Een boek waar een appendix van tientallen bladzijden bij zit met de namen van de stapels en stapels personages en plaatsen, die gaat van Aäno, “maid at Edonomee; daughter of Kevo”, over Nazhmorhathveras, “the inhabitants of the Evressai Steppes, at war with the Ethuveraz”, en Thorchelezen, “a junior canon of the Untheileneise’meire”, tot Zhidelka, “a Barizheise silk merchant and former pirate”.
Een boek dat het heeft over niet veel meer dan de eerste dagen, weken en maanden van de nieuwe keizer van Elfland, in een wereld blijkbaar zonder mensen (maar met elfen en goblins), die aanvoelt als een soort kruising tussen het Byzantijnse Rijk op zijn hoogtepunt en de 19de eeuw, compleet luchtschepen, eindeloze hofrituelen, pneumatische post, enorm veel beleefdheidsregels en aanspreekwijzen, en een staatsbestel waar verschillende grote instellingen (Geloof incluis) elkaar in precair evenwicht houden.
Een boek vol hofintriges, dat eigenlijk beter in het Duits of het Frans was geschreven, omdat er een groot deel van de tijd gespeeld wordt met aanspreekwijzen, en dat er in het Engels geen onderscheid is tussen ‘you’ enkelvoud en meervoud, en ‘you’ met veel, weinig of geen respect, en dat het niet meteen duidelijk is of ‘we’ betekent ‘wij, meervoud’, ‘ik, pluralis maiestatis’, of ‘wij, pluralis maiestatis’. Als het echt helemaal informeel is, dan moet de auteur terugvallen op vormen met ‘thou’, en da’s natuurlijk wel correct, maar het komt toch onvermijdelijk als min of meer gekunsteld over.
Als ik het goed heb, is iedereen zowat afgeschrikt nu?
Nergens voor nodig. Het was al lang geleden dat ik een boek zó in één ruk uitgelezen heb, tot zeer diep in de nacht.
Maia Drazhar is de vierde zoon van de keizer van Elfland, Varenechibel IV. Van zijn vierde vrouw, een goblin, die hem na het overlijden van zijn derde vrouw door de regering is opgedrongen, om een alliantie te bewerkstelligen tussen elfen en goblins.
(Tussendoor: elfen en goblins zijn allebei hoogstaande beschavingen, met een geschiedenis van duizenden jaren, de ene zien er wit uit en de andere zwart, de ene omschrijven de andere als ‘bruut uitziend’ en de andere de ene als ‘wezelachtig’, er is iets dat tussen racisme en nationalisme zit tussen beide, maar er zijn ook veel gemengde huwelijken in allerlei tinten van grijs.)
De vierde vrouw en de vierde zoon werden gehaat door de keizer, die niet over de dood van zijn vorige vrouw raakte, en als de vrouw sterft, wordt Maia verbannen naar ergens zeer ver op het platteland, samen met een oom die uit de gratie gevallen is en hem ook haat, en fysiek en psychisch mishandelt bovendien.
Op zijn achttiende verjaardag krijgt hij het nieuws dat een luchtschip waarin zijn vader en zijn drie oudere broers zaten, neergestort en uitgebrand is. Iedereen is dood, en dat wil zeggen dat Maia de nieuwe keizer is.
Hij wordt naar het keizerlijk paleis gebracht, waar hij gedropt wordt in een wereld waar hij niets van snapt. Met politiek en hofintriges die boven zijn hoofd gaan, waar hij niemand kent, en waar niemand hem (openlijk) mag of kan tegenspreken.
En dan wordt het een verhaal van een keizer die probeert goed te doen. Enorm meeslepend, en ik citeer uit een review van Foz Meadows op Strange Horizons (hier, maar lees het niet volledig wegens zware spoilers):
In traditional high fantasy, the archetypal Good King wins out in a moment of deep catharsis, triumphing over obvious evils to claim the birthright exemplified and proven by his chivalrous qualities. InThe Goblin Emperor, Maia becomes a Good King—or a good emperor, rather—in precisely the opposite fashion, and to much greater effect. Despite several dramatic events, there is no single dramatic catharsis: just the steady business of wounds healing, progress being made, and formerly lonely, alienated people being made whole by the trust they come to have in each other. Maia’s chivalric virtues, if we can call them that, stem from the fact that he doesn’t believe himself to be inherently worthy. He earns the throne, not because of who he is, but because of who he strives to be, while the evil he defeats isn’t personified as a hoard of devils or a cackling overlord, but by the more insidious cruelties of abuse, entitlement, pride, and callousness.
The Goblin Emperor is a powerful, poignant book, and an excellent addition to the genre. I enjoyed every minute of it.
Ik treed Foz Meadows bij.
[van op Boeggn]