Ik: Hallo support dit loopt op deze manier fout wat is er aan de hand dankuzeerwelmerci. Leverancier: <lange stilte>
Ik, dagen later: Hallo support? Nog nieuws? Leverancier: <stilte>
(enige tijd later)
Leverancier: Dag meneer de klant! Wij willen meer geld van u om deze en deze reden graag. Ik: Ah okay — in datzelfde verband: er loopt een en ander mis, en wel dit op deze manier; wat is er aan de hand alstublieft? Leverancier: Euh zullen we daar even een belletje over doen?
(later die week, via videoconferentie)
Ik: Kijk, dit is wat er fout gaat, zoals ik al had doorgegeven en herhaald. Leverancier: En heeft u dit al gedaan? Ah ja, inderdaad. En dit? Ah ook, zie ik. En dat? Oh, ook, gelijk. Ik: Inderdaad, zoals ik ook al had doorgegeven. Leverancier: Tja, ik ga het moeten doorsturen naar mijn team. Van zodra we meer weten, contacteer ik u.
Ik, negentien dagen later: En, is er al nieuws?
Ook ik, diezelfde dag: (opent een aantal nieuwe support tickets over andere onderwerpen)
Ik ga morgen eens de hele dag nadenken over het design van iets dat niet zou mogen aanvoelen alsof er werk in gekropen is. Ik heb een reeks vage ideeën in mijn hoofd van hoe ik het graag zou zien. Ik ga dat aanvullen met een zoektocht naar hoe andere mensen het probleem opgelost hebben. En dan ga ik een beetje tekenen.
En dan ga ik op zoek naar mensen die het in het echt gebruiken, en kijken of er nog speciale wensen zijn. Dat laatste moet ik, denk ik, niet eerst doen, want het is zo’n ding dat iedereen iederéén gebruikt en nodig heeft, en waar dus met een grove heuristische korrel een eerste versie al redelijk in de buurt zou moeten kunnen komen.
Net te goed om gemiddeld te zijn, niet goed genoeg om onze poule te winnen — story of our lives.
Content van een aantal antwoorden (Green Bay Packers begot), niet content van een aantal andere (Niniveh/Nineve en Mie dedju). We zijn in volgorde wel plets in het midden van alle ploegen geëindigd, maar daar zijn geen prijzen voor natuurlijk.
Volgende keer misschien beter. We hebben ons geamuseerd, da’s het belangrijkste.
Eén van de fijne zaken van aan de universiteit te werken, is dat ik gemakkelijk toegang heb tot allerlei zaken waar ik anders voor zou moeten prutsen via Sci-Hub en andere.
Ik ga naar de bibliotheek, ik zoek naar tijdschriften, ik geef in dat ik geschiedenis wil en ouder dan de middeleeuwen, en hopla! een hele reeks tijdschriften:
Journal of Early Christian Studies ziet er meteen enorm interessant uit, klikkety klik het eerste nummer van 2022:
Spelunca pravitatis hereticae — een grot van ketterse verdorvenheid — klinkt ikweetniethoewijs. Klik hap en een kwartier later zit ik diep in de oude kerken van Rome:
Ik volg voetnoot 35, en daar zie ik een verwijzing naar iets dat er ook interessant uitziet:
Manicheïsme en de representatie van het pauselijk gezag in het Liber Pontificalis, meer moet een mens niet zeggen — ik ben al op weg:
Ik zit nog maar aan pagina 4 en voetnoot 7 of ik ben alweer verloren:
Woo hoo spannend, Symmachus zijn seksueel wangedrag! Zou dat ding van Kristina Sessa beschikbaar zijn? Welzeker:
En jawel: “View online” is wel degelijk wat het zegt te zijn. Dat linkt naar iets bij de universiteit van Cambridge en hopladiejee!
..en voor ge het weet, zijt ge een boek aan het lezen en is de namiddag helemaal gevuld geraakt.
Kijk nu, ik heb een virtuelerealiteitbril en alles!
Ik had er eerlijk gezegd niet al te veel van verwacht, en de eerste keer dat ik het ding opzette was het kak met mijn bril die in de weg zat en gedoe met een elastiek die te veel neen te weinig nee te veel spande, en na twintig seconden was zowel mijn bril als het ding zelf ook nog eens helemaal bedoomd en ik dacht al dat het altijd zo zou zijn, maar neen: met het ding laten op kamertemperatuur komen en met de brilinzet (“Fit Pack”) en het draaiwielvastzetding (“Elite Strap”) kwam het qua comfort allemaal in orde.
Het introductiedingetje van het ding zelf, dat uitlegt hoe de handvaten werken en de knoppen en alles, is bijzonder bijzonder geestig, en het is griezelig hoe rap een mens die hele VR gewoon wordt.
Beat Saber zat er gratis bij, en dat is een bijzonder leutig spel.
Ik heb zelf één ding gekocht omdat ik dat altijd al wou — Half-Life: Alyx — en dat is griezelig goed. Ik ga het wat rationeren, want ik kan mij inbeelden dat ik het in één ruk zou kunnen uitspelen.
Van wat ik er tot nog toe van gezien heb: geef dat nog een generatie of twee, en het wordt zeer interessant. Ik ga in alle geval eens kijken wat ik er allemaal nog mee kan doen, naast Beat Saber en Half Life (en No Man’s Sky, zie ik net).
Ik heb vandaag dingen gemaakt in Figma waar ik eigenlijk heel graag een repeater voor zou willen gebruikt hebben. Jaja, Google Sheets Sync, bladiebla. Maar dat is onhandig en gedoe. Data zou moeten ingebouwd zitten in Figma, dat zou serieus gemakkelijker zijn.
En als we toch bezig zijn, een manier om met die data ook eigenschappen aan te passen, zoals dit soort dingen waar ik nu manueel de breedte van dat lichtblauw vlakje een waarde moet geven die overeenkomt met het percentage:
Iets zoals deze vuile truuk van de foor, maar dan voor iets waar het nuttig is en geen hack, dus. (In Figma zou het probleem in Axure dan weer wél gemakkelijk opgelost kunnen worden.)
’t Zal niet voor binnenkort zijn, vrees ik. Maar het zou wél wijs zijn.
Ik heb tussen de soep en de patatten, of beter, tussen de charcuterie en de kaas, een paar foto’s genomen van een springstaart. Het is absoluut niet wat het zou moeten zijn, maar ik ben wél content dat ik er eindelijk een gevonden heb. Mijn rug wil niet meewerken, en plat gaan liggen of voorovergebogen in den hof is niet aan de orde — ik heb gewoon een potje dood materiaal van de grond geraapt en gehoopt dat er iets tussen zou zitten. En jazeker:
Het beest zat op een blad en dan sprong het van het blad op de onderlegger:
Een Orchesella, wellicht. Het is niet scherp, de belichting is kak, de achtergrond is uiteraard nonsens — we zijn er nog lang niet, maar ik ben toch al content dat ik één beest gevonden heb. Ik heb het buiten gedropt. De volgende stap is het park ingaan met een doos en een zeef, en eens kijken wat ik kan vangen.
Het zou wel heel grappig zijn als dit een Orchesella cincta zou zijn: de allereerste springstaart die ik ooit fotografeerde was ook een O. cincta, en die heeft mij een ondertussen jarenlange springstaartfascinatie aangesmeerd:
De velomaker had een spaak vervangen van mijn achterwiel, maar die vervangen spaak is er weer uitgevallen. Ik zit nu heel de tijd in mijn hoofd met de gedachte dat een wiel met één spaak helemaal onstabiel is en elk moment kan instuiken.
En vannacht heb ik voor het eerst sinds heel lang gedroomd van examens. Ik moest op een dag de volgende week twee examens doen, en ik bleef het maar uitstellen en uitstellen om eraan te beginnen, en dan was het de dag vóór de examens en ik bleef studeren voor dat eerste examen nog altijd uitstellen, en dat tweede, daar wou ik zelfs niet aan denken. En het kwam alsmaar dichter en ik bleef maar uitstellen.
Ik werd een uur vroeger wakker dan eigenlijk nodig was, en ik ben niet meer gaan slapen.
Ik doe er écht niet om, maar behalve tijdens mijn eerste week op mijn nieuwe werk begin augustus, ben ik tot nog toe al elke week twee dagen naar het werk gaan werken en drie dagen thuisgebleven.
Vandaag was het een werken op het werkdag. Ik heb eerst hard nagedacht over een uitgebreid zoekenformulier (ik ben er niet uitgeraakt), en dan was er een wekelijkse statusvergadering, en dan heb ik gekeken naar één bepaald inhoudstype op de website van UGent waar ik eerst van dacht dat er geen enkele instantie van was, maar uiteindelijk bleken er honderden van te bestaan en dat ze helemaal anders zijn dan ik had kunnen denken — en dan heb ik daar wat over doorgevraagd en uiteindelijk zit het erin dat er met echte gebruikers gaat gesproken worden, en dan was er in de namiddag nog een vergadering en tegen dat die vergadering gedaan was, was de werkdag gedaan en zoef zei de hele dag, ge kunt u niet inbeelden hoe rap het weer gedaan was.
Over de middag was het wel even schaamlijk: ik was naar Dendellais gegaan om een tros druiven en beleg en brood. Ik stond die tros druiven al half op te vreten aan de kassa (veel volk, ’t scheelt dat er weer studenten in de stad zijn), en dan moest ik betalen en natuurlijk waren de kinders er met mijn bankkaart vandaan en had ik alleen maar een kredietkaart op zak. Dat ding weigerde te werken. “Het is ons bakskse”, zei de winkeldochter. Ik dus met de kaart naar de KBCgeldmuur naast Dendellais, maar helaas:
Ik had negatief goesting om daar nog een half uur te staan drentelen, dus ik heb de foto gemaakt die hierboven staat om hem te gaan tonen aan de winkeldochter, dat ze niet zou denken dat ik zomaar weggelopen was. ’t Begon al goed: ik was volgende de elektrische saloondeuren van Dendellais blijkbaar te enthousiast in het naar binnen lopen, want het groot alarm ging af. Met lichten en sirenes. In het naar binnen gaan, herhaal ik even voor de zekerheid.
Afijn, ik mijn telefoon met foto getoond, gevraagd of ik mijn aankopen niet moest terugleggen (neen), niets gepiept over de half opgegeten tros duiven, en dan weer geprobeerd naar buiten te gaan. De plastieken saloondeuren zijn éénrichting. Grr. De rijen aan de kassa’s zijn lang en dik en ik had geen goesting om zeventien keer “sorry” te zeggen, dus ik naar de zelfuitcheck. Maar twee keer “pardon excuseert mag ik keer door merci bedankt” moeten zeggen, en dan gezwind door de zelfuitcheck gestapt en naar buiten.
Dacht ik. De zelfuitcheck is een moordkuil voor mensen die geen ticketje van de zelfuitcheckrobot gekregen hebben: onmogelijk er uit te raken, noch aan de ene noch aan de andere kant. De winkeldochter die dáár van dienst was, heeft mij duidelijk gemaakt dat ik absoluut niet in op mijn plaats was en helemaal verkeerd bezig was in mijn leven.
⁂
Weet zij veel. Ik heb een zeer fijne dag gehad.
Ik ben trouwens naar de S5 gegaan alwaar ik een oceaan van studenten getrotseerd heb om een broodje met kaas te kopen met geld dat op mijn personeelskaart stond.
Om te beginnen, standaard wegens haja, ze zitten overal en altijd: muggen. Ze zijn er dit jaar redelijk laat aan begonnen, en tijdens de periode dat het zo warm en droog was, waren er bijna geen. Maar tegenwoordig is het weer van dat. Deze zat vol met mijn bloed tegen de muur te suffen. Ik heb er een foto van getrokken en dan heb ik hem doodgeslegen.
Twee. Nog veel vervelender, en praktisch onmogelijk om ervan af te geraken: meelmotten. Hier en daar plakken er in ons huis dooie tegen de muur, like so (bewonder het gat in de kop):
Helaas blijven er ook levende opduiken. Die beesten zijn hier denk ik binnengekomen met een pak noten of zo van bij de biowinkel, en sindsdien zijn ze niet meer weg te krijgen. Het is veel veel minder dan het ooit is geweest — al ons eten zit in afgesloten glazen of harde plastieken dozen — maar aangezien ze niet alleen meel maar gewoon alles vreten en zonder enig probleem in papier of stof of wat dan ook kunnen zitten, ben ik band dat we er nooit meer van af gaan geraken. Kijk, deze zat daarjuist tegen de muur aan de trap te chillen:
Smerige beesten. Bah. Feromoonvallen vangen de mannetjes, maar de vrouwtjes blijven verdomme hun smerige eieren leggen, en om de paar weken of maanden doe ik iets open en zitten er maden in, of zit het vol met spinsel waar maden in gezeten hebben. Bleh.
En zelfs van dicht worden ze er niet beter op:
De derde soort smeerlappen heb ik — hout vasthouden — recent niet meer gezien, maar het was wel erg, juist voor de zomer: kleermotten. Er was een periode dat er gegarandeerd in elke handdoek in de badkamer zaten, ongeacht hoe lang of hoe kort die er hing. Bah degoutant.
Eén beest waarvan ik in alle geval zeer content zal zijn als ik er nooit nog een foto van kan trekken.
Ik had mij dit jaar voorgenomen niets bij te planten in den hof, en te zien wat en hoe er groeit, en daar dan verder mee te doen.
Dit jaar niets planten, wou ook zeggen: geen tomaten en geen pepers. Dat was buiten de tomaten van vorig jaar gerekend, die zichzelf hadden uitgezaaid. Ik ben er af gebleven — geen stok gegeven, niet opgebonden, geen dieven uitgenepen of niets. Resultaat: één enorme tomatenplant met hier en daar kleine en wat grotere tomaten. En niets dat rijp was. Ik denk dat het één van de grote variëteiten was, want er stonden een aantal toch redelijk omvangrijke maar wel totaal harde en groene vruchten op.
Die nooitvanzeleven nog rood zouden worden, natuurlijk, in dit weer. En die ook helaas allemaal aangevreten waren door slakken:
Het zou nooit goedkomen (en ja, ik weet dat dat ongetwijfeld is omdat ik niets gedaan heb en dat de dieven met alle energie zijn gaan lopen), dus heb ik het maar allemaal uitgetrokken. Ik had er geen zicht op, maar het bleek inderdaad één enkele plan te zijn. Kijk, voor en na:
Aan de andere kant van den hof had een massieve karmozijnbes zichzelf uitgezaaid. Ik heb het ding laten staan, gewoon omdat ik het zo decoratief vond. Jaja, en zeer giftig, en vreselijke vuiligheid, maar ik houd er een oog op en ik ben content dat er heel het jaar door slakken van eten die dan hopelijk wegens de giftigheid een langzame en pijnlijke dood sterven. Serieus, zelfs nu de bessen bijna allemaal rot en/of opgevreten zijn, zit het nog vol slakken, zelfs bijna twee meter in de hoogte:
Ik heb de stam afgeknipt vóór hij in zou stuiken, later in de winter. Dat klaarde de andere kant van den hof een eind op. Ik heb meteen ook de stukken klimop die dreigden naar het afdak van de gebuur te groeien weggesmurft — geen enkel probleem met klimop tegen onze slechte muur, maar klimop die tien meter hoog en in de daken van de huizen naast ons zit: neen bedankt niet meer alstublieft. Voor en na:
De kruiptijm heeft het hier en daar min of meer overleefd, maar ik voorzie dat het na de winter weer diepe miserie zal zijn. Er staat naast de kruiptijm allerlei ander groen (en donkergroen en roodachtig bruin) tussen de stenen — mos, levermos, klaverzuring, zelfs gewone tijm — en ik kan daar helemaal mee leven.
Ik trek wel consequent alles dat grasachtig is uit, en ik probeer de viltige basterdwederik niet in zaad te laten komen, en als de gele helmbloem zich te ver uitzaait, trek ik die ook uit, en ook en vooral stinkende gouwe kan ik met hele handenvol uittrekken. Oh, en de hoge fijnstraal heb ik één keer laten doen wat die wou, maar volgend jaar gaat alles wat erop lijkt, onverbiddelijk meteen weg.
Qua mos op de stenen is het ook helemaal in orde aan het komen. Wat niet de bedoeling was, maar wat ik wel zeer hard apprecieer (Sandra veel minder), is dat er tussen de stenen van het plankier allemaal mos groeit. Niet echt op de stenen, al hebben ze soms een beetje een groene schijn, maar in de fijne voegen ertussen. En wat wél altijd al de bedoelding was, was om de tufsteen zo snel mogelijk helemaal bedekt te zien in groen mos. Great succes!
Er staat hierboven wel een naakte slak, en er zitten natuurlijk overal naakte slakken in den hof, maar ik heb het gevoel dat het eigenlijk niet zo erg is. Dat heeft er ongetwijfeld mee te maken dat ik dit jaar niets had staan waar ik kwaad van zou worden als het opgevreten werd, maar misschien heeft er ook mee te maken dat er min of meer wat ecologisch evenwicht aan het groeien is.
Wél nog tienduizend segrijnslakken — ’s avonds van of naar het achterhuis lopen is gegarandeerd een stuk of vijf van die beesten verpletteren. En overal onder eieren van die beesten:
Verder is het nu zeer zeer stil in den hof qua beesten. Veel spinnen — kruisspinnen tegen de zijkanten en tussen de planten, venstersectorspinnen tegen de vensters. Pissebedden en miljoenpoten en duizendpoten onder de stenen en de potten. Weinig of geen springstaarten te zien.
En volgend jaar? Ik weet het eigenlijk nog niet. Ik moet eens nadenken. Ik probeer mijn best te doen om de tijm en de salie en de lavendel tegen te houden van opgevreten te worden door rozemarijngoudhaantjes, en om ze in een vorm te krijgen die beter is dan wat ze nu zijn. Er gaat eens moeten gekeken worden naar wat er gebeurt met de rest van de kruiden — die bieslook groeit maar en we doen er eigenlijk niets mee, de appelmunt staat in een pot maar zou eigenlijk beter moeten verzorgd worden.
Zien ook of de bomen in den hof het overleven: twee verschillende wilgen in een pot, twee vlinderstruiken in een pot, en een vorig jaar helaas driekwart-in-de-grond-beschimmelde acer palmatum. De roos snoeien. De witteregen snoeien en hopen dat er ooit nog eens bloemen op komen. Niet vergeten al wat voeding nodig heeft, voeding te geven. Kijken hoe dat zit met bomen in een pot.
Het is niet alsof ik het niet wist, natuurlijk. Mijn nieuwe macrolens maakt het mogelijk om kleiner grut te fotograferen, maar als er groter gespuis is, is het niet zo’n handig ding.
Ik dacht, ik kijk eens met wat dooie beesten. Ik heb een paar dode en uitgedroogde vliegen en een afgestorven klein spinnetje bij elkaar geraapt, op een naald gestoken, de naald in een stuk gekauwde kauwgom gestoken, en dan wat foto’s gemaakt.
Het principe is simpel. Stel dat ik een foto neem van een vlieg van voor gezien. Niét heel de vlieg is scherp, ’t is alleen maar een heel klein slievertje dat in focus is en de rest is zo vaag als iets:
Ik zou kunnen prutsen met een kleiner diagrafragma, maar dan heb ik meer licht nodig. Om meer licht te krijgen, moet ik ofwel een flash gebruiken, ofwel mijn sluiter langer open laten staan, ofwel mijn ISO hoger zetten. Dat heeft allemaal zijn nadelen: flash gaat maar tot zó ver en maakt lelijke harde schaduwen als er geen degelijke diffuser rond zit, sluiter langer open zetten is niet haalbaar zonder statief, en ISO hoger zetten geeft meer ruis. Kleiner diafragma, trouwens, geeft op den duur ook meer diffractie, zodat het hele beeld meer troebel wordt.
Er is een softwarematige oplossing: hetzelfde onderwerp veel keren fotograferen, met telkens een ander stukje van het beeld in focus, en dat dan bij elkaar smijten.
Probleem is natuurlijk dat daar redelijk wat accuraatheid voor nodig is: idealiter precies dezelfde belichting, precies hetzelfde perspectief en framing, en schijfjes scherp beeld over de hele afstand die scherp moet zijn. Wat bij bovenstaande vijf beelden niet het geval is, bijvoorbeeld, want er is niet genoeg overlap tussen de scherpe schijfjes — en dat geeft dan een samengesteld beeld dat er zo uitziet:
Ja, het is scherper dan één beeld, maar er zijn schijven waar het niet scherp is tussen de scherpte door. En dit is dat nog met beelden waar alles identiek hetzelfde is gebleven behalve waar het scherp is — dit soort reeksen foto’s met de hand nemen is niet evident, een millimeter over en weer bewegen of een minuscuul beetje het perspectief veranderen en het kan soms al helemaal om zeep zijn.
Vandaar dus de dode beesten. kijk, de kop van een groene vleesvlieg (Lucilia sericata). De ogen zijn al lang niet meer rood, maar één van de drie ocelli wel nog.
Ik dénk tenminste dat het een L. sericata is en geen L. caesar, wegens alsdat het begin van de vleugelschub geel is en niet donker:
Het is natuurlijk maar zielig, dooie vliegen. De hoek een beetje anders en het ziet er nog zieliger uit:
Het was niet evident op niet-totaal-kapotte dode beesten te vinden. Deze blauwe vlieg was eigenlijk alleen vanachter nog een beetje presentabel (en dan nog):
Bij spinnen is het helemaal triestig. Dit was een heel klein spinnetje (zie de dikte van het fijne naaldje in de achtergrond), dat ook al een eeuwigheid in het stof dood lag te zijn:
…en de foto hierboven geeft meteen de limiet aan van dat zonder statief en met de hand foto’s nemen. Behalve dat het een echt zeer triestig beeld is met weinig of geen verdienste: kijk eens naar de poot uiterst links — die lijkt er vele keren op te staan, omdat ik het perspectief juist wat te veel had veranderd door wellicht een paar millimeter naar links of naar rechts te gaan, en of door te veel te ademen of godweetwat.
⁂
In fotografie is het vaak niet het materiaal dat de fotograaf maakt. Een goeie fotograaf neemt goeie foto’s met een GSM, zelfs een GSM van tien jaar geleden. In macrofotografie is het helaas onmogelijk om zelfs te beginnen aan degelijke foto’s maken zonder het juiste materiaal.
En ik ben nu hard aan het twijfelen of ik geen computergestuurde rail zou kopen, zodat ik heel heel precies foto’s kan nemen. Zoiets, bijvoorbeeld:
Verschrikkelijk duur is dat niet, maak ik mezelf wijs. En wat een plezier zal ik daarvan hebben, probeer ik mezelf te overtuigen.
(Ik ga eerst nog wat zo verder doen denk ik. En dan later nog eens nadenken over beter materiaal.)
Ik ging vandaag foto’s trekken, maar ik ben op pad geweest en tegen dat ik thuis was, was het avondeten en ging het niet meer lukken. Dat op pad gaan, trouwens, was om naar de kleermaker te gaan, die ik een maand geleden gezegd had dat hij voor mij twee broeken mocht maken, in een stof en een kleur die passen bij de twee vesten die ik juist gekocht had. Ik ben met één broek naar huis gegaan, wegens dat “de andere stof niet meer op voorraad was”. Ik heb het daar een beetje moeilijk mee, eerlijk gezegd: als ik uit alle mogelijke stoffen en kleuren van de hele wereld mag kiezen, kan ik mij niet inbeelden dat er maar precies twee combinatie van kleur en stof zijn, zodat ik mijn klant maar één broek kan geven als die mij carte blanche had gegeven om gelijk wat te kiezen.
Hrm.
Een andere reden dat het er niet meer van gekomen is om foto’s te trekken, is dat ik een beetje geradbraakt was. Ik was op pad met de elektrische velo, die mij voorgelogen had dat hij bijna vol was van batterij. Dat bleek, zo ergens een kwart van de weg naar de kleermaker, niet waar te zijn. Ik heb nog even met minimale ondersteuning op een lagere versnelling gereden, maar nog vóór ik aan Sint-Pietersstation was (een kleine vier kilometer van mijn huis), was de batterij leeg.
En dan is het een gevecht, met een velo die veel en veel te zwaar is, en banden die eigenlijk een tijd geleden hadden moeten opgepompt zijn.
Daarbij niet geholpen dat ik zo ongeveer wel een idee had waar de kleermaker was — Kortijksesteenweg, aan de linkerkant als ge van Gent komt — maar dat ik niét zo slim was om er mijn GPS bij te nemen. Het stond mij bij dat het niet zó enorm ver was, maar zeker niet in het begin ook.
’t Is maar als ik Sint-Martens-Latem voorbij was, dat ik mij toch de bedenking heb gemaakt dat ik er moet naast gekeken hebben, en dat ik mijn GSM heb bovengehaald om te zien dat ik bijna acht kilometer te ver was gereden, en dus een kleine zestien kilometer te veel heb gedaan, met een velo zonder batterij. Grrr.
Ik ben dan langs mijn moeder gegaan na de kleermaker (bijkomende omweg van 3 kilometer) om daar mijn batterij toch een béétje op te laden. Totaal, vertelt Google mij: 28.3 kilometer, waarvan het grootste deel op een pantserkruiser van een velo zonder batterij. Andere mensen lachen daar ongetwijfeld mee, mijn rug helaas niet.
⁂
Maar goed. Dat “alles werd zwart” heeft niéts te maken met mijn velo-exploten en wel alles met mijn fotokodak. Ik heb een macrolens die veel licht nodig heeft, ik moet op zo’n beetje half op de ontsluiter duwen om het toestel een precies te doen geven van wat ik zal fotograferen — als ik dat niet doe, is het gewoon een zwart scherm of een zwarte viewfinder.
Maar! Die preview valt uit na ongeveer 8 seconden, en dat is verschikkelijk vervelend als ge, met uw slechte rug, gecontortioneerd een pissebed of een loopkever of een duizendpoot of een wants aan het achtervolgen zijt. Dan moet ge wéér op die knop duwen, en dat duurt een seconde of twee voor het scherm weer aangaat, en tegen dan is dat beest al lang een hele centimeter of meer verder en dus niet meer vindbaar zonder er met het echte oog naar op zoek te gaan. En nergens in de settings vind ik een setting die de viewfinder of het scherm na ongeveer 8 seconden uit doet vallen. Er zijn timeouts en power saveing en alles, maar die spreken niet over 8 seconden. En het is niet eens 8 seconden: soms is het 7 en een beetje, soms is het 8 en een beetje, en alles wat daar tussenin zit.
Ik dus zoeken op de interwebs, met stapels variaties op “canon eos r viewfinder timeout”. Niets gevonden. Véél mensen die zagen dat het scherm soms uitvalt, en ik was dat ook al tegengekomen, maar ik was er zelf op gekomen dat er een sensor zat in de viewfinder die daarvoor verantwoordelijk was, en die heb ik dan ook meteen afgezet. Veel mensen ook die de display af willen houden, om de één of andere reden (houd het ding ingeklapt, denk ik dan).
Ik was al tewege het op te geven en de vraag te stellen aan echte mensen, maar het is gelukkig niet zo ver moeten komen. Om mijn vraag zo duidelijk mogelijk te stellen, wou ik de exacte settings doorgeven die ik had staan, en mijn batterij was juist aan het opladen, dus haalde ik er de handleiding bij. Na de settings te hebben overgeschreven, dacht ik, ik ga par acquit de conscience toch eens zoeken op “viewfinder”.
En daar zag ik dit, helemaal in het begin van de handleiding — de magische woorden “approx. 8 sec.”:
Zeer lang verhaal kort: ik heb de metering timer op 10 minuten gezet, en dat zal ruim voldoende zijn.