuziek van Bach klinkt uitstekend: zuiver, vol, helder en krachtig waar nodig. Het klinkt, als ik pal in het midden van de speakers zit en met mijn hoofd op de juiste hoogte, alsof ik midden in de muziek zit. Niet dat het me in de praktijk vaak overkomt dat ik in preciés de juiste positie vóór luidsprekers zit, maar bon.

    De perstekst maakt gewag van allerlei zaken waar ik niet genoeg van afweet — unieke gepositioneerde tweeter en woofer, strak crossover-design,  aluminium behuizing uit één stuk die de voortplanting van de golven in de behuizing optimaliseert. De realiteit van een huishouden met vier kinderen is dat er altijd wel lawaai is in huis waardoor het moeilijk is om in ideale omstandigheden naar muziek te luisteren. En als het stil is, dan is dat omdat de kinderen in bed liggen, en dat er dus best niet al te veel geluid meer gemaakt wordt.

    Features en gebruiksgemak

    Volgens de handleiding kan ik met de MCi900 CD’s en DVD’s afspelen, allerlei video- en beeld- en audioformaten, internetradio, muziek vanop mijn eigen netwerk, en ook gewone radio.

    En nee: ik was niet onder de indruk.

    Het begon mis te lopen met de afstandsbediening: een boterhammendoos met evenveel knoppen als er functies zijn op het toestel. Groter dan een telefoon, 84 of zo knoppen, en toch moet ik letters ingeven met een gsm-klavier. En moet bijvoorbeeld FM-tuning manueel up & down, zowel op het schermpje als op de afstandsbediening: voor zover ik zie, kan ik zelfs met die 84-knoppen-affaire niet gewoon “94.5” intypen om Studio Brussel te krijgen.

    Ik kreeg de gewone radio niet echt aan de praat. Misschien is het omdat er geen goede ontvangst is in het huis, maar ik verwachtte toch dat hij na een keer of vier de hele FM-band doorlopen, minstens Radio 1, 2, Klara en Stubru zou gevonden hebben. Neen, dus.

    In deze tijden van internet en connectiviteit, trouwens, had ik verwacht dat Philips wel ergens op het web een frequentielijst voor mijn regio zou staan hebben, in plaats van me te verplichten zelf te zoeken.

    Soms is het gewoon heel erg vreemd. Zo toont het ding altijd HDD en CD in het menu — en als ik er dan naartoe ga, moet hij dertig seconden nadenken voor hij beseft dat er geen USB-disk aangesloten is of dat er geen CD/DVD in de lade zit.Ik kan me niet inbeelden dat er geen klein sensortje kon in gestoken worden om die dingen te vermijden.

    Alles behalve tekst ingeven kan, denk ik, zowel met de links-rechts-enter-toetsen bij het schermpje als met de afstandsbediening, maar het lijkt het alsof er niet echt nagedacht is over hoe de menu’s gebruikt worden: als ik bijvoorbeeld drie niveaus diep in de settings zit en ik verander iets, dan wordt die setting wel aangepast, maar word ik ook meteen terug naar het hoofdmenu gezwierd, in plaats van terug naar het niveau waar ik dingen aan het aanpassen was.

    Er zitten ook dingen in die ik niet anders dan bugs kan noemen: zo vond de Philips wel de media libraries van Windows op het netwerk, maar vond hij in elk van de zes libraries op mijn netwerk (de kinderen hebben er ook, namelijk) maar 4 (vier!) tracks. En dat nadat hij meer dan drie kwartier op “searching” had gestaan, en er oh, een paar honderd gigabyte aan muziek schat ik en een tera of twee aan video in libraries op het netwerk staat. (En ja, al mijn settings staan zoals ze zouden moeten op de computers in huis.)

    Vreemd genoeg vond hij géén NAS op het netwerk maar wel de Sonos. Daar gaf hij zelfs aan dat ik naar playlists, queues en last.fm-tags kon gaan, maar als ik dat ook effectief probeerde, kreeg ik allerlei cryptische foutboodschappen (genre “could not access [][] on [][]”).

    Erg om zeggen, maar uiteindelijk hebben we er alleen internetradio op beluisterd. En zelfs dat werkte niet altijd naar behoren: dan begint hij te spelen, en na een paar seconden komt er “buffering” gedurende een seconde of tien, dan weer wat spelen, dan weer de “buffering”, enzoverder. Niet altijd, maar soms: zeer vervelend, natuurlijk, wegens niet reproduceerbaar. Oh, en voor er aan netwerkproblemen gedacht wordt: mijn draadloos netwerk in huis is zo belachelijk sterk van signaal en zo belachelijk snel, dat ik er zeker van ben dat het daar niet aan ligt.

    Conclusie

    Ik had op voorhand gezegd dat het toestel het moeilijk zou hebben om tegen mijn Sonos op te kunnen, maar dat ik het een meer dan eerlijke kans zou geven.

    Maar áls ik de twee vergelijk, dan vrees ik dat het mijn eigen schuld is dat ik ontevreden ben van die Philips.

    • Ik ben geen audiofiel. Al wat Philips zegt over de buitengemeen goede klank is ongetwijfeld waar, maar ik heb er geen boodschap aan. Ook al omdat de meeste muziek in ons huis (internet)radio en Last.fm is.
    • Als ik naar muziek (of tekst) wil luisteren, zet ik een koptelefoon op, dan zet ik me niet in een kamer op een stoel voor mijn luidsprekers.
    • CD’s of DVD’s afspelen is compleet onbelangrijk voor mij. Ik heb een DVD-speler maar de overgrote meerderheid van mijn audio en video staat op computer.
    • Ik wil muziek in meer dan één kamer van het huis. Als ik muziek op de achtergrond (of voorgrond, eigenlijk) wil, dan wil ik dat waar ik het wil — niet op één plaats in één kamer. Ik wil mijn muziek met één hand kunnen oppakken en neerzetten waar ik ze wil beluisteren.
    • Ik eis perfecte integratie in mijn netwerk. Zowel libraries als NAS. Plug and play.
    • Ik eis dat mijn muziekspeler alles kan dat ik kan met Windows Media Player en iTunes: playlists, play next, play now, meer van deze artiest, zoeken op allerlei, cover art, …

    De Sonos-toestellen die ik heb, doen alles wat ik hierboven oplijstte en meer — Last.fm en andere internetdiensten, bijvoorbeeld. Oh, en voor de prijs van één MCi900 (ca. 1000 euro) koop je drie Sonos S5’s.

    Sorry. De Philips MCi900, door EISA als beste Compact System 2010-2011 gekozen, is geen toestel voor mij.

  • Mleh

    ’t Is al goed dat het sympathieke mensen zijn waar ik voor werk, daar in het verre anderekantvanbruselland, want het stak toch wel, vandaag: opstaan om 7 uur en om 20u30 terug thuis. Gnn.

  • Lang leve HT&D

    HT&D, voor de jongere leesbuiskindertjes, was een programma op VTM, lang geleden. Een reeks oudere mensen zitten achter een toog, en vertellen elk om beurt een grap. Er is geen lachband, maar het staat me bij dat er een verdacht enthousiast en meestal behoorlijk geriatrisch publiek zat: het programma was al belegen toen het voor het eerst uitgezonden werd.

    Het was bij momenten meer dan fake, er deden een aantal patent ongrappige personages mee, en er zaten terugkerende grappen in die ik benenkrullend vond zo slecht. Maar als Walter Capiau rechtstond om een grap te doen, hield de natie haar adem in.

    Walter Capiau is een meester in het genre. Timing, taal, mimiek: de toogmop verheven tot poëzie. Vier minuten om een hele wereld te maken, zó tijdloos dat het even grappig zou zijn in Aken in 800 als in Vilvoorde in 1990 als op Mars in 2050.

    Walter Capiau heeft meer humor in zijn pink dan de meeste tegenwoordige grappigaards in hun hele lijf. Als Walter Capiau spreekt over humor, dan luister ik.

    En kijk, ik lees bij Xander (op het interweb noemen we de mensen bij hun voornaam, zo lijkt het alsof we elkaar allemaal kennen) dat Walter Capiau dit zei in P-Magazine

    ‘Alle Stand-Up Comedians tegenwoordig vertellen allemaal hetzelfde en het gaat alleen maar over pis en kak. Guido Depraetere dat was een comedian en HT&D DAT was humor, daar belééfde je de mop.’

    En een beetje verder in het stukje bij Xander lees ik wat Geert Hoste zegt:

    Als je twee dagen naar die mannen kijkt, weet je alles van hun privéleven en weet je hoe hun lichaamsfuncties werken. Dat interesseert me niet. […] Trouwens het is naïef om te denken dat je de Vlamingen nog kan choqueren met wat vuile woorden of met een tekening of een drol.

    Ik waande me een negertje bij de slager, zo knikken dat mijn hoofd deed.

    Verre van dat ik een kenner van het genre ben, of dat ik elke voorstelling van alle Vlaamse comedians ter wereld van de afgelopen twee jaar gezien heb, maar hey, dat is hier niet aan de orde. Wanneer ik het meemaak, stoort die pis en kak mij ook meestal.

    Niet in de zin van “mo séh, wat dendién durft zeggen”, enorm verre van. Het stoort me op dezelfde manier dat die naakte mevrouw op het theaterpodium een paar jaar geleden me stoorde toen ze het nodig vond om in een emmer te pissen terwijl ze kersenpitten uit haar front bottom aan het wurmen was. Het stoort me omdat het overkomt als een compleet nutteloze poging tot shockeren.

    Het stoort me omdat het zo gemakkelijk is. Doe een stuk, zeg op het einde iets “oo-la-la zo grof jong” en de zaal ligt plat. Ik kan niet direct een voorbeeld citeren, maar ik kan me enorm hard herinneren dat de laatste paar keren dat ik comedy was gaan zien, ik keer op keer het gevoel had van “moest dit nu echt?”

    Waarop het antwoord meestal — stom genoeg — was “nee, dit was eigenlijk al grappig zonder pipikaka, maar de mens was blijkbaar niet zeker genoeg van zijn stuk om het te doen zonder”.

    En het heeft tenandere niets te maken met deze generatie vs. vorige generaties: in elke generatie, terug tot in de prehistorie, zal hetzelfde wel voorgekomen zijn. Ja, ik weet het. Ik zou man en paard moeten noemen, maar het is te lang geleden en te laat op de avond. Ik zal het dan doen als ik het nog eens meemaak.

    Ik moest trouwens even heel hard bijna-glimlachen met Xander als hij schrijft

    […] het is naïef om te denken dat we vuile woorden nog gebruiken om te choqueren dan ons uit te drukken. Het is naïef om te denken dat vuile woorden nog geen onderdeel zijn geworden van hedendaags taalgebruik.

    Mwaha: ’t is bijna filosofisch jong! Ik moet echt wel allemaal andere publieken meegemaakt hebben die — jong of oud, student of arbeider, man of vrouw — allemaal op dezelfde manier “ma how seh” doen en beginnen giechelen ongeacht wat er net voor gezegd werd, als er “vuile woorden” gebruikt worden, compleet met betekenisvolle pauze en wenkbrauwenverheffing.

    En och, wees gerust: ik weet heel hard dat smaken en kleuren verschillen, en ik beschouw me absoluut niet als de maat van alle dingen.

    Ik kan niet lachen met de stukken Geert Hoste-zaalshow die ik op TV zie, maar dat wil niet echt iets zeggen. Ik heb Hoste al meegemaakt buiten die zaalshows, en ik vond zijn gevoel voor –opnieuw– taal en timing, en mimiek, buitengewoon goed.

    Ik heb nog geen zaalshow van Geert Hoste meegemaakt, ik kan me dan ook niet uitspreken over de grappigheid ervan — ik ga ervan uit dat Geert Hoste uit context even on-grappig is als Xander De Rycke uit context — maar ik weet bijvoorbeeld uit ervaring dat er mensen zijn die lachen met het typetje Freddy De Vadder, en ik kan me zelfs (met wat moeite) inbeelden dat er mensen zijn die het (waarschijnlijk) ook echt grappig vinden. Als dát geen inlevingsvermogen en ruimdenkendheid van mij is!

    Wat blijkbaar niet kan gezegd worden van Xander, verdorie.

    Het was trouwens Walter’s Verjaardagsshow, waar Grietje dobbelstenen naar beneden liet komen. Niet HT&D.

  • With a motorbike made of jealousy (ii)

    Het is een gemak, als consultant werken. Soms.

    Waarschuwing: ongeordende gedachten volgen. Sla gerust over, het is niet belangrijk.

    Ik volg wat Tim zegt:

    Terwijl de klant het doel schetst, heb ik blijkbaar een aangeboren neus om te zien wanneer de rest van de “analisten” de noden van de klant helemaal fout begrijpen of veel eenvoudiger zien dan ze in werkelijkheid zijn. Elke klant is uniek, maar daar merk ik niet veel van in zo’n besprekingen. Dat bandwerkgedrag is verschrikkelijk.

    Binnenkomen als buitenstaander wil zeggen binnenkomen met frisse ogen, onbevooroordeeld en zo. Maar het wil ook soms zeggen binnenkomen zonder echte kennis van zaken, niet gehinderd door enige zin voor verhoudingen en realiteiten op het terrein.

    Als we bij Namahn een groter project doen, dan zijn de mensen soms wat lastig dat we relatief veel tijd steken in het proberen begrijpen van de situatie. “Jamaar,” zeggen ze dan, “wij betalen jullie hier stapels geld om op het einde even ver te staan als wij nu al staan.”

    Wel: neen. Tot op zekere hoogte kun je dingen uit ervaring van het allemaal al eens meegemaakt hebben ergens anders, maar als het complex wordt, dan moet je het terrein verkennen. Om bandwerkgedrag te proberen vermijden.

    En dat is vaak het fijnste deel van het werk, de etnograaf uithangen, mensen gaan interviewen, observeren, vragen stellen, modellen opstellen: ik heb nog altijd de allerbeste herinneringen aan mijn dagen in postkantoren overal te lande, toen we een project deden voor De Post. We kregen bij de start van het project allerlei dingen te horen over loketbedienden: iedereen waarmee we spraken “wist” hoe die mensen werkten, wat hun houding en hun gedachten en hun noden waren.

    Tot we in de kantoren zelf waren, achter de loketten, van Sint-Denijs-Westrem tot Aarlen over Brussel-Noord en Hol Van Pluto, Henegouwen. En we een to-taal ander beeld kregen van de eindgebruiker van ons ding. Een beeld dat, trouwens, ook helemaal anders was dan wat ons voorgespiegeld was in het begin van het project.

    Onschatbaar van waarde, zo’n veldstudie, en heel erg jammer dan ook dan het vaak niet mogelijk is. En dan krijg je van die situaties dat je als consultant binnenkomt, en enkel op ervaring kunt afgaan omdat er geen budget is voor meer onderzoek.

    En ja, tot op zekere hoogte lukt dat. Eén overheid zal wel ongeveer hetzelfde zijn als een andere overheid, één multinational zal wel ongeveer dezelfde informatiebeheerproblemen hebben als een andere, één fast moving consumer goods-ding zal wel ongeveer hetzelfde zijn als een ander.

    Tot op zeker hoogte. Ik persoonlijk, ik vind het soms wel wijs om in de min of meer leegte gedropt te worden — zoals een paar weken geleden in Straatsburg — en ik vind het ook wel leutig om al doende the lay of the land te leren, maar het is toch een eind aangenamer om de tijd te kunnen nemen om het grondig te doen.

    En nu nog de mensen ervan overtuigen dat het duurder lijkt, maar zijn geld echt wel waard is, om meer tijd te steken in het begin van een project.

    *
    *      *

    Het “buiten”-gedeelte van het “binnen en buiten” van de consultant is vaak even frustrerend. Zoals Frederik zegt:

    Dat gemak, is zeker geen gemak voor de mensen die daar nog zitten.

    In vele gevallen -niet altijd, maar toch in de meeste- komt het er toch op neer dat hetgeen door de externe consultants achtergelaten is, toch een soep / brol is.

    Ik weet niet uit eerste hand of het in de meeste gevallen zo is, maar een mens moet daar niet lastig om doen: één van de grote problemen van het binnen en buiten van de consultant is dat het bijzonder gemakkelijk is om een puinhoop achter te laten.

    Zelfs de beste mens kan een soep achterlaten als het project verkeerd begonnen is. Als er oplossingen gegeven worden voor problemen die eigenlijk geen problemen waren, of problemen die geen oplossing nodig hadden.

    Ik herinner me een hele tafel vol mensen die maanden aan een stuk werkten aan balanced score cards en dashboards met key performance indicators over de return on investment voor vanalles en nog wat, zodat mensen in één oogopslag konden zien hoe het liep met de verschillende campagnes. En tegelijkertijd maanden aan een stuk allerlei verschillende incentives uitwerken, en allerlei schema’s om te incentiveren, en leaderboards en yada yada.

    Ongetwijfeld goede businessmodeleerders, maar slechte mensenkenners. Die tafel consultants is er denk ik nooit achter gekomen dat ze maanden aan een stuk nutteloos werk aan het doen waren: geen moment hebben ze écht gedacht over de mensen die achter al die cijfers zaten en over de realiteit op het terrein. Anders hadden ze op een paar dagen tijd doorgehad dat hun cijfers nooit beter zouden worden op de manier waarop ze bezig waren.

    Oh, en zelfs de beste mens kan een soep achterlaten als er niet genoeg tijd is. In het ideale geval blijf je zitten tot het probleem opgelost is, in de praktijk word je aangenomen voor een bepaald aantal dagen. Als er tien mandagen voorzien zijn, dan kun je met twee man een week werken. Als er 35.000 euro voorzien is, dan kun je werken tot de 35.000 euro op zijn. En dan is het gedaan.

    Binnen en buiten, dat wil zeggen dat er ergens op een bepaald moment iets gedaan of gemaakt wordt door een consultant, en dat de klant het dan verder maar zelfs moet doen.

    In het slechtste geval is het dingen over de muur gooien: we maken wireframes, en gooien dat dan over de muur naar een IT-afdeling die het zal maken (maar we hebben geen invloed meer op het verdere verloop van het project). Of we starten een team op, en dan zijn we weg (zonder te kunnen bijsturen hoe het team werkt). Of we schrijven een rapport (zonder te weten wat ermee gedaan wordt).

    *
    *      *

    Binnen en buiten, dan is een gemak soms. En soms steekt het. Als we ons best doen, en al op voorhand wisten dat ons best niet goed genoeg zou zijn.

  • links for 2010-08-21

  • Fuck you

    Het moet niet altijd ingewikkeld zijn om een fijne clip te zijn:

    De andere helft van Gnarls Barkley, Cee-Lo Green. Myep.

  • Google bloody apps

    Ik betaal voor mijn Google Apps.

    Is het echt teveel gevraagd dat ik ook Google Reader kan krijgen in die Google Apps? Na nu toch wel al een paar jaar?

    En als we toch bezig zijn, dat ik bijvoorbeeld accounts kan mergen? Ik heb een halve account als [email protected] (op mijn zog.org Google Apps ding), een halve account als [email protected], en –grr– een halve account als [email protected] die niet [email protected] van Google Apps is maar een andere [email protected].

    Kch.

  • links for 2010-08-19

  • With a motorbike made of jealousy (i)

    Voor zowat elk soort project zijn er enorm veel schakeringen tussen “bijna klaar” en “helemaal klaar”. Die regels die in alle projectmanagementboeken staan — van planningen en dat de laatste 20% van het werk 80% van de tijd innemen en dingen.

    Ik was een tijd geleden aan het kijken naar een ding dat ontwikkeld werd en dat “bijna helemaal klaar” was.

    En oh wat had ik flashbacks naar tien jaar geleden, toen we dingen moesten maken — zoals in, dingen van nul af aan maken, complexe dingen. Waar precies dat ook gebeurde. Werk dat “bijna helemaal klaar” was, waar de klant alsmaar kleine of grote opmerkingen had, en dat het eindeloos lang bleef aanslepen.

    Het “ah ja maar ik dácht dat dit zó zou werken”-syndroom. Of nog, het “het is allemaal in orde hoor, alleen nog dit klein dingetje”-syndroom, waarbij dat klein dingetje inderdaad heel erg klein lijkt, maar eigenlijk iets verschrikkelijk lastig is.

    Nu is er gratis open source-gerief, dat zaken doet waar tien jaar geleden geen enkel zelfs commercieel pakket voor kon gevonden worden. Het was anders dan het nu is, maar tegelijk is er niets veranderd. Een mens krijgt wel eens het verwijt om consultantees te spreken, maar hey: scope management en expectation management en dergelijke zijn vlaggen die echt wel ladingen dekken.

    *
    *     *

    Ik was ook een tijd geleden bij mensen aan het kijken naar een ding dat jaren geleden ontwikkeld werd en waar ze niet honderd procent tevreden van waren.

    En oh wat had ik opnieuw flashbacks naar tien jaar geleden. Van die situaties waarbij er aan de ene kant mensen staan die niet weten wat ze willen, of beter, die het wel weten maar het niet gecommuniceerd kregen. En aan de andere kant mensen die denken begrepen te hebben wat de klant wil, en die denken duidelijk gemaakt te hebben wat de klant mag verwachten, maar het eigenlijk niet begrepen hebben, en het eigenlijk niet duidelijk gemaakt hebben.

    Waar alle betrokken partijen wel snappen dat er iets niet klopt, maar er de vinger niet op willen of durven leggen, en hopen dat het allemaal nog min of meer goed af zal lopen, maar waar het natuurlijk niet goed afloopt.

    *
    *     *

    Wat een gemak soms, om zo als consultant binnen te kunnen komen, de situatie te overschouwen, uit een zak ervaring (en/of uit een doos boeken, naargelang) een oplossing tevoorschijn te toveren (of een begin van oplossing, of een voorstel van oplossing, of een poging tot begin van voorstel, naargelang), en dan weer naar huis te kunnen gaan.

    Wat een gemak om alleen bij het begin van een project aanwezig te moeten zijn en niet van vóór het begin tot het bittere eind te moeten blijven. Of, naargelang: alleen op het einde van een project / alleen maar in één van de fasen van het project / alleen maar bij één aspect van het project.

  • Soms vraagt een mens zich af

    Er zijn een stapel van die best practices over hoe men een community kan in gang duwen, hoe men er kan in slagen om een constructieve dialoog, of toch minstens een respectvolle conversatie, of toch minstens beleefde reacties te krijgen en te houden.  

    Ik blijf het fascinerend vinden hoe ze daar bij Clint gewoon hun voeten aan vegen.

    Dag na dag na dag blijven de mails toekomen in mijn brievenbus, en ik weiger me uit te schrijven. Niet omdat het mij interesseert — hun dingen blijven een mengeling van zaken die dagen eerder al elders te zien waren, non-verhalen en zwakke pogingen-tot — maar omdat ik wil zien hoe ver ze het kunnen drijven voor ze het daar bij Think Media voor bekeken houden.

    Clint

    Neem een verhaal over Sandrine vandaag. Ik vind die al van in de tijd van Idool eigenlijk echt wel goed zingen, en vooral: ik vind ze een bij momenten Vlaanderen-overstijgende uitstraling hebben.

    Sandrine dus, die is van plan een jaar naar de VS te verkassen, en te zien of ze daar iets kan gedaan krijgen. In tegenstelling tot de schrijverder van dienst bij Clint (“Bang voor de eenzaamheid heeft ze niet”) probeert ze tenminste zich uit de Vlaamse klei te trekken. Al het beste gewenst, denk ik dan.  Nee?

    Neen, volgens de meerderheid van het zootje ongeregeld dat zich — veelal als “anoniem” — in de commentaren ophoudt, daar bij Clint. De eerste reactie zet al meteen de toon:

    Grappig, ze verkoopt in België met moeite vijf platen, ze schrijft geen enkel nummer zelf, heeft met moeite optredens, heeft haar ontslag aangeboden als VRT présentatrice, MAAR ZE GAAT HET MAKEN IN DE VS, yea, right! Net zo’n grote loser als haar broer.

    Maar Sandrine, ge moogt me altijd eens goe afzuigen met die dikke zaadlippen van u!

    De tweede reactie doet het gedeeltelijk in het Engels, toch wel mooi dat het aangepast is het onderwerp:

    I will make her gag with my dick, en dan mag ze al het slijm oplikken!

    We hadden al bekrompen jaloezie, we hadden al gefrustreerde pseudo-macho, wat ontbreekt er nog in de Clint-commentaarders-top drie? Juist:

    goed nu morgen er nog 10.000 volgen

    Drie reacties ver en we hebben onze eerste racist! (alhoewel, “dikke zaadlippen”, dat telde misschien ook al)

    En dan gaat het verder op dat elan. Niet de minste poging om in te grijpen, niet één iemand van een redactie die de moeite doet om die mestvaalt een beetje in toom te houden. En als het nu eens gráppig zou zijn, maar nee. Altijd dezelfde twintig reacties:

    Tes een redelijk lelijk wijf die ik dus niet zal missen.

    Dat ze maar naar de VS gaat, daar zijn er zwarte genoeg, zal ze minder opvallen

    Eeks, Gunther Van Handenhoven met een pruik op, haha! Komaan Sandrine, pijpen!!!

    Die eindigt dus ook in de porno-industrie, zoals veel van die naieve wanna-be hoeren die het eens effe gaan maken in de States. Cum bath whore!

    zwijg, laat ze vertrekken, weer een profiteur minder.

    Als er iemand voorzichtig zegt dat de reactie niets ter zake doend en vulgair zijn, komt er wel reactie op. Ene “anoniem” (verrassing, verrassing):

    hou uw kankerkop! freedom of speech you know? En verdwijn nu, voor ik je een nekschot kom geven.

    Freedom of speech al wat een mens wil, maar ik blijf me écht oprecht afvragen of de dame van de “adverteren op Clint.be”-pagina nooit eens klachten krijgt van de adverteerders. Als ik de Sandrine-pagina een paar keer ververs, zie ik advertenties van Axa en Belgacom-Proximus staan — willen die écht geassocieerd worden met dit soort website-inhoud?

    Is er ergens een website waarop kan gegokt worden hoe lang Clint het op deze manier nog uitzingt?

  • links for 2010-08-17

  • Sony NEX-5

    ’t Is al een paar maand dat ik de beelden van de Sony NEX-3 en NEX-5 zie: wegens bij Sony gewerkt te hebben en ze daar in de webpaginaontwerpen te zien staan hebben, en zo.

    Het zag een leutig ding uit, zo uit de verte. Waarschijnlijk te duur voor mij, dacht ik, zonder eigenlijk enige informatie er zake. Maar tegelijkertijd ook: wohow, ik denk dat ik er zo een wil.

    Ik heb er vandaag eentje gekregen om een week mee te spelen — deze gemaakt op, denk ik, automatische piloot, tijdens een conference call: Bart, Freya, Joke.

    Bart

    Freya

    Joke

    Het ding doet allerlei geavanceerde zaken. Ik heb een week om te testen. Ik laat het u weten.

  • links for 2010-08-16

  • Bad Romance

    Whee!

    Tijd om mijn Kaosillator nog eens uit te halen, denk ik.

  • links for 2010-08-15