• Tomatenstatusupdate: de tomatenplanten in mijn hof hebben allemaal in meerdere of mindere mate last van de tomatenplaag, Phytophthora.

    Tomaten droog houden was een onmogelijkheid, met al de regen die er was, en aangetaste bladeren voorzichtig afknippen lukt, maar op den duur zit de smeerlap ook op stengels en tomaten zelf, en dan is het om zeep.

    Ik heb maanden geleden één van de negen grote planten in mijn hof al mogen aborteren wegens aan de basis kapot en alle bladeren op een week dood; de acht die overblijven heb ik met dagelijkse onderhoudsbeurten zo goed en zo kwaad mogelijk in leven gehouden.

    En ja, soms had ik eens een degelijke tomaat:

    …maar dit is niet de grootte die die tomaat normaal gezien zou moeten hebben. Normaal gezien zou ze minstens twee keer zo groot moeten zijn.

    En dat was dan nog één van de grootste die ik heb gehad, de meeste waren veel en veel kleiner:

    En dat zijn de tomaten die het overleefd hebben. Want o ja, tomaten die er perfect uitzien, blijken bij nader onderzoek vaak een volledig getomatenplaagde kant te hebben:

    Of ze zijn al dan niet rijp maar ook al helemaal aan het openbarsten van te veel water:

    Of, nóg veel beter: tomaten die noch vol plaag zitten noch opengebarsten zijn, blijken godverdomme opgevreten te zijn door slakken:

    Met het weer dat we gehad hebben, is het allemaal de moeite niet echt waard. Al zijn ze wel lekker natuurlijk. Maar zo veel hartzeer: bah.

  • Mijn handen ruiken naar mannen uit de jaren 1970

    Een tijd geleden — gelijk maanden geleden — kwam ik er plots op dat de schoonste verpakking ter wereld de grote glazen fles Aqua Velva was. Die vorm! Die kleur! Dat groot blauw draaistopsel!

    Logischerwijs ging ik op zoek of dat nog altijd verkocht wordt, de Aqua Velva zoals mijn vader die had in de jaren 1970. En jawel, dat wordt nog verkocht. Het originele recept is de Aqua Velva Classic Ice Blue, en soms zijn er van die dingen die ge uiteraard koopt om ze gewoon gekocht te hebben.

    Ik deed de fles open om Sandra te laten ruiken, en ze zat zo vol (en was van zo slap plastiek gemaakt, grr) dat ik er een geut van gemorst heb.

    En nu ruiken mijn handen dus naar mannen uit de jaren 1970.

  • Ice Cream Man, vol. 1-6

    Wat een fijne reeks. Het zijn allemaal op zichzelf staande verhaaltjes, die in het begin alleen maar de figuur van de Ice Cream Man gemeenschappelijk hebben, maar die op den duur meer en meer gemeenschappelijke elementen beginnen hebben.

    Met fijne introotjes als dit, bijvoorbeeld

    Here are just a few inconvenient truths:
    You are alone, abandoned by your creator.
    Santa Claus isn’t real–and neither is true love.
    Also: a kitten, deep-fried, is more delicious than an expensive steak dinner.
    No fun, right?

    Het is niet allemaal even goed — dat kan moeilijk, als elk verhaal min of meer op zich moet staan — maar in totaal is het uitstekend.

    En hier en daar zitten er ook grappige dingen in, want er wordt voortdurend met vanalles geëxperimenteerd: zo is één verhaal een palindroom, dat op de gewone manier kan gelezen worden, maar ook van achter naar voor (en dan dus van onder naar boven en rechts naar links).

    Aangeraden!

  • Looking for Alaska

    Een uitstekend boek, ik ga er niet over strijden. Maar ik ben er geen fan van.

    Ik begrijp waarom het goed is, en waarom veel mensen het fantastisch goed vinden, maar dit was één van die boeken waarbij ik de indruk had dat ik er gelijk te oud voor was. Allemaal slimme kinderen die samen gaan studeren en allemaal intelligente en boeiende-in-hun-wereld dingen doen, en leren over onder meer wereldgodsdiensten en bladiebla.

    Het eerste deel heet “before”, begint met het hoofstuk “one hundred thirty-six days before” en eindigt met “the last day”. Het tweede deel heet “after”, begint met “the day after” en eindigt met “one hundred thirty-six days after”. Ach, ach, ach. Ik heb het niet voor dat soort gedoe, maar bon.

    Miles Halter valt er in zijn thuisstad in Florida zo’n beetje tussen, maar vindt zijn plaats op een boarding school in Alabama. Hij maakt er vrienden — wijn roommate the Colonel, en de Alaska uit de titel, een knap maar weird meisje waar Miles uiteraard meteen op verliefd wordt, maar zij maakt meteen duidelijk dat het niets zal worden.

    En dan tellen we af naar een datum, en dan gebeurt er iets, en dan tellen we op naar het einde van het verhaal.

    Ik zeg het, ik zou het vele vele jaren geleden uitstekend gevonden hebben. Ik ben er nu wat te cynisch voor, vrees ik.

  • Every Day #3: Someday

    Gho ja. Geen slecht boek. Een vervolg dat minder nutteloos is dan het vorige vervolg, maar ik had zonder gekund.

    Het is waar dat Every Day wat openeinderig eindigt, en dat er één persoon in voorkomt die hetzelfde kan als A, met hints dat er nog anderen zijn ook. Dat is intrigerend, en mensen die daar graag wat meer closure rond zouden gekregen hebben, krijgen dat in dit boek.

    Het is misschien wel spijtig dat (voor mij toch) de twee minst interessante personages in dit boek de twee hoofdpersonages zijn, A en Rhiannon. Begot de antagonist is interessanter en we zien glimpsen van andere A-achtigen, en dáár zou ik graag meer over weten.

  • Every Day #2: Another Day

    Euhhhh wel dát was raar. En zo nutteloos als ik de prequel vond, dit was wellicht nóg nuttelozer.

    Op zichzelf staand is dit geen verkeerd boek, daar niet van: het is het verhaal van Rhiannon, die heeft aanvaard dat wat ze heeft in het leven, niet meer of minder is dan wat ze verdient. Ze heeft een lief en de regels zijn duidelijk: niet te ankerachtig zijn, niet niet te veel verwachten, hem niet kwaad maken. Het is niet dat hij haar mishandelt, maar het is wat het is: zij is bijkomstig en mag blij zijn met wat ze kan krijgen.

    En dan verandert Justin op een dag helemaal, en gaan ze samen naar de zee, en spreken ze écht met elkaar, en is het alsof er een echte connectie is — maar de dag daarna is hij weer zoals hij altijd al was.

    En dan komt ze een meisje tegen dat de school komt bezoeken, en ze komen verdacht goed overeen. En dan gaat ze naar een feestje waar ze een jongen tegenkomt waar ze ook verdacht goed mee overeen komt.

    Inderdaad: dit is gewoon precies hetzelfde verhaal als Every Day, maar dan verteld vanuit het perspectief van Rhiannon in plaats van uit dat van A.

    Wat wil zeggen dat elke individuele lijn dialoog tussen A en Rhiannon (en het zijn er veel) identiek letterlijk hetzelfde is als in Every Day:

    “Hey,” I say, keeping it casual.
    “Hey,” she murmurs back.
    She’s looking at the floor, at her inked-in Converse. She’s drawn cities there, skylines around the soles. Something’s happened between her and Justin, and I don’t know what it is. It’s probably not something that Justin even recognized at the time.
    “Are you okay?” I ask.
    I see the surprise on her face, even as she tries to cover it. This is not something that Justin normally asks.
    And the strange thing is: I want to know the answer. The fact that he wouldn’t care makes me want it more.
    “Sure,” she says, not sounding sure at all.
    Shifting her gaze away from the floor, her eyes matching mine, she asks, “Are you mad at me?”
    I can’t think of any reason to be mad at her. If anything, I am mad at Justin, for making her feel so diminished. It’s there in her body language. When she is around him, she makes herself small.
    “No,” I say. “I’m not mad at you at all.”
    I tell her what she wants to hear, but she doesn’t trust it. I feed her the right words, but she suspects they’re threaded with hooks.
    “Hey,” he says.
    “Hey,” I say back.
    There’s something really intense about the way he’s looking at me. I’m sure he’s finding something wrong. There’s always something wrong for him to find.
    But he doesn’t say anything. Which is weird. Then, even weirder, he asks me, “Are you okay?”
    I must look really pathetic if he’s asking me that.
    “Sure,” I tell him. Because I don’t know what the answer is supposed to be. I am not okay—that’s actually the answer. But it’s not the right answer to say to him. I know that much.
    If this is some kind of trap, I don’t appreciate it. If this is payback for what I said last night, I want it over with.
    “Are you mad at me?” I ask, not sure I want to know the answer.
    And he goes, “No. I’m not mad at you at all.”
    Liar.

    Tja. Dit is de allereerste keer dat ze met elkaar spreken, en dus is er nog veel tussentekst en interpretatie, maar verder in het verhaal zijn het echt gewoon heelder lappen dialoog, en kon ik bij het lezen soms hele pagina’s overslaan.

    En ‘t is dus niet dat het daardoor een slécht boek wordt, want het blijft een interessant verhaal. Maar wel een beetje vreemd.

  • Every Day #0.5: Six Earlier Days

    Euh wel ja, het is wat de titel zegt dat het is: een prequel die zes dagen vóór het verhaal van Every Day omschrijven.

    Er wordt niets echt uitgelegd of verklaard, we komen niet meer te weten over het waarom of hoe, het zijn gewoon zes dagen die omschreven worden.

    Daar is niets inherent verkeerd aan, maar enorm boeiend is het nu ook niet, en het voegt niets toe aan het personage of het verhaal.

    “Mostly harmless”, dus, qua rating.

  • Every Day #1: Every Day

    Het hoofdpersonage in dit boek noemt zichzelf A. A wordt elke dag wakker in een nieuw lichaam, ongeveer even oud als het vorige lichaam, en ergens in de buurt ervan.

    Op een bepaalde dag wordt A wakker in het lichaam van Justin, een gemiddelde middelbare-school-etter. En A wordt, tegen al zijn/haar principes in, verliefd op Rhiannon, het lief van Justin.

    A wil Rhiannon opnieuw zien en doet dat dan ook, een paar keer, in verschillende lichamen. En dan besluit hij/zij haar te vertellen wat er eigenlijk aan de hand is.

    Volgt het verhaal van een onconventionele relatie tussen twee mensen die nooit écht samen zullen kunnen zijn.

    En ja, het lag er zeer vingerdik op dat het een boek Voor Onze Tijden was, met een hoofdpersonage dat letterlijk geen vast gender heeft, en er is redelijk wat klagerij op de interwebs dat er te veel omoots en lesbots en dink in voorkomen, maar bon. We gaan daar niet over zagen.

    Ik vond het een fijn verhaal, met een mooi einde. Dit is een reeks, maar ik heb geen flauw idee hoe er een degelijk vervolg zou kunnen op komen. Er is wel iéts van aanknopingspunt — A is blijkbaar niet de enige die niet haar/zijn eigen lichaam heeft — maar dit verhaal staat proper op zich en heeft geen vervolg nodig.

  • Brussel, terug

    Wel, dat was dat dan dus.

    Vier en een half uur gespendeerd op verschillende types vervoer, om eigenlijk drie dingen te gaan doen in Brussel: mijn computer aan een docking station hangen, een badge gaan ophalen, en één gesprek voeren.

    Pakweg anderhalf uur, en daar zit een flesje water drinken / koffiepauze tussen ook.

    En dan, thuisgekomen, twee meetings gedaan van telkens iets meer dan een uur, gewoon weer proper virtueel.

    Pas op, ‘t was fijn om twee mensen nog eens te zien in het echt die ik al sinds februari vorig jaar niet meer in het echt had gezien. En het lek alsof ik nog maar gisteren ter plaatse was geweest, zo weinig dat er veranderd was en zo vertrouwd dat het allemaal was.

    Maar van een team van misschien een man of twintig was er welgeteld één persoon lijfelijk aanwezig. En zo zou het eigenlijk altijd mogen zijn: die heen en terug is echt nérgens voor nodig.

  • Brussel

    Ik ga morgen voor de eerste keer sinds februari vorig jaar fysiek naar mijn werk.

    Er zijn geen woorden genoeg om uit te drukken hoe hard ik daar niét naar uitkijk. In plaats van rustig op te staan en naar mijn computer te stappen en te beginnen werken, zal ik ongeveer vier uur spenderen in verschillende vormen van vervoer.

    Bah.

    En vergaderingen gaan dus ook niet efficiënter worden–meestal wordt er ergens getekend en schermen gedeeld, nu gaan we eerst een vergaderzaal moeten vinden die niet bezet is, en de nodige tussenstukken om laptops te doen projecteren, en als iemand anders iets wil tonen, wordt het weer andere tussenstukken zoeken en doorgeven… aargh.

    Ik. Haat. In. Persoon. Gaan. Werken.

  • Verfrissend: testimonium Flavianum is in de grond (minus de interpolaties) echt, er zijn geen vroege onafhankelijke Joodse bronnen te vinden, de agrapha en zelfs de best “verdedigde” apocriefe evangelies zijn in het allerbeste van de gevallen dingen die ons niets bijbrengen.

    Die apocriefen: de kindheidsevangelies (onder meer Thomas en Jakobus) zijn niet meer dan de moeite van het terloops vermelden waard, maar hij gaat met meer grondigheid door onder meer het Geheime Marcusevangelie, Crossan’s geliefde Kruisevangelie dat in het Evangelie volgens Petrus zou zitten en de stukken Egerton-papyrus. De conclusie is telkens dezelfde: een redelijke mens kan niet anders dan besluiten dat die apocriefen allemaal minstens een paar en wellicht alle synoptische evangelies kenden.

    One could go on with further surveys of other apocryphal gospels like the Gospel of the Egyptians or the Acts of Pilate. No doubt someone somewhere will claim that these are prior to the canonical Gospels as well. But I think we have probed enough representatives of the overheated imaginations of various 2d-century Christians to show that critics like Crossan, Koester, and James M. Robinson are simply on the wrong track. These apocryphal gospels are very important, but they belong in a study of the patristic Church from the 2d to the 4th century. Unfortunately, the public and the press, not to mention publishers and universities, are much more interested in sensational studies about the NT than in “dull” studies of the patristic Church. In recent years we have been witnessing the “selling” of the apocrypha to these audiences under the guise of NT research and the quest for the historical Jesus. This is a misuse of useful material. There is nothing here that can serve as a source in our quest for the historical Jesus. To use these texts on what is from the start a precarious venture would render the venture completely incredible.

    Zo is het, soms. En ook voor Thomas is er het scheermes van Ockham:

    We arrive, then, at an intriguing picture: the sayings in the Gospel of Thomas that resemble sayings found in the canonical Gospels are not simply parallels to the Q material. Besides many Q sayings, there is a good deal of special M material, a fair representation of special L material, indications of Matthean and Lucan redactional traits, some pericopes from the triple tradition (though not necessarily in the specific Marcan form), some possible redactional traits from Mark, and a few parallels to statements in John’s Gospel. This broad “spread” of Jesus’ sayings over so many different streams of canonical Gospel tradition (and redaction!) forces us to face a fundamental question: Is it likely that the very early source of Jesus’ sayings that the Gospel of Thomas supposedly drew upon contained within itself material belonging to such diverse branches of 1st-century Christian tradition as Q, special M, special L, Matthean and Lucan redaction, the triple tradition, and possibly the Johannine tradition? What were the source, locus, and composition of this incredibly broad yet very early tradition? Who were its bearers? Is it really conceivable that there was some early Christian source that embraced within itself all these different strands of what became the canonical Gospels? Or is it more likely that the Gospel of Thomas has conflated material from the Gospels of Matthew and Luke, with possible use of Mark and John as well? Of the two hypotheses I find the second much more probable, especially given all we have seen of such conflating tendencies in other 2d-century Christian documents. Indeed, it may even be that the Gospel of Thomas is directly dependent not on the four canonical Gospels, but on some conflation of them that had already been composed in Greek.

    Tja. Zeer romantisch is het niet, maar hey. 🙂

    Volgt een poging om criteria te definiëren om het onderscheid te maken tussen wat van Jezus zelf komt (pakweg de jaren 28-30), wat mondelinge overlevering is van de vroege kerk (pakweg 30-70), en wat redactioneel werk van de evangelisten is (pakweg 70-100) — wel wetend dat we nooit zekerheid kunnen hebben, maar enkel gradaties van waarschijnlijkheid.

    Geen grote verrassing voor het eerste criterium: dingen die Jezus in verlegenheid brengen (zoals zijn doopsel door Johannes, verraad door Judas, verloochening door Petrus, kruisiging) duiden op hogere authenticiteit. Het tweede criterium is wat meer controversieel: dissonantie. Idiosyncratische dingen zouden meer authentiek zijn — maar we weten bijvoorbeeld alleen wat “uniek” of “anders” is als we voldoende weten over wat er allemaal gangbaar was, en dat is niet het geval. Wie weet was “voorwaar voorwaar ik zeg u” wel iets dat iedereen toen zei, pakweg. Ten derde: dingen die in verschillende onafhankelijke bronnen te vinden zijn, zijn logischerwijs waarschijnlijker echt. Ten vierde: coherentie — een beetje een cirkelredenering natuurlijk, maar dingen die consistent lijken met andere dingen die al als waarschijnlijk echt gevonden zijn, zijn waarschijnlijker echt. Een vijfde criterium zit op een volledig ander niveau: ervan uitgaand dat Jezus is veroordeeld en geëxecuteerd, moet er ergens een reden geweest zijn voor die veroordeling en executie.

    En dan begint Meier aan een punt voor punt evaluatie van de al dan niet weetbare zaken. Te beginnen met de naam van Jezus, geboortedatum en -plaats, al dan niet afstamming van David, de maagdelijke bevalling en het al dan niet onwettig geboren zijn, waar telkens niet enorm veel over te zeggen is maar toch iets, al was het maar omdat er over geschreven is.

    Wat niet meteen het geval is voor zijn jeugd en de periode tot het begin van zijn openbaar optreden. En dus zijn er alleen maar veronderstellingen en aannames mogelijk: uiteraard sprak hij een bepaalde taal (bijna zeker géén Latijn, zeer misschien een klein beetje Grieks, waarschijnlijk wel [Bijbels] Hebreeuws, zéker Aramees), leerde hij dingen (meer dan waarschijnlijk lezen en schrijven en Bijbelstudies), deed hij iets met zijn leven (misschien wel houtbewerking en dingen maken in hout) en had hij een zekere socioeconomische status (wellicht zo’n beetje lower middle class-achtig).

    Specifiek over onmiddellijke familie: het is niet onwaarschijnlijk dat zijn vader gestorven was tegen dat hij dertig was, en het is niet intrinsiek onmogelijk dat zijn moeder nog in leven zou geweest zijn, met misschien een kind of zes. Die broers en zussen, daar doen theologen uiteraard raar over, maar er zou niets uitzonderlijk zijn aan zo’n gezinssamenstelling, en uiteraard is er géén eeuwige maagdelijkheid van Maria.

    Er is een redenering die zegt dat een ongetrouwde Jezus de uitzondering op de regel zou geweest zijn, en dus dat het feit dat er niets gezegd wordt over zijn al dan niet getrouwd zijn, een aanduiding zou zijn dat hij net zoals iedereen van zijn leeftijd, wél getrouwd was. Meier volgt dat niet: hij betwijfelt om te beginnen dat er een regel zou geweest zijn en verwijst naar de Essenen en de Therapeutae, die wel degelijk celibatair waren, alsook bijvoorbeeld Jeremiah en uiteraard Johannes de Doper en later Paulus, Epictetus, Apallonius. En ook dat de leerlingen van Jezus expliciet hun gezin achterlieten, en dat het dus niet ondenkbaar zou zijn dat Jezus daarvóór al zou besloten hebben niet te trouwen — hij besluit dat het alles bij elkaar meest waarschijnlijk is dat Jezus celibatair was.

    Volgt, om te besluiten, een zijsprong naar chronologie: Jezus is geboren wellicht in 7 of 6 voor Christus (ahem ja). Na wat spitstechnologische discussie wordt het begin van zijn publiek optreden gepreciseerd als wellicht 28: Johannes de Doper begon rond het einde van 27 te prediken in het de Jordaanvallei, Jezus was even zijn volgeling, werd door hem gedoopt en trok er dan zelf op uit. Gedurende iets meer dan twee jaar trok hij rond, voor grote feesten ging hij naar Jeruzalem. In de nacht van 6 op 7 april 30 werd hij gearresteerd, ondervraagd door Joodse authoriteiten, en op 7 april naar Pilatus doorgeschoven die hem dezelfde dag liet kruisigen. Hij stierf op vrijdag 7 april 30, wellicht 36 jaar oud.

    En dus al de interessante dingen die hij deed en zei, gebeurden in twee jaar en een maand of zo. De volgorde waarin wat gebeurde, is niet of nauwelijks te reconstrueren, en dus worden de volgende boeken thematisch ingedeeld en niet chronologisch:

    1. Mentor, Message, and Miracles
    2. Companions and Competitors
    3. Law and Love
    4. Probing the Authenticity of the Parables

    Ik houd van dit soort boeken. Interessant, wetenschappelijk verantwoord en onderhoudend geschreven.

  • Saus!

    De nieuwe oogst is binnen:

    Geen onmenselijk oneetbare dingen deze keer, maar wel zaken die redelijk algemeen als uitstekend bevonden worden, waaronder een aantal die op Hot Ones kwamen:

    • De meest milde is Hot Ones Classic, die met zijn 1800 SHU zelfs onder Tabasco blijft en al sinds jaar en dag saus nummer 1 is.
    • Heartbeat Pineapple Habanero was nummer 3 in sezioen 10 (12.200 SHU)
    • Shaquanda’s West Indian Curry Hot Pepper Sauce was nummer 3 in seizoen 13 (14.000 SHU)
    • Hellfire Devil’s Blend Roaster Reaper was saus nummer 4 in seizoen 14 (42.000 SHU)

    En dan heb ik er eentje gekocht alleen al voor de fles: Hush Hush. Komt uit Nederland en ze zeggen dat het uitstekend is. Ik laat het u weten, maar de fles alvast machtig schoon.

  • The Book of Accidents

    Mwoa.

    Mwoa.

    Er is een familie met een vader en een moeder en een zoon die in de stad woont, en ze gaan naar een mysterieus huis op den buiten, waar mysterieuze dingen gebeuren.

    Ik vermoed dat het geen goed teken is zeker als een boek overkomt als een slechte pastiche van een Stephen King-boek van decennia geleden?

    Ik weet niet goed wat het was, maar ik vond dit bovenal een saai boek. Er is iets met de vader wiens vader hem mishandelde, en de moeder die kunstenares is, en dat ze alletwee dingen hebben meegemaakt als kinderen. En dan de zoon die helemaal empathisch is en alles, en een stereotiepe behulpzame buur en een seriemoordenaar die de elektrische stoel krijgt maar dat het duidelijk is dat het niet het einde van zijn verhaal is.

    Het is cliché op cliché op cliché. En minstens een paar honderd pagina’s te lang.

    Als ik veel veel jonger was zou ik het misschien een griezelig gevonden hebben, maar nu dus niet. Ik had bovendien het gevoel dat ik oncomfortabel te veel heb de laatste tijd: soms lijkt het allemaal geschreven te zijn om verfilmd te worden. En sorry, maar jump scares op papier, dat werkt gelijk niet zo heel goed.

    Neen dus: niet aangeraden.

  • The Boys: Dear Becky

    Acht jaar na het einde van The Boys in 2012, dat tegen dan eigenlijk al een beetje anachronistisch was aangezien het de periode 2006-2008 omschrijft, schrijft Garth Ennis een vervolg.

    Hugh en Annie leven al jaren samen, en plots krijgt Hugh een dagboek van de vrouw van Billy Butcher toegestuurd.

    Cue een hele reeks flashbacks en het verhaal van Butcher en zijn vrouw Becky.

    Andere mensen vinden het saai en zien er zelfs een cynische moneygrab na de Amazon Prime-serie in. Ik niet echt. Dit is geen in your face bijtend satirisch boek zoals de oorspronkelijke serie op zijn beste momenten was, maar een mijmering over wat er gebeurt nadat het verhaal gedaan is, en wat er gebeurd is vóór het verhaal begon, dat gemaakt heeft dat het verhaal eindigde zoals het eindigde.

    Het is misschien ook omdat ik het meteen na de volledige oorspronkelijke reeks gelezen heb, dat ik het goed vind: hoe goed The Boys vaak was, het werd op den duur soms wat meer van hetzelfde. En dit was niet meer van hetzelfde. Ik vind dat het een mooie coda aan het verhaal geeft, en het is fijn om het ene personage te ontmoeten dat uiteindelijk de drijver van zowel het begin als het einde van The Boys was.

  • The Boys, vol. 1-12

    Twaalf trade paperbacks, met in totaal 72 issues van The Boys, en dan nog de miniseries Herogasm, Highland Laddie, en Butcher, Baker, Candlestick Maker van elk zes issues. Ik herinner mij wat het was om ze één voor één te lezen, toen ze uitkwamen, en hoe ik het opspaarde tot er een aantal waren die ik na elkaar kon lezen.

    Dit was een andere beleving, het hele verhaal van begin tot einde lezen op één dag. In totaal zijn het een stuk of twintig verhalen plus die miniseries.

    The Boys zijn een klandestiene groep die met CIA-steun superhelden in toom houden. In de wereld van The Boys zijn superhelden al sinds de Tweede Wereldoorlog een ding. Er zijn stapels en stapels mensen met superkrachten, maar aan de top van de piramide staan The Seven: Homelander, een soort Superman en hét gezicht van The Seven en één van de allersterkte van alle superhelden, de schimmige Black Noir die misschien de enige is die nog beter is dan Homelander, Queen Maeve, een soort Wonder Woman, A-Train, een soort Flash, The Deep, een soort Aquaman maar dan in een duikpak, Jack from Jupiter, een soort Martian Manhunter, en niewkomer Starlight.

    The Boys, dat zijn Billy Butcher, een Punisher-achtig persoon (zijn vrouw is vermoord door een superheld en hij haat alles wat superheld is), Mother’s Milk, de enige van de Boys die geboren met superkrachten (hij moet wel regelmatig zogen bij zijn moeder want anders gaat hij dood), The Frenchman en the Female, die zowat de killers van de groep zijn, en kersvers lid Wee Hughie, een schot gebaseerd op Simon Pegg.

    Blijkt al zeer snel dat de superhelden en dan zeker de Seven enorm veel (letterlijke) lijken in hun (metaforische) kasten hebben zitten, en dat er een ongemakkelijk evenwicht is tussen superhelden (met achter de schermen megabedrijf Vought-America) enerzijds en de The Boys (gesteund door de CIA) anderzijds. Mutually assured destruction: Homelander alleen zou alle Boys kunnen doodmaken, maar als er té erge dingen zouden gebeuren, dan wordt alle rotzooi van achter de schermen publiek gemaakt en mogen de superhelden (en Vought) het schudden.

    In die context gaat het over en weer, twaalf boeken aan een stuk: van provocatie naar reactie, met voortdurende escalatie, en ook voortdurend het gevoeld dat het niét goed gaat aflopen.

    Farth Ennis heeft het niet zo voor superhelden, en dat is serieus te zien aan de reeks: alles, maar dan ook alles wordt onderuit gehaald. Eén voorbeeld (kleine spoiler, van helemaal in het begin): blijkt dat Starlight, de nieuwkomer bij The Seven, eigenlijk alleen maar binnengehaald is omdat ze de meest on-Seven-achtige persoon was die ze konden vinden, en dat ze (Homelander, Black Noir, A-Train), er hun plezier in zouden kunnen hebben om te zien hoe ver ze bereid is te gaan. Op haar allereerste dag komt ze in deze situatie terecht:

    Ahem ja. 🙂

    Het is ultra-gewelddadig, er is veel sex en bloed en gruwelijke situaties, maar het is ook uitstekend goed.

    De reeks is moeilijk los te koppelen van de tijdsgeest: het was de jaren 1990 en waar het er even op leek dat het comicsgenre serieus aan het volwassen worden was (na V for Vendetta en Watchmen en Dark Knight Retruns in de jaren 1980, de Vertigo-reeksen genre Sandman, Y: The Last Man, Preacher, Transmetropolitan etc.) — maar toen kwam 9/11 en werd het voor een heel groot stuk allemaal weer jingoïsme en Hoera Amerika.

    Daarin kwam dan The Boys, eerst eventjes door DC gepublished, maar na zes nummers gecanceled en pas echt van start gegaan bij Dynamite, met niet alleen kritiek op die traditionele superhelden, maar ook en vooral bijzonder uitdrukkelijk op het militair-industrieel complex en hoe dat eigenlijk zo ongeveer alles bepaalt.

    Maar hey, behalve dat: relaties en evoluerende personages! Er is de vader-zoon-achtige relatie tussen Wee Hughie en Butcher, de relatie tussen Starlight en Hugh, die in het begin niet van elkaar weten wat ze in het “echte” leven zijn, de evolutie van de relatie tussen Frenchman en Female, en de parallelle manier waarop Butcher en Homelanders verhaal elk tot zijn eigen conclusie komt. De stapels in-jokes en schoppen tegen de schenen van andere comics — het Professor X-achtige personage dat eigenlijk een verborgen pedofiel is! De epische scope! Het fijne einde!

    Ik vond het goed. Niet aardschokkend enorm goed zoals pakweg Watchmen, daarvoor duurt het te lang en lijken de story arcs allemaal een beetje teveel op mekaar: met pakweg 36 issues in plaats van 72 + 18 zou het verhaal nog beter verteld kunnen geweest zijn. Maar wel goed, dus. Ik zie trouwens dat er een Omnibus-editie is ook in zes volumes, en daar is het hoofdverhaal verteld in de eerste drie. Dat volstaat.

    (Oh en ook: er is uiteraard ook de serie op Amazon. Een beetje anders maar ook de moeite.)