’t Zal niet meer voor dit jaar zijn, denk ik, de verbouwingen. De tijd vliegt! En straks is het weer bouwverlof! En dan is het weer winter!
’t Is om depressief van te worden, aannemers die geen offertes doorsturen.
Tales of Drudgery & Boredom.
’t Zal niet meer voor dit jaar zijn, denk ik, de verbouwingen. De tijd vliegt! En straks is het weer bouwverlof! En dan is het weer winter!
’t Is om depressief van te worden, aannemers die geen offertes doorsturen.
⁂
’t Is al een paar dagen dat ik om de zoveel tijd eens naar GeoGuessr ga kijken, en zoek waar ter wereld ik terechtgekomen ben.
Het principe is simpel, maar oooo zo verslavend: Geoguessr dumpt u bij wijze van Google Streetview ergens in de wereld, en dan moet ge proberen op het wereldkaartje rechts zo dicht mogelijk in de buurt te raken. Voor punten.
In het midden van nergens, dat kan even goed in het hartje van Venetië zijn of ergens in een dorp in Mexico of in de taiga of in de Outback.
En het wijze is: ’t is mogelijk om wedstrijden te doen!
Kijk, dit is er eentje die ik net gedaan heb. Tips?
Succes!
⁂
Sandra was met Jan naar een voetbaltornooi, ik zat met de rest thuis.
Tegen negen of tien uur waren we allemaal wakker — Sandra was tegen dan al twee uur op pad. We hebben op ons gemak onze boterkoeken opgegeten, en dan zijn we op het plankier gaan zitten.
Enfin, ik zeg “we”, en ik zeg “op het plankier gaan zitten”, ik bedoel eigenlijk: Louis is aan de computer in het bureau dingen gaan maken (met het guillotinevenster open, dus het is ook eigenlijk een beetje samen zitten op straat), Zelie en ik zijn buiten gaan zitten met muziek, Anna is buiten gaan spelen, de buren zijn erbij gekomen, en we hebben geaperitiefd.
Uiteindelijk, een uur of zes zeven later, is Anna dan met de buren meegegaan en was mijn boek uit (slécht!). En dan zat ik daar wat te zitten, aan een tafel vol glazen, met lege flessen drank erop, en er kwam een meneer en een kindje voorbij.
Een mooi meisje van ik schat een jaar of acht, en een oudere meneer, van kruin tot borstkas en van vingers tot polsen (de rest was bedekt met kledij) vol met het soort tatoeages waarvan ze op tv zouden zeggen “um nee, ’t is een beetje té cliché gevangenistattoo, dial it down a notch“.
Hij sprak een taal die ik niet begreep, maar ik vermoed dat het iets Romani-achtigs was, want erg Slavisch klonk het niet, en de man sprak geen woord Nederlands of Frans of Duits of Italiaans of zo. Hij vroeg, dacht ik, of ik iets te drinken had, ik wees op de lege flessen. Neen, deed hij teken, of ik iets te eten had.
“Euh, momentje” deed ik met Lichaamstaal.
Ik ben naar binnen gegaan en twee minuten later had ik een –al zeg ik het zelf– bijzonder lekker omelet met bieslook gemaakt, tussen vier dikke schijven boterham gestoken en aan die mensen gegeven.
Hij keek een beetje raar, alsof hij een suikerwafel of zo verwacht had, maar ik maak mezelf wijs dat het meisje er content uitzag, ze is er in alle geval met volle goesting aan beginnen eten. Voor mijn part mochten ze blijven zitten, ik had borden en bestek mee: ik dacht zowaar “avontuur! we kunnen misschien eens met gebarentaal communiceren!”
Helaas, hij deed teken dat hij rap weg moest. Weird. Misschien was het dat ik in mijn Che Guevara Stormtrooper t-shirt en mijn peignoir rondliep en dat Li ffigliole aan het spelen was. Misschien lag het aan de tafel vol drankflessen. Of misschien hadden ze ergens een afspraak.
⁂
Ik moest plots aan Seti@home denken:
Het was al lang geleden dat ik nog eens gaan kijken was naar mijn account-pagina aldaar:
Ahem ja. 🙂
⁂
Zeventig jaar en alleen wonend in de Siberië. Ik had het verhaal al vroeger gelezen, maar ’t is nu in handige documentairevorm te bekijken:
Respeck.
⁂
Er zijn wel meer dingen die mij kapot irriteren, maar één van de zaken die mij helemaal nijdig kunnen maken, is mensen zoals Stijn Meuris, die met zo’n neerbuigend toontje doen van “oh, science fiction? nee, ik lees échte literatuur”. Of mensen die Alan Moore alleen maar kennen van horen horen, of bijvoorbeeld van de film van Watchmen, die dan nonsens uitkramen als “oh, Alan Moore? ja, zijn strips zijn soms wel goed, maar een échte schrijver is het natuurlijk niet”.
En dus ga ik mezelf opofferen en de nieuwe Dan Brown lezen. Met doodsverachting, omdat ik té veel mensen rond mij hoor kraaien hoe goéd hij wel is, en hoe onneerlegbaar, en hoe fantastisch alweer.
Ik heb vorige werken van de kerel gelezen, maar dat wil niet zeggen dat ik geen open geest houd. Wie weet is het deze keer wél een goed boek!
⁂
Voilà zie: statistieken tonen aan dat mensen tijdens het weekend meer pagina’s bekijken dan tijdens de week.
Ahem. Ik ga nog ongelukken begaan, denk ik. Als ik er maar half over nadenk, dan heeft die groene banaan dezelfde vorm als die oranje banaan, dus zal er waarschijnlijk geen verschil zijn. En als ik nog wat harder denk, dan denk ik dat het niet echt uitmaakt wat de algemene vorm is, ’t is gewoon meer impressies per unieke bezoekers.
Ahem indeed.
⁂
Mijn Excel doet raar — consistent crashen als ik pivottables maak op basis van data met formules erin, zelfs simpele dingen als een concatenate() of een weekday().
En tegelijkertijd is het ook eigenlijk wel een beetje beu om met grafieken op pivottables te werken: als er daar ergens een filter in zit waardoor het aantal kolommen verandert, gaan grafieken daar niet zo proper mee om, bijvoorbeeld.
En tegelijkertijd loop ik wat tegen de limieten van Excel aan, als het op data aankomt: een paar honderd items, met telkens een reeks cijfers over een periode van een paar jaar, da’s al direct in de miljoenen getallen, en gelijk ze in Holland zeggen, dat loopt niet zo lekker.
Deze namiddag zag ik een collega gezwind dingen in R steken en er weer uithalen, en wegens toch niet kunnen slapen dacht ik: ook eens proberen.
Maar zo wijs.
Om te proberen wat data in een tekstfile gezet: observaties van 559 locaties over een periode van twee maand, dat zijn een paar tienduizend lijnen met telkens een paar stukken tekst en een reeksje getallen. Om dat in te lezen:
ds <- read.csv("~/Documents/Adhese/data.csv", sep=";")
De datum stond in Excelformaat, om dat te converteren:
ds$datum <- as.Date(ds$datum, origin="1899-12-30")
En voilà, alles staat klaar om er vanalles mee te doen. Een pivottable zoals in Excel? Reshape to the rescue!
library(reshape2)
dspt <- dcast(ds, datum ~ plaats, value.var="observatie", sum)
Dat slaat de grote lijst plat in een kleinere van, in dit geval, 61 observaties voor 560 variabelen: de som van de oorspronkelijke observaties per datum en per plaats, voor de laatste twee maand. En om dat dan in een grafiekje te krijgen, bijvoorbeeld:
matplot(dspt, type="l", lty="solid", col=rgb(0,0,0,0.2))
Allemaal 20% doorschijnende zwarte lijntjes:
Ha! Ik kan mij al zó inbeelden wat voor leutige vragen ik ga kunnen stellen en beantwoord zien.
Ik ga nog serieus moeten loskomen van denken in rijen en kolommen, en wat kaas mogen eten van wiskunde en statistiek, maar hey: dingen bijleren is altijd leutig.
⁂
Ayip, een uitstekende cover:
⁂
Het valt mij moeilijker en moeilijker om de sociale geplogenheden te volgen — hoe gaat het ermee? goed, goed, en met u? ah, we mogen niet klagen hé.
Fuck fatische communicatie, zegt mijn hoofd mij met alsmaar meer aandrang.
Er was zo’n periode in de jaren 1990, denk ik, dat ik rondliep in de stad in de hoop dat iemand mij zou aanspreken en boel zou beginnen zoeken, en mij misschien een stamp zou verkopen.
En dat ik dan terug zou kunnen stampen. Hard. Met de stalen tippen van mijn Doc Martens op knieschijven en scheenbenen. Ellebogen in maag, knie in kruis. Dat ik met scherpe nagels zou klauwen in het gezicht, vastgehaakt in oogleden en oorschelpen, heelder klompen haar uittrekkend.
Niet dat het ooit gebeurd is — op die ene keer in Portugal na, dat ik in elkaar gebokst werd door een bende ontsnapte gevangenen, en dat ik ze gebroken ribben of niet, met gretigheid achtervolgde om mijn portefeuille terug te eisen, en dat ik me flatteer dat ze de waanzin in mijn ogen en het schuim op mijn lippen zagen, en mij al mijn geld uiteindelijk hebben teruggegeven en weggevlucht zijn.
Dat is over gegaan, dat gevoel van GNNGGGNNNNNN, jaren aan een stuk. Maar nu is het al een hele tijd terug, en ik weet niet of dat eigenlijk wel zo goed is.
Niet dat het lichamelijk nog zou mogelijk zijn, tegenwoordig — drie dagen geleden even met Jan gevoetbald op straat en ik heb er nog altijd pijn van — maar toch: ik zit voortdurend met verbale moorddaad in mijn hoofd.
Tegen random voorbijgaanders en ook tegen mezelf: ’t is more often than not equal opportunity anger, in mijn hoofd.
En Twitters en Facebooks zijn daar niet goed voor. OH HOU TOCH UW MOND, STOMME TRUT, wil ik dan roepen, met een paar paragrafen kleinerende argumenten erachter. Of dan lees ik iets en wou ik dat ik in iemand zijn gezicht zou kunnen sissen precies hoe zielig en belachelijk ik hem wel vind. Of FUCKING KLOOTZAK tieren, opnieuw en opnieuw en opnieuw, tegen sommige mensen.
Televisie is daar ook niet goed voor. En kranten ook niet. Politiek. “Kunst”.
Niets is daar goed voor, eigenlijk.
⁂
Nephthys sympathiseert.
Het leven is een aaneenschakeling van teleurstellingen.
⁂
Hij had het een eeuw geleden beloofd, en kijk nu:
Zo mooi. De wereld heeft meer Chris Hadfields nodig.
⁂
⁂
Ik kwam toevallig voorbij de statistiekpagina van mijn weblog:
Veel links naar iets van vorig jaar, gelijk. 🙂
⁂
We zijn vandaag naar de 31ste turnhappeninginextravanganza gegaan van de turnclub waar Zelie in zit, Forza Ritmica.
Als ik mij niet vergis, zit ze daar nu al tien of elf jaar in: we hebben vandaag al haar vorige incarnaties gezien, van het kleuterturnen over de voorbereiding gymnastiek en dan de ritmische gymnastiek beginners — nu zit ze in ritmische gymnastiek gevorderden.
Veertien, jong. Veertien.
Gecombineerd met overgebleven make-up en haarlak van het optreden, was het vanavond aan tafel een beeld om mij heel, heel oud bij te doen voelen:
Het komt in orde, met onze dochter. Ben ik wel zeker.
⁂