Een halve dag werk, vandaag: jobinterview/test afnemen/helpen/begeleiden.
Al de rest is naar Marseille naar de architectuur gaan kijken. Ik ben na mijn werk overgestapt op verder niets doen.
En een waterslang gezien vandaag in de vijver.
Tales of Drudgery & Boredom.
Een halve dag werk, vandaag: jobinterview/test afnemen/helpen/begeleiden.
Al de rest is naar Marseille naar de architectuur gaan kijken. Ik ben na mijn werk overgestapt op verder niets doen.
En een waterslang gezien vandaag in de vijver.
⁂
Even maar Beaurepaire, dorp in de buurt, gegaan om op een terras ijs te eten en dan naar de winkel te gaan.
Voor de rest niéts gedaan. Aan de rand van de vijver naar de jagende insekten en de kikkers gekeken.
⁂
Boodschappen gedaan in een lokaal grootwarenhuis: genoeg drank in huis voor de volgende dagen.
Voor de rest spendeer ik mijn dagen met een audioboek op een bank aan de rand van de vijver:
We zijn in de auto gestapt en we hebben een tour van een paar dorpen in de buurt gedaan, en ook een fijne middeleeuwse stad gezien met de relieken van de Heilige Antonius, en dan begon het te regenen en zag het er zo uit:
⁂
Vandaag bijna niets gedaan. Fijn zo.
We zijn wel gaan kijken naar het ideaal paleis van facteur Cheval:
Wel wijs.
⁂
We zijn toegekomen en we zitten hier goed.
Ontbijt ’s morgens, boek lezen tot ’s middags, eten, boek lezen tot ’s avonds, eten, samen wat dingen doen (Hamilton gekeken!), slapen
En herhalen. Voor de rest komt daar nog zwembad en zon bij, trouwens. 🙂
⁂
Dus we stonden de laatste instructies te bespreken met de huiszittende buren, toen er een pakweg 20-jarige hippie uit 1969 kwam aangefietst, enof hij eventueel bij ons konden slapen.
Wij moesten om 7u ’s morgens weg dus het was wat lastig, maar uiteindelijk hebben we toch maar gezegd dat hij mocht blijven.
Een vreemde! In coronatijden!
(We zijn er uit de buurt van gebleven en zo, natuurlijk.)
De mens was blijkbaar al een paar jaar Europa aan het rondfietsen. Weird.
⁂
Ik was mijn kredietkaart kwijt en ik was mijn rugzak-van-het-werk kwijt.
Mijn kinders krijgen regelmatig mijn plastiek om boodschappen mee te doen, en we waren zo ver dat ik drié kaarten kwijt was: mijn bankkaart, mijn kredietkaart en mijn maaltijdchecque-kaart.
Die laatste zit zéker in de zak van één van Zelie haar kledingsstukken, maar ze weet niet meer wat ze aan hand toen ze naar de winkel ging dus ’t is reddeloos verloren.
De bankkaart is verdwenen. Niemand weet waar ze is. De kinderen zweren dat ze ze teruggegeven hebben, ik weet zeker van niet.
De kredietkaart, ik ga het ootmoedig toegeven, die had ik mislegd. Ik wist redelijk zeker dat ze op mijn bureau lag, maar ik heb alles opgeheft en ze niet gevonden — tot een dag later, dat ik een onderleggen naar beneden bracht en dag dat mijn kaart aan de onderkant van de onderlegger plakte.
En mijn rugzak-van-het-werk: heel het huis doorzocht, en uiteindelijk bleek het ding gewoon in de keuken te staan, achte de strijkplank. Waar die rugzak dus al sinds maart staat, blijkbaar, want dat is al hoe lang ik niet meer naar Brussel getogen ben.
Serieus: hoe lang dingen hier op één bepaalde plaats kunnen blijven staan in huis, een mens verstaat zich daar niet aan. Ik kijk er zeer, zéér hard naar uit dat de verbouwingen gedaan zullen zijn, en dat we een gaan proberen alles een definitieve plaats te geven.
⁂
Zondag vertrekken we. De huiszitters zijn gebriefd, de playlist voor de auto is gecompileerd, alleen de valiezen moeten nog gemaakt worden.
Een paar onderbroeken, een paar hemden, mijn peignoir en mijn sletsen, Medisch Materiaal En Geneesmiddelen, een computer en een telefoon en een Kindle en alle nodig kabels — en dat zou het moeten zijn. Met wat geluk past het in een grote plastiekzak.
Ik weet nu al dat ik alles in de loop van zaterdavond bij elkaar zal graaien. 🙂
⁂
Ik was altijd al een duts, maar ’t is nu nog erger aan het worden.
Een paar jaar geleden ben ik aan mijn linkerarm geopereerd geweest: juist onder mijn pols hebben ze mijn slagader met mijn ader verbonden.
Dat heeft als gevolg dat ik mijn hartslag kan horen als ik in een stille kamer zit, en dat mijn hortslag voelbaar is door een hemd, een vest en een dikke jas daarboven: ik heb een soort pulserend hart-achtig orgaan aan mijn linkerpols zitten, en ik kan het geen moment van de dag vergeten.
Ik kan met mijn linkerhand geen macht meer zetten op dingen, en ’t is maar als ge dat voorhebt dat ge beseft hoeveel ge eigenlijk doet met uw linkerhand. Een schroef invijzen bijvoorbeeld: onmogelijk als het een beetje meer dan geen weerstand geeft.
En daar is nu een symptoom bijgekomen sinds een paar maand: ’t is gelijk dat ik een permanente blauwe plek heb op mijn ringvinger en middenvinger, en ik kan er bij moment helemaal niets meer mee doen. Soms doet zelfs typen op een keyboard doet pijn (gelijk vandaag).
Ik denk dat ik maar eens advies aan een dokter vraag, als we terugkomen van vakantie. Die mij wellicht zal zeggen dat het ouderdom is en dat ik er maar mee moet leven. En elke keer ik niet op een woord of een naam kan komen, vraag ik mij ook al af of het het begin van het einde is.
Ah well.
⁂
Kijk nu!
De kasten in de kamer hangen allemaal aan mekaar vast! De ruimte aan de linkerkant wordt opgevuld met een strip zwart materiaal, nog geen idee hoe of wat precies, maar de bedoeling is dus: één kastenwand. Met boven deze kasten nog een reeks kastjes die we door een schrijnwerker zullen laten maken, met verzaagde deuren gelijk we nu hebben.
En ’t is verdomme niet alles!
We hebben een plafond in de badkamer!
Vandaag ook nog gedaan: gordijnreling geïnstalleerd in de slaapkamer. Misschien kunnen we daar één dezer zelfs gordijnen aan hangen, dat we niet meer om 5u ’s morgens wakker worden van het zonlicht!
Morgen wordt er verder gewerkt, en het zou zo maar even kunnen dat we dan een vloer zullen hebben in de badkamer en de gang. En misschien ook een muur. En wie weet zelfs al verlichting ook!
⁂
Ik ben bezig aan het tweede seizoen van Borgen, en ik begin in het pseudo-Deens te denken.
En de zottigheid is dat, als ik het nakijk op Google Translate, ik redelijk in de buurt kom met wat ik denk.
(Trouwens: zó een dieventaal gast. Als ze alle letters zouden kunnen inslikken, ze zouden het doen.)
⁂
In de lange rij afgrijselijkheden en misdadig gemiste kansen die op het conto van de de kiekens aan het hoofd van Game of Thrones te schrijven zijn, staat de manier waarop ze Euron Greyjoy verkloot hebben, ergens helemaal bovenaan.
Euron Greyjoy is een slechte, sléchte mens. Hij heeft er twee van zijn jongere broers regelmatig verkracht toen ze klein waren, en uiteindelijk heeft hij drie van zijn broers vermoord (tot nog toe, de vierde gaat er binnenkort ongetwijfeld aan). In een wereld waar kinslaying. Hij is er vast van overtuigd dat de regels niet voor hem gelden — welke regels dan ook. Hij beschouwt zichzelf als een God, en gedraagt zich ook als dusdanig.
The Forsaken is een hoofdstuk van een paar bladzijden lang uit het nog niet verschenen The Winds of Winter, en het is wellicht het beste hoofdstuk van alle hoofstukken van A Song of Ice and Fire.
Apocalyptisch.
Magistraal.
Euron is de antichrist in de wereld van George R.R. Martin. Absoluut angstaanjagend. Onberekenbaar. Gevaarlijk.
…en dan hebben ze een ongelooflijk goeie acteur, Pilou Asbæk, en dan maken ze van Euron Greyjoy een soort kruising tussen hofnar en Piet Piraat.
Zijn doel in de boeken is niet duidelijk, maar baas zijn over de hele wereld, die naar zijn beeld herschapen zal zijn, komt in de buurt. Zijn enige doel op televisie is in de onderbroek van Cersei geraken.
Het is om te bleiten zo erg.
Lees zéker The Forsaken trouwens. Zeker. Aeron, uit wiens standpunt het verteld wordt, is de ‘forsaken’ uit de titel, in de steek gelaten door de Verdronken God. Hij is de laatste overlevende broer van Euron, en hij is gevangen genomen na de Kingsmoot, waar de Iron Islanders Euron als koning gekozen hebben. En nu is hij gevangen aan boord van Euron’s vlaggenschip The Silence, samen met nog een hele reeks priesters van andere godsdiensten. The Silence, waar elk bemanningslid de tong uitgerukt is.
⁂
Ik was er vanmorgen 100% van overtuigd dat het zaterdag was, maar het was al zondag.
Dat is geen goed teken, vermoed ik.
Ook geen goed teken: ik vind mijn schoenen niet meer. Ik weet zeker dat ik twee paar schoenen heb die bruikbaar zijn — wat zeg ik, bruikbaar? die nog nooit gedragen zijn! — maar ik weet van ver noch van dicht waar ze zouden kunnen zijn. Ze hebben maanden en maanden en maanden onderaan de trap gestaan in de keuken, tot Sandra zei dat ik ze écht moest opruimen, en nu weet ik niet meer waar ze zijn.
Nog een week om ze te vinden, anders ga ik op mijn sletsen op vakantie.
⁂
Zo zag het er uit op 11 juli 2019:
…en zo ziet het er uit vandaag:
De grondbedekking in het midden is rapper dan verwacht in orde gekomen, linksboven is nog a work in progress, rechtsboven ziet er nu wat schraal uit wegens dat ik net de donkere ooievaarsbek tot onderaan gesnoeid heb.
De ooievaarsbek was uitgebloeid, en de bladeren begonnen enerzijds bruin te worden en anderzijds wit van de meeldauw, dus ik heb het zekere voor het onzekere genomen en meteen alles weggeknipt.
Benieuwd of het kleine kattenkruid (Nepeta faassenii ‘Snowflake’) het gat zal opvullen — het grote kattenkruid (Nepeta faassenii ‘Six Hills Giant’) en de klokjesbloem (Campanula latifolia ‘Alba’) doen in alle geval nu al hun best.
…maar daar linksboven dus, daar gaan we toch eens moeten hard over nadenken. Met een beetje geluk zal het gras (prachtriet, Miscanthus sinensis ‘Ferner oster’) volgend jaar voldoende uitgedikt zijn om wat meer volume te geven, en met nog wat meer geluk is de witte regen (Wisteria floribunda ‘Alba’) binnen nog een paar jaar er helemaal bovenuit en hopelijk wat naar rechts onder de vensters gegroeid.
Nu staan er tomaten en pepers, en ik weet niet echt of dat een groot succes is. Er staan twee soorten kleine vlambloemen (Phlox subulata ‘Purple Beauty’ en Phlox subulata ‘Amazing grace’) die heel mooi waren zo lang ze bloeiden, en die hopelijk zouden moeten uitbreiden en een tapijt zouden kunnen vormen, maar ik heb er niet echt een goed oog in. En er ook twee vlambloemen (Phlox paniculata ‘Logan black’) die wel mooi zijn, maar niet echt passen en die bovendien ook zwaar last hebben van meeldauw. Eén van de twee prachtklokjes (Campanula persicifolia ‘Alba’) is schielijk komen te overlijden. En de edelweiss (Leontopodium alpinum) zou met wat geluk volgend jaar weer moeten bloeien.
Yup, inderdaad: een zootje zonder rijm of reden. Rationalisatie dringt zich op. Op het einde van het seizoen neem ik beslissingen.
(En het geheel wordt nog gecompliceerd door de miserie dat Nephthys het daar als kattenbak beschouwt, en dat ze te oud is geworden om nog anders te leren, dus dat elke bodembedekker gedoemd is om weggekrabd te worden.)
Verder ziet de salie er nog altijd ongezond uit en veel te geel. Het zal er veel mee te maken hebben vrees ik, dat de salie ondersteboven vol zit met Eupteryx-dwergcicaden, en dat ik niet goed weet hoe ik daar iets aan kan doen. De bladluizen, by and large, worden onder de duim gehouden door een combinatie van zweefvlieglarven en spannen en lieveheersbeesten en oorbeesten, maar die dwergcicaden blijven in een zwerm op mijn salie zitten.
Ik doe ook mijn best om de salie wat compact te houden door ze om de zoveel tijd wat bij te snoeien, en dan ziet het er tijdelijk nog bruiner en geler uit, maar alla.
Rechtsonder staan er vier Japanse zegges (Carex morrowii ‘goldband’) waarvan er twee het goed doe en twee niet. En drie clematissen (Clematis armandii ‘Apple blossom’) die in de week of twee na planten enorm opgeschoten zijn, maar nu al een maand of meer gelijk niets meer doen, weird.
’t Is uitkijken naar volgend jaar, en het jaar daarna en het jaar daarna. Als ’t God belieft.
⁂
’t Is vakantie!
Drie weken thuis!
Eindelijk!
Enfin ja, ’t is te zeggen: drie weken thuis na 121 dagen thuis gezeten te hebben waar ik welgeteld drie keer voorbij de voordeur gegaan ben, drie keer om naar het hospitaal te gaan voor verplichte bezoeken.
En dus binnen een week een week naar het buitenland. Hoe dichter het komt, hoe moeilijker ik het er mee heb.
⁂