• Meetings meetings

    Ik keek er een beetje tegen op, te moeten beginnen met een meeting om 8u30 vandaag.

    Uiteindelijk viel het helemaal mee: eens ik wakker ben, blijf ik wakker, en eens ik begin met meetings, blijf ik er met mijn hoofd bij tot het gedaan is. Ik doe graag meetings.

    Het was van 8u30 tot 9u30 over een methodologie om de complexiteit van een hele reeks toepassingen te meten, en dan om 9u30 een tweewekelijkse demo en statusvergadering van een toepassing, en dan om 10u30 een briefing om een ux/ui-traject te beginnen van een andere toepassing, en dan een dagelijkse standup, en dan om 12u een budgetmeeting om te zien of de facturatie wel goed zit voor een groot project, en dan om 13u een development discussion & alignment meeting voor nog een ander project.

    En da’s dus onafgebroken. 🙂

    Straks nog één meeting om af te stemmen en te zien wat en hoe wie waar wat doet, en dan verder doen met wat onderzoek. En dan zit de werkdag erop.

    Ik heb niets geproduceerd behalve 16 bladzijden meetingverslagen, en natuurlijk discussie en inzicht en raad en zo. Maar ’t zijn soms van die rare dagen.

  • De kat zat op mijn schoot

    Ik ben maar beginnen noteren op 20 januari, dus de eerste 20 dagen zijn leeg, maar kijk, dit is wanneer de kat op mijn schoot zat in 2021:

    Ze heeft in totaal 43172 minuten op mijn schoot gelegen, of 719 uur, of bijna 30 dagen (29 dagen, 23 uur en 32 minuten om precies te zijn).

    Het heeft er ongetwijfeld iets mee te maken dat ze echt niet zo gezond was vorig jaar — tot midden november, wanneer we er mee naar de veearts geweest zijn en die haar een spuit heeft gegeven. Ze is op anderhalve maand tijd denk ik ongeveer verdubbeld in gewicht (en geen vet maar spieren), en ze is nu veel actiever dan ze was in de helft van het jaar, waar ze soms uren op mij bleef liggen.

    Dit is het gemiddeld aantal uur per dag dat ze op mij lag, bekeken per maand, en op juni na (geen idee wat daar juist gebeurd is, misschien was het gewoon te warm of zo), gaat dat min or meer in stijgende lijn tot in oktober, waar ze begot gemiddeld drie uur per dag op mijn schoot lag:

    Als ik elke dag de lengtes van haar individuele bezoeken aan mijn schoot (in minuten) op een grafiek zet, ziet dat er zo uit:

    Is er een verband tussen wanneer ze op mij komt liggen en hoe lang? Het ziet er naar uit van wel. Overdag, als er door de band niemand anders thuis is, zat ze gemiddeld rond de 40 minuten op mijn schoot. Na de werkdag tot aan het avondeten ging dat naar de 50 minuten, en daarna zakt het naar 20 à 30 minuten gemiddeld.

    De mediaan maakt het nog duidelijker: ’t is vooral na de werkdag dat de kat langer op mijn schoot blijft zitten, als ik in de trekzetel ga zitten en niet meer aan mijn bureau zit:

    En is er dan een verschil per dag? Welzeker. In het weekend — niet verwonderlijk — zit de kat veel langer op mijn schoot tijdens de werkuren:

    Alle grafieken behalve de allereerste zijn gemaakt met Excel. Het eerste ding is met een simpel D3-scriptje gemaakt, waarmee het bijvoorbeeld ook gemakkelijk is om een heatmap per maand te krijgen van wanneer de kat op mij heeft gelegen:

    Prutsen met cijfers is wijs. 🙂

  • Zeldzame woorden

    Ik heb een scriptje dat een boek neemt, er de stopwoorden en de eigennamen en zo uithaalt, voor elk woord de IDF berekent, en dan de meest zeldzame woorden teruggeeft. Met definities, indien gewenst.

    Als ik er een paar boeken in steek die ik vorig jaar gelezen heb, is het grappig om te zien wat daar uit komt.

    Voor A Marginal Jew: Rethinking the Historical Jesus. Vol. 1: The Roots of the Problem and the Person zijn dit de 20 meest zeldzame woorden:

    1. pericope
    2. patristic
    3. exegetes
    4. pericopes
    5. christology
    6. targums
    7. aorist
    8. exegete
    9. prescind
    10. homiletic
    1. messiahship
    2. targum
    3. prescinds
    4. acritical
    5. theologizing
    6. encratite
    7. prescinding
    8. parenesis
    9. parenetic
    10. ecclesial

    Een meer typisch YA-boek, The Giver:

    1. newchild
    2. featherlike
    3. birthweight
    4. tearstains
    5. groupmates
    6. snacktime
    7. thirstily
    8. pasttime
    9. bedcovering
    10. guiltily
    1. overflown
    2. vibrance
    3. standardize
    4. nightclothes
    5. interdependence
    6. quizzically
    7. handwork
    8. luxuriating
    9. chortled
    10. warily

    A Court of Thorns and Roses, niet-zo-slechte romance:

    1. weatherworn
    2. needlelike
    3. bearlike
    4. puca
    5. baldric
    6. bloodred
    7. moue
    8. belowground
    9. underdress
    10. roiled
    1. lordling
    2. circlet
    3. worktable
    4. imbedding
    5. whorl
    6. flittered
    7. membranous
    8. vulpine
    9. snicked
    10. pronunciations

    Een puca is een soort Keltisch mythologisch wezen.

    Tempting the Beast, wél slechte romance:

    1. slumberous
    2. byplay
    3. silkily
    4. washrag
    5. onrush
    6. jerkily
    7. satiation
    8. bemusement
    9. notated
    10. engorging

    1. drowsily
    2. predawn
    3. thrummed
    4. packrat
    5. penlight
    6. luxuriating
    7. suffused
    8. tremulous
    9. pulsate
    10. contort

    The Heroes, uitstekende fantasy:

    1. drystone
    2. backplate
    3. fauld
    4. bowshot
    5. splatterpunk
    6. offbalance
    7. shitcake
    8. transferrable
    9. sallet
    10. hauberk
    1. revetments
    2. cookfire
    3. enoughsies
    4. sulkily
    5. spreadeagled
    6. gravedigging
    7. torchlit
    8. slaughterman
    9. cookpot
    10. vambrace

    Ik heb in de lijsten hierboven trouwens telkens de woorden die ik heb moeten opzoeken in het vet aangeduid.

    Euh ja, dat waren er tot nog toe nog maar drie. En dan nog: fauld is een Schotse en dialectische vorm van fold. Sallet kon ik uit de context opmaken dat het een helm was:

    A padded jacket beneath, and thick leather trousers reinforced with metal strips, his wobbling window on the world the narrow slot in the visor of his sallet.

    …maar ik was benieuwd te weten precies wat voor soort helm. Mijn OED zegt dat het specifiek dit is:

    In mediæval armour, a light globular headpiece, either with or without a vizor, and without a crest, the lower part curving outwards behind.

    Maar bon. Waar ik het eigenlijk wou over hebben: The All-Consuming World. Waar ik over zei dat het belachelijk veel moeilijke woorden had. Wel — dat kan ik nu aantonen. Dit is de top 30 van dat boek:

    1. diamantine
    2. branchiate
    3. cacology
    4. rachilla
    5. acuminating
    6. hachured
    7. exuviated
    8. nictitate
    9. dermic
    10. tenebrosity
    11. photopsia
    12. exuviate
    13. susurrant
    14. diarthrodial
    15. aureate
    1. mesoglea
    2. effloresces
    3. mellification
    4. reciprocatory
    5. stentoriously
    6. contusing
    7. synesthetically
    8. liminalities
    9. gradates
    10. mottles
    11. foliated
    12. bedizen
    13. memetics
    14. saccading
    15. zoetropes

    Euh ja. Er staan volgens het script letterlijk tien keer meer moeilijke woorden in dan in het tweede meest moeilijke boek dat ik door de mangel haalde.

    Het was dus geen indruk.

    Voor wie het zich ook af zou vragen en geen zin heeft te zoeken: branchiate: splitsend gelijk een tak; cacology: slechte woordkeuze of uitspraak; rachilla: secondaire spruit van een plant; acuminating: op een punt toelopend; exuviate: vervellen; diarthrodial: diartrodiaal, ’t is te zeggen gelijk een vrij bewegend gewricht; mesoglea: de geleiachtige dinges in bijvoorbeeld kwallen; bedizen: opzichtig versieren.

  • De laatste dag

    Laatste dag vakantie vandaag. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik er naar uitkeek om weer te gaan werken. Het leven zou enorm veel gemakkelijker zijn als er geen werk zou zijn.

    Een geluk bij een ongeluk: het is nog altijd pandemie en alles, en ik kan mijn werk van thuis doen. Ik weet niet wat ik zou doen als ik elke dag lichamelijk naar het werk zou moeten gaan. Serieus: het angstzweet breekt mij uit bij de gedachte alleen al.

    Maar goed. Waar kijken we naar uit? Samenwerken met fijne collega’s. Een groot project hopelijk verderzetten, hopelijk onder meer eenvoudige administratieve omstandigheden. Een project beginnen voor de Commissie. Als de wereldwijde chipvoorraadsituatie het toelaat: een nieuwe werkcomputer. En verder zien we dan wel wat er gebeurt.

    Allez dan. Nog anderhalf etmaal en het is zover.

  • Breeds #1: Tempting the Beast

    Ai ai ai. Ik was op zoek naar goedkoop en snel vertier, en ik vertrouwde wat Goodreads mij vertelde: dat de Breeds-reeks van Lora Leigh uitstekend zou zijn.

    Het verhaal begint in medias res, met Merinus, de dochter van een mediamagnaat. Ze heeft blijkbaar zeven broers, maar zij wil het onderzoek leiden naar Callan Lyons:

    She knew her brothers couldn’t make contact, but she could. She suppressed a shiver at the thought. Some would say the man wasn’t even human. A genetic experiment conceived in a test tube, carried to term by a surrogate and inheriting the genes of the animal his DNA had been altered with. A man with all the instincts and hunting abilities of a lion. A perfectly human looking male. A man bred to be a savage killer.

    Ooo… kaaaay?

    Nee serieus: dit is anderhalve pagina ver in het boek.

    En dan is ze bij die mens, ’t is te zeggen, ze bespioneert hem van op afstand. Ze draaien een hoofdstuk of zo rond elkaar, maar zij is irrationeel aangetrokken tot hem. Hij weet dat ze hem bespioneert wegens dat hij het DNA van een leeuw heeft en hij haar kan ruiken (specifiek haar opwinding, tja), maar zij weet niet dat hij het weet.

    Ik had een zwaar vermoeden dat het niet mijn soort boek zou worden bij deze passage, als Merinus de stem van Lyons hoort:

    Merinus breathed in long and silent. Oh, what that voice did to her insides. Any minute now her juices would be running from her cunt right down her leg.

    Kijk, ik heb geen problemen met sexscènes in boeken. God weet dat ik genoeg softporno romance gelezen heb vorig jaar, ’t is niet dat ik er lastig van loop. Maar in ’s hemelsnaam: maakt het toch minstens een beetje interessant!

    Dit was van een serieus pijnlijke banaliteit. Het verhaal is quasi-onbestaand: het komt er gewoon op neer dat Callan en Merinus voor elkaar gemaakt blijken te zijn. En dat ze gelijk loopse katten zijn. Letterlijk. Zij wordt gek als ze geen sex heeft met Callan. En ze moet dat dan ook doen, voortdurend. Niet-aflatend. Telkens opnieuw. En opnieuw. En nog eens. En telkens op dezelfde manier.

    Saai, saai, saai.

    Pijnlijk saai.

    Ik ga denk ik nog één boek in de reeks lezen, een mens weet nooit dat het beter wordt. Maar ik vrees er voor.

  • Gisting

    Cadeau gekregen en al direct in gebruik: een fermentatiepotje! En er zit al mosterdzaad en al in, yay! Ik heb er vandaag azijn bij gedaan, na een paar dagen weken in water:

    Het is lang niet de eerste keer dat ik mosterd maak, maar het is wel de eerste keer dat ik hem laat fermenteren. Spannend!

  • Variabele font

    Eén van de dingen die ik wel fijn vond aan Moi les hommes, je les déteste, was de typografie. De ebookversie heeft die natuurlijk niet, maar de papieren versie wel, van wat ik zag in de previews.

    Het is helemaal gezet in Calendas Plus, van atipo, en ik vond dat zo een schoon font dat ik het gekocht heb, zowel voor desktop als voor web, en dan misschien wel vooral voor zijn leutige ligaturen:

    Ik dacht, ga het font hier aanpassen en ook in die Calendas zetten. Dat gaf spijtig genoeg uiteindelijk toch niet wat ik er van gehoopt had: het is juist wat te iel om goed leesbaar te zijn als broodtekst op een webpagina. Het is niet voor niets dat het een speciale stiel is, fonts maken die geoptimaliseerd zijn voor het scherm.

    Ik had goesting om te prutsen, dus heb ben ik gaan zoeken naar een font die zou kunnen doen wat ik wou. Ik had Georgia, en dat is in alle mogelijke opzichten een fantastisch goed font voor schermen, maar het doet alleen maar standaardligaturen:

    En ik had mijn zinnen gezet op méér ligaturen en swash dingen. Dit is dezelfde tekst in Calendas Plus, en ik wéét dat het allemaal niet noodzakelijk meer leesbaar is, maar ik vind het gewoon wijs:

    Wat maakt Candelas Plus goed voor op het web? Aangename letters natuurlijk, maar ook de degelijk grote x-hoogte die het allemaal leesbaar maakt (zie ook Georgia hierboven). Behalve dat de letters dus verdomme net een béétje te dun zijn om in orde te zijn. En dat, in tegenstelling tot Georgia, de font nooit gemaakt is om in eerste instantie op het scherm gebruikt te worden.

    Gelijkaardige ligaturen als Calendas zitten in Garamond — dit is Garamond Pro op dezelfde grootte als de twee hierboven:

    Het eerste dat direct opvalt, is dat Garamond kleiner is op dezelfde grootte. Daar zijn allerlei redenen voor, onder meer ook historisch dat letters op een fysiek stuk metaal zaten en dat er rekening gehouden wordt met de hoogte van de stokken en de staarten van alle letters. Dit is met dezelfde puntgrootte (links Georgia, rechts Garamond Pro) — niet alleen de stok van f is hoger, ook de staart van de g, waardoor dezelfde algemene puntgrootte iets geeft dat kleiner lijkt bij Garamond.

    Als ik de g even wegdoe en ik maak de f in beide even groot, dan is de x bij Garamond nog altijd kleiner:

    Maar bon, da’s eigenlijk academisch, want ik ga geen Garamond Pro embedden: die heeft namelijk precies hetzelfde probleem als Candelas Pro, dat het te iel is voor body tekst.

    Ik heb uiteindelijk Egenolff-Berner Garamond gebruikt, een open source revival van het oorspronkelijke lettertype dat Francesco Griffo maakte voor Aldus Manutius. Het oorspronkelijke project ziet er een beetje dood uit, met geen enkele update meer sinds 2014, maar bij Google hebben ze er blijbaar toch wel verder aan gewerkt, en er onder meer een variable font van gemaakt. Zo ziet het er uit met het standaardgewicht:

    Yay historische ligaturen (st, ct en in italiek zelfs sp en sk)! Yay contextuele ligaturen (es, as, is, us in italiek)! Yay discretionaire ligaturen (okay, ligatuur: Th).

    Maar vooral, wegens die variable font: ik heb maar één file nodig heb om allerlei verschillende gewichten op mijn webpagina te krijgen. En ik hoef me niet te houden aan 400 als standaardgewicht — ik kan de font zowel wat groter als een klein beetje vetter maken, pakweg 450). Dat geeft dan dit:

    Dat geeft een tekstkleur die min of meer dezelfde is als met Georgia, en dat geeft mij al die leutige ligaturen en swash-dingen. Kijk, vergelijking van vroeger met Georgia en nu met EB Garamond:

    …maar zo schoon. 🙂

    Het was natuurlijk niet zo simpel als gewoon EB Garamond linken met de standaardcode van Google Fonts. Dat zou té gemakkelijk zijn. Blijkt namelijk dat Google, om ik heb geen idee wélke reden, de webfonts op zijn CDN standaard aanbiedt zonder de niet-standaard ligaturen en de swash en allerlei. En dan ziet het bovenstaande er saaigewijs zo uit — alleen nog maar de standaardligaturen (fi, ff, ffi, fl, ffl):

    Dus moest ik eerst de font downloaden, dan zelf alle webfontformaten aanmaken, de files uploaden op mijn server, en dan zelf inladen in css. Oh, en de juiste ligaturen aanzetten in css en het variabel gewicht juist zetten — nog een geluk dat dat tegenwoordig degelijk ondersteund is, zowel font-feature-settings als font-variation-settings:

    font-feature-settings: "kern","liga","clig","calt","dlig","swsh";
    font-variant-ligatures: discretionary-ligatures;
    font-variation-settings: 'wght' 450;

    En azo dus: nieuwe font alhier. Tot ik het beu ben, natuurlijk.

  • Moi les hommes, je les déteste

    Ik zag een foto passeren op Instagram en ik was al helemaal getriggerd. Hoe kan iemand zomaar zeggen dat ze mannen haat? Sommige mannen, veel mannen, okay, tot daar aan toe — maar alle mannen? Dat is toch van dat typisch mannenhatend hysterisch feminazi-gedoe?

    Ik zag mij al mij helemaal kwaad maken en mensen aanstoten met “kijk! hier! dit is waar het over gaat, als mensen zeggen we mogen niéts meer tegenwoordig!”, maar omdat ik het haat als mensen reageren op alleen artikeltitels zonder de artikels zelf te lezen, ging ik op zoek naar het boek zelf.

    Kijk zie: ebook bij bol.com en hopla.

    Wel: die tien op tien is niet onterecht. Ik vond het een heerlijk boek. Okay, boekje: het zijn hoop en al 71 bladzijden in groot lettertype. In Word gecopypasted zonder paragrafen en op default lettergrootte blijven er nog 14 pagina’s over:

    Het is eigenlijk een lang uitgevallen blogpost, en natuurlijk is er heel veel op te zeggen, maar dat neemt niet weg dat ik het enorm goed vond van inhoud en bijzonder fijn geschreven van vorm. Ik heb letterlijk (letterlijk letterlijk, niet figuurlijk letterlijk) tot tranens toe moeten lachen, en ik heb meer dan veel “ah ja, eigenlijk” moeten zeggen. Het staat vól confronterende maar fundamentaal ware zaken, zoals deze in het hoofdstuk Éloge des réunions Tupperware, des soirées pyjama et de nos girls’ clubs:

    Les regroupements de femmes sont des sabbats de sorcières. Dépolitisés, ils sont considérés par les hommes comme futiles et ridicules. Porteurs d’une lutte, ils deviennent excluants et menaçants.

    Okay, toegepast op tupperwaremeetings klinkt dat zeer grappig, maar denk er een halve seconde langer over na, en een mens wordt stil van de schrijnende waarheid.

    Neen: echt aangeraden. Niet-ironiserend. Ik vond het uitstekend: neen, een mens moet zich niet altijd maar wegsteken achter enerzijds anderzijds, en neen, zeggen dat mens iets haat is geen reden om als irrationeel of quantité négligeable te mogen weggezet worden:

    L’accusation de misandrie est un mécanisme de silenciation : une façon de faire taire la colère, parfois violente mais toujours légitime, des opprimé·es envers leurs oppresseurs. S’offusquer de la misandrie, en faire une forme de sexisme comme une autre et tout aussi condamnable (comme si le sexisme était condamné…), c’est balayer sous le tapis avec malveillance les mécanismes qui font de l’oppression sexiste un phénomène systémique, appuyé par l’histoire, la culture et les autorités. C’est prétendre qu’une femme qui déteste les hommes est aussi dangereuse qu’un homme qui déteste les femmes – et prétendre qu’elle n’a aucune raison de ressentir ce qu’elle ressent, que ce soit de l’hostilité, de la méfiance, ou du mépris.

    Pas op, dat ik het uitstekend vond, wil niet zeggen dat ik het er 100% mee eens ben of dat ik het alleszaligmakend vind. Ik begrijp dat men in zo’n stream of consciousness-achtig vlugschrift niet meteen alle wereldproblemen kan duiden, laat staan op kan lossen, maar de geciteerde paragraaf hierboven geeft een aanknopingspunt naar mijn grootste punt van semi-kritiek.

    Harmange definieert misandrie als volgt:

    Je parlerai donc de misandrie comme d’un sentiment négatif à l’égard de la gent masculine dans son ensemble. […] Et quand je dis « à l’égard de la gent masculine », j’englobe dans ce terme tous les hommes cisgenres qui ont été socialisés comme tels, et qui jouissent de leurs privilèges masculins sans les remettre en question.

    Het is niet zo eenvoudig als zeggen “mannen slecht, vrouwen goed”: ze heeft het over “cis mannen die als dusdanig zijn gesocialiseerd, die van hun mannelijke privileges genieten zonder ze in vraag te stellen” (oef, de TERF-val handig ontsnapt! :)). Maar sexisme en misogynie zijn natuurlijk niet de enige onderdrukking, en geprivilegieerde cis mannen zijn niet de enige onderdrukkers.

    Van zodra er meer dan één as van privilege bijkomt, wordt het allemaal veel complexer en moeten we het moeras van de intersectionaliteit in waden terwijl we tegelijkertijd de klippen van oppression olympics proberen te vermijden. Wat niet zo evident is.

    Maar hey: laat dat de pret niet drukken. Boek zeer aangeraden.

  • De muizen zijn terug

    Zelie deed het schof met de ontbijtdingen open, en zag dat het deksel van de Nesquick lag. Deksel er weer op gezet, want allez, wie doet dat nu, Nesquick zonder deksel in de kast zetten?

    Ah well:

    Jazeker, de muizen zijn terug. Een kleine blik op de rest van de kast was genoeg om te zien dat ze heel hard aan het eten waren geweest:

    Muizen zijn ongelooflijk schattig. Kijk, in de (verlopen) speculaaspasta, die pootafdrukjes! Ge ziet ze gewoon bezig, krabbend in het eten, en dan naar hun mondje brengen:

    Helaas is het ook verschrikkelijk ambetant en bovendien een vuiligheid en verspreiden die dingen mogelijk ziektes en vooral, vooral: als het er te veel worden, dan kunnen wij niet meer slapen van het gekrawietel in het plafond.

    Ze weigeren in vallen te trappen, en dus deze keer gewoon direkt vergif leggen. Spijtig en zielig en al, ja, maar ’t is zo.

    Ik heb dus online dozen gekocht met vergif erin en sleutels en alles, van een soort die ons aangeraden was, en die op strategische plaatsen gezet. In de laden en achteraan de vuilbak, in de looprichting tegen de wand.

    Er stond nog een doos, trouwens, met vergif. Die doos zag er zo uit:

    Ik begreep het niet goed. Waarom vreten die muizen het plastiek op? En dan kwam ik er op: in die doos had vergif gezeten waar ze zot van waren, misschien dat er nog wat smaak of geur aan het plastiek plakte?

    Nader onderzoek wees uit dat het dat niet was:

    Er zat nog een hele klodder vergif in de doos. Die even aangevreten is als de speculaaspasta.

    Allez jong. Ze kunnen nu dus twee soorten vergif vreten.

  • Arcane: League of Legends

    Het gebeurt niet enorm veel, dat de critici en het publiek het zó roerend eens zijn, op Rottentomatoes — en dan vooral met déze scores:

    Ik ben het er trouwens mee eens: een verrassend goede reeks, en vooral ongelooflijk prachtig van uitzicht. Ik dacht dat ik iets van LoL zou moeten kennen om er aan te beginnen, maar dat was dus niet het geval.

    Het is een verhaal dat we allemaal al redelijk wat gezien en gelezen hebben elders, maar de uitwerking is bijzonder goed. Ik hoop dat er een tweede seizoen van komt.

  • D‌e stamhoud‌er

    Joan Münninghof, geboren in Nederland, maakt in het begin van D‌e stamhoud‌er de 20ste eeuw zijn fortuin in Letland. Zijn onmetelijk groot fortuin. Hij trouwt er met een Baltische Duits-Russische gravin en beweegt er in de allerhoogste kringen. Zijn zoon Frans wordt naar Nederland gestuurd om “meer Nederlands” te worden, maar haat het daar. Hij voelt zich meer Russisch-Duits en Baltisch dan Nederlands.

    Hij blijft drie keer zitten op het Nederlandse jezuïetencollege waar hij naartoe gestuurd werd, wordt even naar Engeland gestuurd waar hij kennis maakt met één van de vele vrienden van zijn vader, Joseph Kennedy, en zijn zoons Robert en John, keert ook daar gedegoûteerd van terug, leert op zijn zomervakanties in Letland Wera kennen. Zij is de dochter van een Russische moeder die van Moskou naar Riga was geëmigreerd en een Duits-Baltische ingenieur.

    Als de Tweede Wereldoorlog begint slaagt de familie er in om net op tijd Letland te verlaten en zich in Nederland te vestigen, waar de oude Münninghof meteen verder gaat met geld verdienen, ook tijdens de oorlog. Zijn immense netwerk –niet in het minst via de katholieke kerk– zorgt ervoor dat hij buiten schot blijft van zowel de Duitsers tijdens als de geallieerden na de oorlog.

    Frans was zó kwaad op zijn vader en zo anti-Nederlands (en anti-Bolsjeviek) dat hij zich zo snel als mogelijk heeft ingelijfd bij de Waffen-SS. Hij spendeert drie jaar aan het Oostfront, trouwt met Wera, en heeft na de oorlog de grootste moeite om zijn verleden af te schudden. Tot zijn vader zijn netwerkspieren laat rollen.

    Zelfs de outline van het begin van het verhaal klinkt ongeloofwaardig, maar het is geen fictie. Frans is de vader van de auteur, Alexander Münninghof, die de stamhouder van de titel: hij is de erfgenaam van de familienaam, de enige die ervoor kan zorgen dat de familienaam niet verdwijnt. Hij is ook een journalist, en schrijft dit boek op het einde van zijn leven. Het is dan ook een bijzonder journalistieke, nooit sentimentele maar enorm boeiende vertelling vol mededogen, van uiteindelijk vier generaties complexe geschiedenis.

    Frans (of Franz, zoals hij het zelf schrijft) is het triestige hoofdpersonage, laverend tussen totale incompetentie, ongelooflijke naïviteit, immense arrogantie en voortdurend minderwaardigheidsgevoel. Die links en rechts levens verwoest, tot hij op het einde van zijn leven zélf verwoest wordt. En uiteindelijk is alles terug te brengen op zijn vader, de Oude Heer, die onverbiddelijk mensenlevens kneedde — waar generaties ver nog de gevolgen van te voelen waren.

    Ik heb het boek aan meer dan honderd pagina’s per uur in één ruk uitgelezen, en ik was na afloop sprakeloos. Totale waanzin, en niet alleen het menselijk wrakhout dat aan de lopende band gecreëerd wordt, maar ook de manier waarop geld en macht werken.

    Zeer aangeraden.

  • Christophe schreef dit op de Facebooks:

    Toen ik in het tweede of derde leerjaar zat en ik op school nog maar eens in de problemen was gekomen met mijn afschuwelijke handschrift, vroeg ik vertwijfeld aan mijn ouders hoe dat ging, “een vast handschrift hebben”. Ik keek naar hoe mijn vader en mijn moeder schreven, en ik zag dat hun woorden op één lijn bleven staan, dat alle letters er hetzelfde uitzagen, en vooral: hoe enorm rap het ging om te schrijven. In tegenstelling tot wat er bij mij gebeurde, met mijn vingers die mijn gedachten niet konden bijhouden en een onregelmatige slordige brij produceerden die ik zelf nauwelijks nog kon lezen.

    Mijn ouders gaven mij allebei hetzelfde — verkeerde — antwoord: “maar mijn geschrift is helemaal niet vast, kijk, al de letters zijn altijd anders”. En als ik aandrong, zeiden ze dat ze het ook niet wisten en dat het later wel zou komen voor mij.

    ’t Is niet omdat het de waarheid is, dat het het juiste antwoord is, want ik was er niets mee. Ik heb er jaren en jaren mee in mijn hoofd gezeten, met de teleurstelling van dat slechte antwoord. Tot ik (veel later) begreep hoe het werkte.

    Iemand die leert schrijven, leert eerste letters natekenen: lijntje voor lijntje, waarbij telkens moet nagedacht worden over elk lijnstukje. Een kleine a is eerst een boogje in klokwijzerszin van 9u naar 1u, dan min of meer een halve cirkel in de omgekeerde richting van 1u tot 4u, dan afbuigen naar een rechte lijn naar boven tot aan het eindpunt van het eerste lijnstukje, dan weer naar beneden en eindigen met een boogje onderaan.

    Na een tijdje zit elke letter in de vingers, maar moet er nog wel over elke letter nagedacht worden: okay, nu volgt een a, dat was zó, en nu een r, dat gaat zó. Ik herinner mij dat ik voor elke letter door een hele reeks van vormen ging, om te proberen ze zo efficiënt mogelijk te tekenen. Dat gaf dan bijna stenografisch onleesbare zooi; links hoe het ons aangeleerd werd, rechts wat varianten die ik me nog herinner:

    Het punt is natuurlijk: als er genoeg tijd over gaat, is denken niet meer nodig. Dan weet de hand hoe het moet zonder bewuste tussenkomst. Maar, en dat is het vervelende: dat gaat alleen maar als men genoeg geschreven heeft, en het gebeurt bijzonder geleidelijk, tot een mens plots beseft dat het zo ver is. Wellicht heeft iemand ooit al onderzoek gedaan naar hoe snel dat gaat: hoeveel letters iemand gemiddeld moet geschreven hebben voor die omslag gebeurt van bewust priegelen naar de handeling van het letters kunnen produceren zonder er over te hoeven nadenken. Bij mij heeft het geduurd tot ver in de middelbare school en lukt het pas écht aan de universiteit.

    Wel: het is hetzelfde voor lezen, vrees ik. Hoe meer een mens leest, hoe sneller het gaat. Waar ik eerst letter per letter las (“kuh, ah, te > kat”) en daarna lettergreep per lettergreep (“kuh, ah, te > kat; uh, re > er; kat-er >káter”), herkende ik op den duur stukken woorden, en dan hele woordbeelden, en hele stukken zin.

    Het logische vervolg is dan om gebruik te maken van de structuur van een tekst (en elke tekst heeft een structuur, niet alleen offertes of contracten of wetenschappelijke artikels): woorden in het vet zijn wellicht belangrijker, woorden met een hoofdletter zijn namen, als dingen die tussen haakjes staan, kunnen die wellicht gewoon weggelaten worden als men gehaast is. Dat soort dingen. Het begin van een paragraaf en het einde zijn meestal belangrijker dan wat er in het midden staat. Als er opsommingen zijn, moet een mens niet noodzakelijk alles lezen. Als er tussentitels staan, is het soms voldoende om alleen de tussentitels te scannen om te weten of het nuttig is meer in detail te gaan.

    De gemakkelijkste manier om daar zeer snel van bewust te worden: een vinger lichtjes op het onderste ooglid leggen terwijl men aan het lezen is. Als ik een taal lees die ik beheers, beweegt mijn oog zelden of nooit meer dan een of twee keer per regel als ik heel aandachtig lees. Als het iets saai is en ik wil er snel door gaan, dan heb ik soms aan een paar blikken per pagina genoeg om te weten of ik aan een interessanter stuk gekomen ben, dan wel of het gewoon verder aan het neuzelen is. Maar als ik pakweg Russisch lees, waarvan ik het alfabet wel ken en naar analogie redelijk wat woorden kan ontcijferen, dan stopt mijn oog bijna bij elk woord.

    Het is trouwens ook ergens in die evolutie van letters naar woordbeelden en meer dat ik mijn innerlijke stem uit heb gezet tijdens het lezen. Lezen is niet mezelf in stilte iets voorlezen: ik kan enorm veel sneller lezen dan ik kan spreken. Waarom zou ik dan mezelf tegenhouden door elk woord in stilte uit te spreken?

    …pas op, ik besef zeer goed dat ik hier niemand mee help. Ik heb een zoon die niet graag leest omdat het te traag gaat, en ik krijg het er niet in dat hij het liever gaat doen als hij maar meer zou lezen, want hij leest nu eenmaal niet graag omdat het zo traag gaat. Ik heb, in tegenstelling tot mijn schrijfperikelen, altijd al willen lezen. Mijn ouders hadden thuis ettelijke tienduizenden boeken met allemaal de meest interessant uitziende covers, en mijn vader kocht leek het wel dagelijks nieuwe boeken. Ik heb altijd al willen weten, en dingen die te weten waren, stonden in mijn tijd alleen maar in boeken. En dus had ik in het eerste leerjaar bijvoorbeeld al alle boeken van de bibliotheek van de eerste drie leerjaren uitgelezen.

    Tegenwoordig is het niet zo eenvoudig meer. Ik moet actief beslissen om te lezen. Er blijven meer boeken dan ik ooit in honderd levens zou kunnen lezen, maar hoe snel ik ook lees (gemiddeld denk ik zo’n 120 bladzijen per uur, in het Engels, Frans en Nederlands), het zal altijd gemakkelijker zijn om naar een youtubefilmpje te kijken of iets op Netflix of zo.

    Zo kwam het dat ik in 2019 maar een boek of twintig had gelezen (en dan nog vooral audioboeken op weg van en naar het werk), en dat 2020 een historisch dieptepunt was, met denk ik een boek of vijf wegens, tja, 4000 films en tv-series.

    Wat mij dus tot het voornemen bracht van in 2021 elke dag te lezen. Een uur of twee, drie. Wat mij op meer dan honderdduizend bladzijden in precies 300 boeken bracht.

  • Grand Hotel Europa

    Een Nederlandstalig boek, mij aangeraden door verschillende mensen waarvan ik de opinie volkomen vertrouw.

    Ik zeg wel meer dat ik het moeilijk heb met Nederlandstalige boeken: dat is geschreven in een taal die niet mijn taal is, en elke pagina werkt dat vervreemdend. In andere talen is het ook zo, natuurlijk, dat schrijftaal soms zeer ver van spreektaal kan staan — *KUCH*Frans*KUCH* — maar daar stoort het mij minder.

    En ja, ik geef grif toe dat het niet alleen de afstand tot de spreektaal is die mij tegensteekt, maar ook en vooral het Noord-Nederlands, waar ik eczeem van krijg. Waarom “het geïntendeerde publiek” en niet “het doelpubliek”? “Daarover moet ik nadenken, zoals dat in de volksmond heet” — euh welke volksmond? Of hoe er enkel nog de-woorden (mannelijk) en het-woorden (onzijdig) zijn, waardoor vraag en fontein plots van geslacht veranderen:

    ‘Dat is een moeilijke vraag,’ zei ik. ‘Daarom stel ik hem ook.’

    De fontein zelf leek hierover nog het meest verbaasd. Vanuit de dennenappelvormige marmeren sculptuur in het midden van de vijver, die op zichzelf al curieus genoeg was, stond hij daar opeens te spuiten met een waterstraal die hij, omdat hij niet wist welk doel hij moest dienen, dan maar recht omhoog liet gaan.

    Ik vond Grand Hotel Europa een degelijk boek, trouwens. Ben ik daar alvast van af. Geen uitstekend boek, wel degelijk. Maar ik vind dat het er véél en véél te vingerdik op ligt dat Pfeijffer hier Literatuur Aan Het Doen is.

    Er is een hele reeks in elkaar hakende verhaallijnen met onder meer Pfeijffer in Grand Hotel Europa en de personages die daar rondlopen, de relatie tussen Pfeijffer en zijn vriendin Clio in Genua en dan Venetië, een poging om een documentaire over toerisme te maken als annex van een boek over toerisme en de zoektocht naar een verloren Caravaggio.

    Er zijn de talloze totaal transparante metaforen: het Grand Hotel Europa zelf, om te beginnen, met al zijn “oud Europa”-gasten en zijn majordomo, de vluchteling die piccolo werd, de nieuwe Chinese eigenaar die het hotel verbouwt om het aan de smaak van de nieuwe Chinese toeristen tegemoet te komen, het onvermogen van de Europese gasten om tot een vergelijk te komen over iets dat eigenlijk totaal oncontroversieel zou moeten zijn, etc., etc., etc. Of, hoe meer on the nose kan het zijn: de vriendin heet gewoon Clio, zoals –haha, zo goed gevonden zeg— de muse van de geschiedenis.

    Er is de bij momenten verschrikkelijk storende metafictie. Grand Hotel Europa is een boek geschreven door Ilja Leonard Pfeijffer, waarin hij schrijft hoe Ilja Leonard Pfeiffer een boek schrijft in het Grand Hotel Europa, met Ilja Leonard Pfeiffer als hoofdpersonage. Dat alleen al is meh, maar daar voortdurend de nadruk op leggen is aargh. Is hij in gesprek met iemand in Skopje:

    ‘Gaat u over Skopje schrijven, meneer Pfeijffer?’

    ‘We zitten, zoals we hier zitten te praten, al midden in een hoofdstuk. Waarom vraag je dat?’

    Of als het over zigeuners, nee Roma gaat:

    Wanneer ik deze passage herschrijf, zal ik er speciaal op moeten letten dat wat ik zeg niet racistisch overkomt

    Of wanneer hij zijn eigen boek omschrijft (wel een gemak dat we zelf het hoofdthema niet meer hoeven bij elkaar te sprokkelen):

    ‘Ik wil eigenlijk helemaal geen boek over toerisme schrijven, Peter. Dank je wel dat je mij dwingt om daar expliciet over te zijn. Toeristen zijn slechts het symptoom van iets groters en ernstigers, zoals gasten op een begrafenis een symptoom zijn van de dood. Dat wil ik in mijn boek onderzoeken. Het moet gaan over Europa, de Europese identiteit, die verstrikt is in het verleden, en over de uitverkoop van dat verleden op een geglobaliseerde markt bij gebrek aan geloofwaardige alternatieven. Het moet een liefdesverklaring worden aan Europa vanwege wat het ooit was, dat op dit moment vanwege wat het ooit was onder de voet wordt gelopen door de laatste en definitieve barbaarse invasie. Het wordt een triest boek over het einde van een cultuur.’

    Ook storend: als Pfeijffer vaak ettelijke (ettelijke) bladzijden gewoon information dump doet. En nee, het komt niet over als iemand die gewoon veel weet en dat graag deelt: ik vroeg me meer dan veel af of hij Wikipedia, een papieren reisgids dan wel een toeristische folder aan het afschrijven was. Soms is hij er zich zelf van bewust, lijkt het wel: zo zegt hij na een excursus over Hiëronymus van Stridon gewoon letterlijk “Maar ik dwaal af”. Zelfkennis, ’t is toch altijd dat. (Of misschien is dat net de bedoeling omdat Europa niet veel meer dan dat heeft: feiten en feitjes op een rij, geschiedenis zonder toekomst, en heb ik het helemaal niet gesnapt, in welk geval het opzet geslaagd is waarvoor proficiat.)

    Ik heb het moeilijk met de voortdurende vermeldingen van kledij- en andere merken (om niet te spreken van de herhaling: vijf keer vermelden dat hij Rosso di Ischia opdoet en vier keer zeezoutlotion op zijn wangen, vier keer het over zijn “solid brass zippo” hebben), de nadruk op zowel Pfeiffer’s dandyeske koketteren met maatkostuums en dure kleurgecoördineerde dassen als de lelijkheid van zijn pafferige oude lichaam in verhouding met zijn beeldschone vééééél jongere vrouwelijke liefdespartners. (Misschien is dat net de bedoeling omdat Pfeijffer Europa belichaamt, als een gedelapideerde ruïne onder een oppervlakkig opulent uiterlijk, en heb ik het helemaal niet gesnapt, in welk geval het opzet geslaagd is waarvoor proficiat.)

    Ik moet het verder ook niet hebben van de pogingen tot omschrijvingen van seks, die — wellicht is het weer de taal, soppeloentje nog aan toe — eerder als knullig, infantiel en belachelijk overkomen dan wat dan ook anders. (Misschien is dat net de bedoeling omdat seks nu eenmaal ten gronde knullig en niet serieus te nemen is en heb ik het helemaal niet gesnapt, in welk geval het opzet geslaagd is waarvoor proficiat.)

    Hotel Grand Europa is bovenal een boek waar de auteur onophoudelijk, voortdurend en genadeloos aan het woord is. Alle personages spreken op precies dezelfde irritant hoogdravende manier, alsof ze permanent hun eruditie moeten etaleren. En of het dan een bejaarde filosoof is of een Macedonische romajongen van 13 in een sloppenwijk of een Italiaanse kunsthistorica van adel of een Amerikaans tienermeisje van 17, maakt voor Pfeiffer minder uit. Het gaat tot in het belachelijke: als een hoogbejaarde man het pagina’s en pagina’s lang heeft over toeristische cijfers en statistieken beseft Pfeijffer precies dat dit een béétje ongeloofwaardig is, en schrijft hij zichzelf een suspension of disbelief-dialoogje:

    ‘Ik ben ervan onder de indruk dat u al deze cijfers paraat hebt,’ zei ik.
    Hij glimlachte. ‘Ik moet toegeven dat ik vanmiddag nog wat onderzoek heb gedaan. Ik had het vermoeden dat het onderwerp toerisme vanavond ter sprake zou komen.’
    ‘Ik ben u zeer erkentelijk dat u de moeite hebt genomen om ons diner voor te bereiden, al zou ik geneigd zijn daaraan toe te voegen dat het te veel eer is.’

    De enige uitzonderingen op de voortdurende gezwollen pompositeit zijn een aantal Nederlanders die in kleine vignetjes aan het woord komen, die trouwens geschreven lijken voor een ander soort boek: de bedrijfsleider van een avonturenvakantiebedrijf en een koppel toeristen dat bewust “niet de platgetreden paden” doen als ze naar pakweg ruraal Pakistan gaan, met als highlight de omschrijving van de afhandeling van een traditionele verkrachting (de broer van het verkrachte meisje mag op zijn beurt het zusje van de verkrachter verkrachten), met de toeristen-die-zich-zeker-geen-toeristen-willen-noemen als passieve getuigen:

    We waren het er uiteindelijk over eens dat we niet op reis waren gegaan om alleen maar mooie dingen te zien. We waren tenslotte geen toeristen, godbetere, die zich vergapen aan opgepoetste attracties zonder dat ze begrijpen waar ze zich bevinden, en die het glimmende vernis fotograferen zonder zich te verdiepen in de betekenis van wat ze zien. Wie een land en een cultuur echt wil doorgronden, mag de ogen niet sluiten voor de rauwe kantjes van zo’n samenleving. Zo staan wij erin, hè Yvonne? Wij gaan all the way. Je kunt niet zeggen dat je bij een panchayat bent geweest als je bent weggelopen voor de voltrekking van het vonnis. We zouden blijven, daar waren we eigenlijk heel gauw over uit.

    Die stukjes lezen meer als Kopstukken van Godfried Bomans dan als de rest van het boek:

    ‘Het is eigenlijk heel dubbel,’ zei Yvonne. ‘Aan de ene kant is het natuurlijk best wreed wat er gebeurt. Dat besef je ook wel, zeker als je er iets langer over nadenkt. Maar als je dan al die traditionele gewaden ziet en begrijpt dat je getuige bent van een ritueel dat al sinds de diepe middeleeuwen onveranderd wordt uitgevoerd, dan krijgt het geheel toch een zekere meerwaarde. Begrijpt u wat ik bedoel?’
    ‘Je moet het in de context zien,’ zei Bas. ‘Als buitenstaander is het natuurlijk gemakkelijk oordelen. Maar als je de moeite neemt om je te verdiepen in de diepere betekenis, ga je de nuances zien. Ik vind dat persoonlijk heel leerzaam.’
    ‘En voor die mensen daar heeft het echt nog betekenis,’ zei Yvonne. ‘Dat zie je aan alles en dat merk je aan de enorme energie die vrijkomt uit zo’n menigte. Dat heeft iets heel oers.

    Maar goed. Behalve de paar Nederlanders is het niet zo belangrijk welke taal de personages spreken: op een paar Chinezen na, spreekt iedereen alle talen perfect, en wordt elke taal weergegeven in vlekkeloos idiomatisch (Noord)Nederlands. Want uiteindelijk spreekt Ilja Leonard Pfeijffer natuurlijk enkel met Ilja Leonard Pfeijffer in dit boek.

    En vindt hij zichzelf mateloos interessant. In de woorden die hij één van zijn personages in de mond legt:

    Jij houdt als alle grote kunstenaars van de materie waarmee je werkt. Je woont in taal. Je leeft van woorden zoals anderen leven van voedsel en water. Je ademt zinnen. Taal is voor jou tastbaar als brons voor een beeldhouwer. Het is de liefde voor de materie waarmee ze werken die kunstenaars stimuleert om door te gaan en steeds weer nieuwe dingen te maken. Je amuseert je wanneer je schrijft, omdat je het prettig vindt om taal te boetseren en beelden te kneden van woorden.

    Jaja.

    Het is wellicht een objectief goed geschreven boek. Maar ik werd er niet opgewonden van. Hier en daar flitsen die ik zeer goed vond, maar de zelfingenomenheid was mij té storend om het echt aan te raden.

    (Misschien was die zelfingenomenheid net de bedoeling en heb ik het helemaal niet gesnapt, in welk geval het opzet geslaagd is waarvoor proficiat. Maar ik krijg het er nog altijd niet warm van.)

  • Verbouwingen: het achterhuis, vervolg

    We bereiden ons langzaamaan voor op het vertrek van onze oudste dochter: het zit er zwaar in dat ze volgend academiejaar of misschien zelfs qat vroeger op zoek gaat naar een huis om met een paar in te gaan wonen.

    Dan kunnen we ze wat huisraad meegeven — de keukentafel en de stoelen geraken gelijk toch maar niet verkocht, en die staan hier dan toch in de weg — maar ook: dan kunnen we verder doen aan het achterhuis. Ja, het oude verhaal van “boompje groot, plantertje dood”: tegen dat alle kinderen het huis uit zijn zal het hier een huis zijn voor zes mensen waar nog twee man in ronddoolt.

    Maar bon.

    Dit is de omvang van de ramp nu, onder de trap in het achterhuis:

    Duuzd schoenen van Zelie, daar rechts allemaal dozen vol draden van computers (ge weet nooit wanneer ge nog eens een SCSI-kabel uit 1996 of een RSR-232-kabel uit 1985 nodig zult hebben); achter de schoenen een kleine diepvries waarvan ik niet weet of hij nog werkt; een kinderwagen uit de jaren 1950 die dringen restauratie nodig heeft maar waar we niets mee gaan doen, en een paar dozen met gereedschap genre schroevendraaiers en boormachines.

    Slordigheid, bah.

    Het plan: in eerste instantie de keukentafel en stoelen daar zetten. En als/wanneer Zelie er niet meer is en de tafel en de stoelen er dus ook niet meer zijn, een frigo voor drank en een paar kasten onder de trap. Wegens dat onze keukenfrigo altijd vol zit met drank die we toch nooit drinken voor ge weet nooit dat er toch eens iemand zou langskomen, en dat er in de bibliotheek in het achterhuis een heel schap board games staat dat beter in een kast zou zitten zodat we boeken van elders in de bibliotheek zouden kunnen bijplaatsen, en ook dat we al dat gereedschap eindelijk eens ergens anders zouden kunnen zetten dan gewoon los op de vloer.

    Sandra vroeg mij om dat allemaal op te meten wegens dat ik beter ruimtelijk inzicht zou hebben, en dus heb ik dat dan maar gedaan. En rap in Blender gemaakt met blokken, om te kijken wat voor meubels er allemaal in zouden kunnen:

    Het is nog maar gerenderd of ik word al nerveus dat het niet is zoals het echt is. En dus heb ik het maar in wat meer detail gedaan –de trap en de trapleuning gemodelleerd, de balk in de muur gestoken, de kasten en de vloer plinten gegeven, en gloei- en ledlampen gemaakt. Oh, en ook de vensters en de muren en de rest van het gelijkvloers. En het eerste verdiep schematisch met de vensters en het dak. Niet omdat ik dat absoluut wou doen, maar omdat ik er nerveus van werd dat het licht niet goed zat:

    Dat geeft dan voor ongeveer diezelfde hoek dit als al de brol weg zou zijn. Ja, de boeken staan niet in de boekenkasten, het zou niet zó enorm moeilijk zijn om dat te doen, maar ik had in eerste instantie niet veel zin.

    Eerste ding: kijken of de tafel en de stoelen er in zouden passen. De tafel heb ik rap schematisch gemaakt, de stoelen had ik een paar maand geleden al eens gemaakt voor de leute. Tafel en stoelen passen er wel degelijk in, zelfs al is het met twee op elkaar gestapelde stoelen:

    Ik weet dat de textuur op zeer weinig trekt. Dat komt er van van zomaar wat aan te modderen met UV maps. En ook daar: momenteel geen goesting om het te verbeteren, we gaan niet overdrijven in die dingen.

    En dan the main attraction: zien of ik er een goedkope Ikea-frigo en goedkope Ikea-meubelkasten in kan krijgen. Het antwoord is simpel: neen, niet in eerste instantie:

    De frigo heeft geen standaardhoogte en er zijn voor zover ik zie geen kasten van 90 breed, zodat ik er twee van 40 breed moet nemen. Helemaal rechts kan ik er twee van 40 breed en 80 hoog op elkaar zetten, met nog plaats over voor een kastje van 40 op 40. En als ik dan wat futz met plinten en pootjes, krijg ik de bovenkant van de frigo en het middelste kastje van 40 op 80 op dezelfde hoogte, zodat ik er nog een andere kast op kan zetten.

    Maar daar loop ik vast: die kast zit in een traptrede. En een minder brede kast is nog lelijker.

    Een custom kast kan dan wél weer, natuurlijk, al is dat uiteraard veel duurder dan gewoon Dokter Ikea En Zijn Wilde Imbussleutels:

    Het zal denk ik nog wat zoeken zijn. Al heb ik het wel voor die driehoekigachtige kast. En als ik toch bezig ben, kan ik in de bibliotheek misschien ook een paar vitrine-schappen maken met led-verlichting, om mijn beeldhouwwerken in te zetten die nu al jaren in dozen staan.

    Het gemak, trouwens, van het achterhuis min of meer correct in Blender gestoken te hebben, is dat ik kan kijken hoe het er zou uitzien met verschillende belichtingen. Hierboven is het telkens overdag met de gloeilampen en de led-verlichting aan; dit is wat het geeft met de lichten uit overdag, ’s nachts met alleen gloeilampen, en ’s nachts met alleen led:

    Of op andere momenten van de dag. De dag hierboven is een bewolkte maar niet donkere namiddag. Hieronder ’s nachts bij volle maan, ’s morgens met felle ochtendzon en bij zonsondergang:

    En het kan natuurlijk ook allemaal geanimeerd worden, als dat zou moeten:

    ’t Is een plezier, Blender.

  • Dat was dan driehonderd

    Voilà, het jaar is voorbij en ik heb dit jaar zeer weinig naar films en series gekeken. Vorig jaar heb ik wél veel naar films en series gekeken: dat waren er toen precies 4000 op een jaar.

    Dit is vorig jaar (oranje), het jaar ervoor (groen) en dit jaar in films en series:

    Dit jaar in totaal 315 films of afleveringen van series bekeken. Dat is minder dan 8% van wat ik vorig jaar bekeek, en dat is ook wat ik mij had voorgenomen: in 2021 minder kijken en meer lezen.

    Dat is mij relatief goed gelukt: ik heb dit jaar 300 boeken gelezen, voor een totaal van 100.328 bladzijden.

    De gemiddelde lengte van de boeken die ik las, was 333 bladzijden. Het meest populaire boek dat ik las, was volgens Goodreads The Giver, dat 2.958.100 anderen mensen ook op hun boekenplank hebben staan. Ik vermoed dat dat is omdat het verplichte lectuur is op school of zo, want ik vond het niet meteen echt de moeite.

    Ik heb ook een boek gelezen dat blijkbaar niemand anders ter wereld die op Goodreads zijn boeken bijhoudt ooit las: Ongeluckige voyagie van ’t schip Batavia nae de Oost-Indien.

    Het boek dat volgens Goodreads het best was, met een gemiddelde van 4.78 sterren op vijf, was The Essential Guide to Comic Book Lettering, van de mens van Blambot. Ik gaf het vijf sterren: het is inderdaad een fantastische goed boek, voor mensen die comics moeten letteren. 🙂

    De beste boeken van het jaar volgens mij, in chronologische volgorde van gelezen:

    Ik heb ook een aantal slechte boeken gelezen, en vooral veel boeken die noch goed, noch slecht waren. Van die bwofja-boeken. Drie sterren. Mostly harmless.

    Op naar een nieuw jaar. Ik denk dat ik niet meer zo geconcentreerd veel boeken ga lezen, en ook dat ik niet zo geconcentreerd veel naar films en series ga kijken. Misschien een beetje van alletwee. Misschien ook gewoon niets doen.