• De Morgen over Halo

    Ik las een review van Halo, de tv-reeks, in De Morgen.

    De reviewer van dienst is boos dat Master Chief zijn gezicht toont. Tja. The Mandalorean slaagde erin om het hoofdpersonage bijna de hele reeks zijn helm op te laten houden, in Halo is ervoor gekozen om van Master chief en de andere Spartans geen mythische onkenbare helden te maken, maar echte mensen. Ik heb er geen problemen mee.

    In het spel speel ik zelf Master Chief. In een boek kan ik voordurend een interne monoloog meevolgen. Op televisie is het verdedigbaar dat er gezichten getoond worden.

    Verder heb ik meer dan eens hard met mijn ogen moeten rollen bij de review. Zoals hier:

    […]een verbijsterende scène in het begin van de eerste aflevering, die probeert aan te geven hoe verdorven de elitestoottroepen van de Covenant zijn door hen zichtbaar kids aan repen te doen schieten. Wat wellicht de narratieve durf van de makers had moeten tonen, maar eerder iets zegt over hun morele kompas.

    Zozo. “Narratieve durf”? Ja, verbijsterend zeg, dat zo’n dingen zouden gebeuren in een oorlog. En het zegt inderdaad bijzonder veel over het morele kompas van de makers dat ze zoiets durven tonen, dat Covenant kinderen aan flarden schieten. Oei mijn ene oog was uit zijn kas gerold, een momentje.

    Ik ben nu vier afleveringen ver, en ik wacht nog even af met een finaal oordeel.

    Neen, het is niet wat ik er van verwacht had. Master Chief en Cortana zijn helemaal anders in mijn hoofd. Maar het is al zó lang geleden dat ik Halo gespeeld heb en er een paar boeken van gelezen heb, dat ik er ook kan naar kijken met de blik van iemand die er niéts van af weet. En dan vind ik het tot nog toe een degelijke serie.

    Wat ik altijd probeer te doen, als ik een film of serie zie van een boek (of omgekeerd, een boek van een film of serie), is mij inbeelden dat de gebeurtenissen van de film, het boek of de serie eeuwen geleden gebeurd zijn, en in allerlei verschillende, licht of zwaar andere vormen tot bij ons gekomen zijn. Dat er daardoor niet echt één versie is en dan een (uiteraard) slechte afgeleide versie, maar dat er twee of meer tradities zijn die tot bij ons zijn gekomen.

    Dat zorgt er dan voor dat ik mij niet opwind over inconsistenties en verschillen.

    En dan deze, in de review:

    de buitenscènes zien eruit alsof ze in iemands achtertuin zijn opgenomen, en de binnensequenties in iemands garage. Halo lijkt op een scifireeks van vijfentwintig jaar, terwijl recente genreseries als The Expanse of The Mandalorian de visuele lat toch al wat hoger hebben gelegd.

    Het hondenfluitje “genreseries” daargelaten, en ook dat er wellicht een “geleden” moest komen na “vijfentwintig jaar”: wat een zielig argument. Om te beginnen is het voor een groot deel persoonlijke opinie. Ik had het er alvast niet moeilijk mee, en de decors zaten voor mij alvast niet in de weg van mijn suspension of disbelief.

    Als ik mij over iets opwind, dan zal het meestal niét over de production value zijn. De meest fantastische verhalen kunnen verteld worden door drie man met een tafekleed over hun hoofd op een podium in een jeugdhuis, of in het donker aan een kampvuur, zonder enig decor. Star Trek had ook decors van bordkarton. De ‘marmeren’ decors van I Claudius vielen begot bijna omver als de acteurs een beetje luid spraken. Blake’s 7 was denk ik écht opgenomen in iemands garage, en de keizerin van het universum zat erbij als een receptioniste bij de kinesist. Babylon 5 was gemaakt met plakband, een paar oude Amiga’s en kostuums uit de verkleedwinkel. Maar elk van die dingen was wel van het meest fantastische dat er ooit op televisie is uitgezonden.

    Afijn. Ik heb het wat lastig met het Kwan-subplot, dat voorlopig niet veel bijdraagt tot het algemeen, maar voor de rest ben ik vooralsnog zowel tevreden als benieuwd naar het vervolg.

    Misschien dat ik ondertussen zelfs nog eens wat boeken (her)lees.

  • The Uncanny Counter

    De tags die mijn dochters aan The Uncanny Counter gaven toen we aan het overlopen waren wat ik zeker nog moest zien: “superhelden” en “geesten en al”.

    Dat is niet gelogen.

    Het begint met een scène in een auto: So Mun maakt een tekening van hemzelf en zijn grootouders. Zijn ouders staan er niet op, want die hebben zo veel werk dat ze er nooit bij zijn.

    De ouders zien de tekening, zijn er het hart van in, en beloven hem dat ze meer tijd zullen maken. Hij begint ze er bij te tekenen — en dan wordt de auto in de prak gereden. Zijn ouders sterven, So Mun overleeft maar zijn ene been is om zeep.

    Jaren later zit So Mun op school en worden hij en zijn vrienden zwaar gepest door een groepje zoons van rijke en machtige mensen.

    En dan komen de Counters in beeld: een groep van vier mensen die er normaal uitzien, maar verschillende superkrachten hebben. Ze hebben ene gevecht met een slecht geest net als Mun en zijn maten in de buurt zijn. Eén van de vier sterft, en zijn geest verlaat zijn lichaam. Normaal gezien zou die geest naar een persoon in de buurt gaan die in coma ligt, maar, ge raadt het: de geest vliegt bij Mun binnen.

    Mun wordt één van de Counters, een vechter tegen slechte geesten, met zijn eigen reeks superkrachten. Géén typisch k-drama, dit: er is nauwelijks of geen romatiek, maar wél ander drama. En gevechten. En spannende dingen. Het voelde met de standaard 16 afleveringen noch te lang, noch te kort. En het einde was zowaar tegelijkertijd een propere afsluiting als een opening naar een tweede seizoen. Waar ik wél benieuwd naar ben.

    Degelijk verhaal, degelijk gefilmd, fijne personages, en méér dan degelijke acteurs (het zou de eerste keer niet zijn dat er ergens een verdwaalde zanger gewoon schoon loopt te zijn in een serie — niet hier). Aangeraden!

  • Ongebeurlijke diefstal

    Lang verhaal kort: ik heb vandaag een nieuwe fiets moeten kopen.

    Zucht.

    Als iemand deze fiets zou zien, minus de fietstassen: ge moogt dan de politie in Gent contacteren.

  • Het licht dat aan gaat

    Er is een ding dat gemaakt is een jaar of vijf geleden. Dat gaat binnenkort omgezet worden naar ergens anders. Er wordt gevraagd om er een aantal dingen aan aan te passen en toe te voegen. Mijn collega gaat spreken met de mensen die het ding gebruiken en brengt verslag uit.

    Dan is er een een kort gesprek woensdag, met de vraag of we een voorstel kunnen maken. Volgende week? Euh neen, dan is er Paasvakantie — kan het tegen vrijdagmiddag?

    We trekken tijd uit donderdagnamiddag om ideeën te vergaren, we hebben allerlei in ons hoofd, op den duur een heel blad vol cryptische tekeningen en gedoe.

    Het was al heel de week één van die weken, we waren alletwee zeer moe, het was 17u: we zijn er mee gestopt, en we gingen dan vandaag verder werken. Het zat in ons hoofd, we wisten waar naartoe gegaan.

    Vandaag dan: eerst ’s morgens stakeholderconsultatie voor een ander project, en dan om 11u30 fris begonnen aan het tekenen voor de vergadering om 14u30. Het was wat méér dan alleen dingen toevoegen en aanpassen: het ding was vijf jaar geleden gemaakt, en ondertussen is het platform waarop het gemaakt werd al redelijk wat geëvolueerd, dus moet er wel wat conceptueel herdacht worden.

    We zijn er niet helemaal geraakt, tegen de meeting. Of beter: ik dacht dat we er wel geraakt waren, en we hebben wel allerlei dingen opgelost die we moesten oplossen — maar de oplossing van het probleem dat de mensen zelf hadden en waar ze ons voor nodig hadden, dat hadden wij voor een groot deel zelfs niet als een probleem gezien.

    Ter onzer halve verdediging: het was niet perfect uitgelegd, precies omdat de mensen die het uitlegden er zelf niet echt een greep op kregen. Maar eerlijk is eerlijk: ik had het alvast niet visceraal gesnapt, die eerste meeting woensdag. Maar hoezee! Tijdens de meeting vandaag overkwam mij het schoonste dat u op werk zoals het mijne kan overkomen: het licht ging aan.

    Dat gevoel van “aha, nú heb ik het door”. En van “zó past de puzzel in mekaar”. En ook van “damned, ik moet hier dringend een paar dingen neerschrijven en tekenen, dat ik het zeker niet vergeet als ik er in de loop van volgende week opnieuw naar kijk”.

    We hebben er na de meeting met de mensen zelf nog een tijdje over gebabbeld om het allemaal een beetje in vorm te boksen, kwestie van iets te hebben voor volgende week. En zo kijk ik nu al uit naar het werk dinsdag.

  • The School Nurse Files

    Swoon. ’t Is met Nam Joo-hyuk, de zwemmer van Weight Lifting Fairy Kim Bok-joo. Gemiste kans om de Koreaanse titel van deze serie letterlijk te vertalen, wel: School Nurse Ahn Eun-young past beter in de rij van “omschrijving naam” (zie ook Strong Girl Bong-soon, Rookie Historian Goo Hae-ryung).

    Ahn Eun-young is verpleegster op een school, en ze is ook de enige die kan zien dat er allerlei kwalachtige en geleiachtige wezens rondwaren. Ze gaat ze te lijf met een uitschuifbaar plastieken regenboog-light-sabre, en zeer veel meer uitleg dan dat wordt er niet gegeven. De dochters omschreven het genre als “absurd”, en ik zie wel waar ze vandaan komen. Er gebeuren redelijk random dingen in, en aangezien het een serie is met maar zes afleveringen, is er véél te weinig tijd om de zaken rustigaan hun beloop te laten.

    We gaan veel te snel van “wat doet die Eun-young raar” naar “okay, we aanvaarden allemaal dat ze onzichtbare dingen ziet, let’s go with the flow”. We gaan ook veel te snel van “er gebeuren hier en daar wat rare dingen” naar het equivalent van de ontknoping van een seizoen van Buffy the Vampire Slayer, met een soort Hellmouth-achtig iets onder de school.

    Maar uiteindelijk wel leutig, en het voelt al met al niét aan als K-drama. Het is ook zo kort dat ik het misschien wel eens zou durven herbekijken omdat ik zeker ben dat ik dingen gemist heb.

  • Moderne ontwikkeling en al

    Ik help in mijn vrije tijd Refu Interim met, euh, database- en computerdingen.

    Hoe gaat zoiets? Het is Batahlan, jaren geleden, en Xavier van cirQ vraagt of ik iemand ken die een database zou kunnen maken, en ik vraag wat rond, en terwijl ik uitleg aan een collega die dat eventueel wel zou kunnen doen, zoek ik zelf naar de manier waarop het zou kunnen gemaakt worden, en voor ge het weet, heb ik zelf een hele toepassing in mekaar gestoken in Django.

    Het is al –miljaar!– decennia geleden dat ik voor mijn beroep geprogrammeerd heb, en ik ga mij geen enkel moment van de dag een ontwikkelaar noemen, maar zo’n klein toepassinkje, dat is toch eigenlijk geen programmeren, juist? Toch? Hé?

    Enfin bon, we zijn dan een aantal jaar later en ik loop tegen de grenzen van waar ik goesting in heb aan. Ja, ik wéét wat er allemaal anders en beter zou moeten. Een moderne toepassing anno tegenwoordig, dat doet allerlei dingen die mensen normaal vinden, maar waar toch wel wat werk aan zou geweest zijn, als ik mijn ding zou verder ontwikkeld hebben.

    Django als een headless ding gebruiken, daar een React of Vue frontend op zetten, bladiebla, jaja, maar doe het maar eens als ge wel weet hoe dat in theorie moet, maar als ge géén moderne ontwikkelaar zijt.

    Ik heb echt waar serieus negatieve goesting om te brielen met docker of iets gelijkaardigs, een ecosysteem van tools bovenop tools bovenop tools op poten te zetten waarvoor ik de helft van het internet moet downloaden, en dan te werken in dingen die door die tools vertaald worden naar iets anders dat door nog meer tools naar nog iets anders vertaald wordt, en dan ergens in een pipeline terechtkomt waar, als alles goed gaat, uiteindelijk iets bruikbaars uitkomt.

    Moderne ontwikkelaars, denk ik, zijn gelijk die kikkers die in een kookpot gestoken worden die langzaam langzaam warmer wordt. Deze rant is van 2016, en ik denk écht niet dat het zes jaar later (!) beter geworden is.

    Lang verhaal kort: ik heb een specificatie geschreven van wat ik graag zou gehad hebben van een nieuwe toepassing, dat doorgegeven aan een Echt Bedrijf met Echte Ontwikkelaars, en na een aantal vijven en zessen hebben we bij Refu Interim een nieuwe toepassing. Er is wel nog werk aan, en Echte Bedrijven met Echte Ontwikkelaars zijn natuurlijk geen zotten zoals ik die na hun uren dingen concurrentievervalsend gratis doen.

    En dus, om de kosten mogelijk te drukken voor als er kleine aanpassingen zouden zijn, zou ik wel eens kunnen hier en daar toch wat werken aan die wat meer moderne toepassing. Ik ga daar eerlijk in zijn, ik kijk daar niet echt zeer hard naar uit. ’t Is met php, en dat is buiten wat gebriel met WordPress al geleden van euh 1998? 1999? Ik heb nog nooit composer in gang gesleurd, ik heb nog nooit met Laravel gewerkt. Neen, ’t is allemaal niet zó ingewikkeld ongetwijfeld. Maar blurgh. Toch liever gelijk op het werk samenwerken met mensen die weten waar ze mee bezig zijn en elk zijn kant van het werk doen. 🙂

    Eerste taak: door een stuk of dertig issues gaan en inschatten of het bugs zijn, feature requests, vragen, of iets daartussenin. Zien of dingen die kapot gemeld zijn reproduceerbaar zijn. Mogelijke oplossingen bedenken. En dan (urgh andermaal) zien wat ik zelf zou doen en wat niet.

    On a slightly related note: er loopt in de toepassing die gemaakt is iets verkeerd met de rapportering. In de toepassing die ik gemaakt had, maakte ik als het nodig was gewoon een view bij met een rechtstreekse query naar de database. Nu is dat niet meer zo evident. Er zijn allemaal repositories voor de verschillende objecten, en daar wordt er dan allerlei propers gestructureerd gedaan. Ik ben een oude mens, ik wil op een bepaald moment gewoon iets doen van

    select
        r.name refuInterim, year(v.created_on) jaar, v.status status, p.gender gender,
        p.country land, l.name statuut,
        count(v.id) aantal
    from volunteer v
        join refu_interim r on v.refu_interim_id = r.id
        join personal_information p on v.id = p.id
        join legal_situation l on p.legal_situation_id = l.id
    group by refuInterim, jaar, status, gender, land, statuut

    en dat dan naar een spreadsheet sturen waar ik wel zelf mijn pivot tables zal maken. Normaal gezien doe ik dat allemaal in Excel (leve Excel, ik houd van Excel), maar nu deed ik het in de rapte in Google Sheets.

    …en zo werd het toch nog een fijne avond, want schets mijn verbazing en aangename verrassing! ’t Is allemaal artificiële intelligentie!

    Ja, het was al zó lang geleden dat ik naar Google Sheets gegaan was, dat ik nog niet gezien had wat voor propere suggesties Sheets doet als ik een lange CSV laad. Ik krijg een hele reeks voorstellen om de data op te kuisen, nog voor ik er maar aan denk om er een draaitabel in te steken. Sheets herkent dat “land” een geografische aanduiding is, stelt meteen voor om “Verenigd Koninkrijk” en “UK” en “United Kingdom” en “Jemen” en “Yemen” tot één waarde te herleiden. Ziet “Fillippijnen” staan en vraagt mij of ik wel zeker ben dat dat een land is.

    Leutig.

    Morgen nog wat tiketten doornemen en dan overleg en briefing. Dát doet ik dan wel weer oprecht graag.

  • Awoert, geschiedenisboek!

    Ik ben Powers and Thrones: A New History of the Middle Ages aan het lezen, en dat valt wel mee, maar aargh ik was té content van Dark Queens om iets anders dan zwaar geïrriteerd te zijn door de manier waarop de Merovingers hier behandeld worden.

    Anderhalve bladzijde, blabla les rois fainéants, hopladiejee, gedaan. En ongeveer van hetzelfde laken een broek voor de Visigothen.

    Grr. Ik ga toch eens serieus op zoek moeten gaan naar een degelijke geschiedenis van de vroege middeleeuwen.

    En nu ben ik al heel wat minder gemotiveerd om verder te lezen, eigenlijk. Pas op, ik ga er mij door slaan hé, maar toch. Zó een boeiende periode op zó weinig bladzijden afhaspelen. Tss.

    Het eerste resultaat als ik zoek op de googles is The Oxford Handbook of the Merovingian World. Dat ziet er wel iets uit, alvast qua lengte. Rap de intro nagelezen, en jawel: dat ziet er nu al helemaal mijn ding uit.

    […] the Merovingian era can no longer be confined to activities that transpired among Gallo-Romans and Franks and to the dynastic history of the Merovingians. Far from being isolated from the world around it, the Merovingian elite, through the exchange of goods and ideas, their letters, laws, culture, and religion, as well as through military actions and familial alliances, sat at the center of an intensely connected world. From the Byzantine-controlled territories to the south and east, to the politically fragmented lands to the north (including the British Isles and Ireland), the Merovingian kings and their peoples touched the peoples and cultures around them—sometimes in bonds of amity and exchange, sometimes (as in the case of the Byzantine emperors) as wary allies, and sometimes as hegemonic overlords. Their place in the post-Roman world was not always secure, as may be seen in the case of Clovis’s competition with Theoderic for Byzantine titles and accolades in the early sixth century […] However, their footprint was large, and they interacted with political entities on every side. We are now learning that trade, even if indirect, extended the reach of the inhabitants of the Merovingian kingdoms even further, as far afield as Sri Lanka, the Indian Ocean, and the Red Sea […] The world of the Merovingians was intrinsically connected to contemporary developments not just among the Burgundians, the Visigoths, and the Alamanni with whom they shared and contested borders […] but also among the Byzantines, Ostrogoths, Lombards, Thuringians, Avars, Bavarians, Anglo-Saxons, Frisians, and the Irish […], peoples who, like the Merovingians, were once viewed in isolation.

    Iets verder in de inleiding staat precies wat mij zo zwaar tegenstak in het boek waar ik nu in bezig ben:

    It is important to see the Merovingian period as a cultural entity in its own right, and not merely as an era that was “transitioning” between Antiquity and the age of Charlemagne.

    Amen.

  • Oh de discussies

    Kijk, dit is nu eens iets waar ik kan van genieten. Bij het installeren van Git op mijn nieuwe computer was er op een bepaald moment deze dialoog:

    Vim is de default editor, voor allerlei historische redenen, maar ze raden wel enorm hard aan om een meer moderne editor te gebruiken. Ik kan me inbeelden dat er een aantal discussies zijn voorafgegaan aan dit venster, met een paar oude mensen en een paar hipsters die zwakjes aanvoerden dat neen, vi(m) niet zo ingewikkeld is, ik bedoel, wat is er moeilijk aan <esc>:wq om iets te bewaren en af te sluiten?

    En uiteindelijk is dit er uit gekomen: een link naar “Vim editor” voor wie meer wil leren, een specifieke tweede link om uit te leggen waarom het “hard to use” is, een uitleg waarom de optie als default aangeboden wordt, een uitleg wat er precies gebeurt (als geen editor gekozen, dan is het Vim).

    …maar dat was ongetwijfeld allemaal klein bier vergeleken met de discussies die hier aan moeten vooraf gegaan zijn:

    Ik zie zó al een heel contingent op het internet schuimbekken bij de gedachte dat er allemaal woke mensen de totaal normale naam “master” voor hoofdbranch van een repository willen afschaffen omdat het een verwijzing naar slavernij zou zijn.

    Oh het drama! We mogen niets meer tegenwoordig! Wat is het volgende, whitelist en blacklist zijn ook racistisch en moeten ook afgeschaft worden of wat?

    Jaja, de slinger kan soms wel eens wat te ver door slaan, maar “master” vervangen door pakweg “trunk” (naar analogie van “branch”), daar zou toch eigenlijk niemand van moeten wakker liggen.

    En dus: proper gedaan, vind ik.

  • ’t Is dat het nodig was

    Mijn slaap- en werkpatroon, deze week:

    Dat is, voor de duidelijkheid, niet (meer) mijn gewoonte. Normaal gezien lig ik ergens tussen 1u30 en 2u30 in mijn bed, en sta ik op een beetje voor of na 9u. En normaal gezien probeer ik echt niet na de werkuren te werken.

    Ik had een excuus, deze week: ik kwam maandagavond te weten dat iemand van de naaste familie in het hospitaal lag. Ondertussen is er een operatie achter de rug en is er geen gevaar meer, maar maandag was dat absoluut niet zo duidelijk. Waardoor ik dus niet ben gaan slapen, en dan maar gewerkt heb om de tijd te doden. Ik dacht eerst vrijaf te nemen, maar uiteindelijk was het niet nodig en ben ik alsnog aan mijn wekelijkse uren geraakt — ’t is niet alsof ik veel meer kon doen dan elke dag een paar uur langsgaan in het hospitaal, en ’t is alleen de eerste dag dat ze mij hebben binnen gelaten buiten de normale bezoekuren.

    Maar het heeft zich dus wel gewroken, die dag niet slapen: niet één maar vier dagen dat ik voor middernacht in mijn bed lag — du jamais vu!

    Alla. Op naar de volgende werkweek. Er staan allerlei leutige dingen op de plank, onder meer een concept van twee jaar geleden van onder het stof halen en uitwerken, en aan de slag gaan met observaties in een controlekamer, hoezee!

  • Jeugdtrauma

    Deze kwam voorbij op de Facebooks, en het was alsof ik weer vijf jaar oud was. De vraag is enorm eenvoudig te beantwoorden voor mij, en tegelijkertijd ook niet: ik herinner mij een –denk ik– televisieserie, ergens rond 1973-1975.

    Het was komisch bedoeld, bleven mijn ouders mijn drie-vierjarige zelf verzekeren, maar ik heb er zeker heel mijn lagere school nachtmerries van gehad.

    Er was een toestel, of een pil, of iets anders, waarmee mensen van lichaam konderen wisselen. De ene persoon kwam in het lichaam van de andere terecht, en ondertussen bleef zijn eigenlijke lichaam stokstil achter, met volledig witte ogen in het niets starend.

    Ik zweer het u: nachtmerries. Jaren en jaren aan een stuk. En ook: nooit vergeten dat kleine kinderen doodsbang zijn van wijdopengesperde ogen, waar er wit rond de hele pupil is — en a fortiori van open zonder pupil.

    (Ik zou heel graag willen weten welke aflevering van welke serie, of welke film het was. Scanners was het zéker niet, nee.)

  • Een computer kopen, vervolg

    De reden dat ik een nieuwe computer moest kopen, was omdat de oude computer kapot gegaan was wegens een glas water erop.

    En ik voorzag al allerlei miserie omdat er vanalles gekoppeld is met een GSM-nummer bij wijze van tweefactorauthenticatie, maar ook dat er twee verschillende GSM’s zijn waarvan één een niet-smartphone en een andere een wel-smartphone, maar dat die zou vast zitten wegens drie keer verkeerde pincode. Gedoen, gezever, gedoe.

    Afijn. Computer vanmorgen toegekomen — een basisbasisbasismodel HP — alle zooi ervan gesmeten die er niet hoefde op te staan, en dan later vandaag alsnog de oude computer en de smartphone kunnen in gang duwen.

    Blijkt: van de verdronken is eigenlijk alleen het klavier kapot. Het blijft vasthangen op het overgrote deel van de karakters, alleen de getallen werken nog min of meer, één keer op drie. Gelukkig wisten we de PIN-code van Windows nog, en geraakte ik dus binnen. Ik heb meteen alle tientallen gigabytes aan bestanden en Outlook-PST’s naar Onedrive gecopieerd. Dan staat dat toch érgens waar het geen kwaad kan dat de computer zelf om zeep zou gaan.

    En de telefoon? Ja, geen idee. Ik startte hem op, gaf de pincode in, dat bleek te werken. Gaf dan de code in om de computer open te doen, en dat werkte ook. Dus daar is de crisis bezworen.

    Morgen ga ik langs gaan met een extern klavier en zien of ik een aantal wachtwoorden kan resetten. En dan in een wachtwoordbeheerder steken.

    Zucht.

    Het is wat, werken met een computer, als er hier en daar (maar niet overal) van uitgegaan wordt dat iedereen een mentaal model heeft waarin het onderscheid tussen een provider, een dienst, een server, een toepassing, een bestand en een protocol minstens een beetje duidelijk is. Voeg daar nog aan toe een computer die soms eens in het Frans, soms eens in het Nederlands en soms eens in het Engels spreekt: recept voor miserie.

  • Een computer kopen

    Ik moest een computer kopen voor mijn moeder. Op mijn telefoon naar de winkel gegaan, gevraagd of deze in orde is, besteld, en dat komt dan zaterdag ergens in de voormiddag toe.

    Zot, eigenlijk, als g’er bij stil staat.

    En ik kijk absoluut niet uit naar het allemaal uitleggen en ‘configureren’. De miserie is: er is bijna geen kans ter wereld dat de wachtwoorden voor Microsoft- en Google-account nog gekend zijn; de oude computer is schielijk komen te gaan nadat er een glas water op gedumpt is; de smartphone met authenticator is wellicht gelockt wegens drie keer verkeerde pincode ingegeven.

    Dus dat wordt een raar soort dans van Telenet bellen om te weten wat de PUK is om de PIN te resetten (denk ik) — maar natuurlijk dat ik geen idee heb van klantennummer of wat dan ook. En eens ik dat heb, kan ik aan de authenticator en kunnen de wachtwoorden van Google en Microsoft gereset worden, en kunnen we weer aan GMail en de bookmarks en alles.

    En ergens daartussen moet ik op die oude computer op de één of andere manier de pst-file met twintig jaar mails recupereren en dat ook op die nieuwe computer krijgen. Zucht.

  • Recent gezien

    Gezien sinds het toch eigenlijk achteraf beschouwd vooral pijnlijk slechte Boys Over Flowers:

    Picard, seizoen twee

    Ondertussen zit ik aan aflevering vijf, en ’t is waar wat Mike en Rich zeggen: een mens krijgt whiplash van wat ze doen. Eerst is het klassieke Star Trek, dan zitten we plots in een distopisch parallel universum, dan is het tijdreizen, dan is het een car chase, dan is het een aanklacht tegen ICE, dan zien we plots een voorouder van Noonian Soong, dan is het dit, dan is het dat. Plotlijn op plotlijn op plotlijn.

    Ik ben minder enthousiast dan ik in het begin van het seizoen was, maar bon, ’t is nog altijd niet slecht. Ik kon er ondertussen ook niet naast kijken dat het volgende en meteen ook laatste seizoen Worf en LaForge gaat laten terugkomen — wie weet wat ze nog allemaal in het verhaal gaan wurmen. En als ze het hoofdplot met de Borg niet in dit seizoen oplossen maar er een cliffhanger van maken, kzweertu ’t zal ulderen besten dag niet zijn.

    Bridgerton, seizoen twee

    We kunnen daar kort over zijn: allemaal schone mensen, maar te weinig sex.

    Als ik een Koreaanse serie bekijk, ben ik mentaal voorbereid op zestien afleveringen van elk een uur zonder expliciete vleselijke lusten. Met ergens in aflevering tien een kuise maar welgemeende omhelzing, een aflevering of twee later lippen die elkaar vluchtig (of nét niet) aanraken, en in pakweg aflevering veertien of vijftien een échte kus.

    Bridgerton vorig seizoen was hola wát? vanaf de eerste tot de laatste aflevering. Ik ga niet te veel spoileren van dit seizoen, maar het is deze keer dus niét dat. Grmbl.

    Wél schone mensen. En veel smachten. Come to think of is, ’t was een beetje gelijk een K-Drama in dat opzicht.

    Weightlifting Fairy Kim Bok-joo

    Van K gesproken: Weightlifting Fairy Kim Bok-joo is fantastisch goed. Het is zeer (zéér) los gebaseerd op een waargebeurd verhaal, van een gewichthefster en een zwemmer die op elkaar verliefd werden.

    Grappig, ontroerend, spannend, romantisch: het heeft alles. En Kim Bok-joo (gespeeld door Lee Sung-Kyung) en Jung Joon-Hyung’s (Nam Joo-Hyuk) zijn het meest schattige koppel ter wereld.

    *smelt*

    Thermae Romae Novae

    Concept: architect van thermae (baden) in Rome valt in het water en reist door tijd en ruimte naar Japan, waar hij bijleert over allerlei vormen van baden in Japan. Hij keert terug naar Rome en voert uit wat hij in Japan zag.

    Dat, elf afleveringen aan een stuk. Elf aflveringen waar hij keer op keer mateloze bewondering heeft voor het meest indrukwekkende volk ter wereld, de Japanners. Ook elf afleveringen waar hij meestal naakt rondloopt en niet begrijpt dat mensen niet normaal vinden. Elf afleveringen waar hij geen woord Japans spreekt; als hij luidop spreekt is het Latijn (met een Japans accent, maar bon, dat vergeven we ze).

    Een serie om met meer dan één mens samen naar te kijken, dan wordt het onweerstaanbaar grappig. Alleen is de leute er na een paar afleveringen wel af. Op die aflevering na waar hij een Japans hoogtechnologisch toilet gebruikt. Die is altijd grappig.

    Bulgasal: Immortal Souls

    Het heeft voeten in de aarde gehad. Ik heb de eerste vier of vijf afleveringen begin februari gezien, maar dan deed Netflix raar, kon ik niet naar de volgende in de reeks gaan, en stonden alleen de eerste twee in het overzicht.

    Het verhaal gaat over een monster, de Bulgasal, dat generatie na generatie reïncarneert, en een man die eeuwen geleden onsterfelijk gemaakt is en gezworen heeft de Bulgasal te doden.

    We komen in flashbacks te weten hoe en waarom, en tot in de laatste aflevering blijven er rokken van de ajuin onthuld worden. Mijn jongste dochter is er na de eerste aflevering meer gestopt omdat het “te veel Teen Wolf” was. Ik heb haar gezegd dat ze ongelijk heeft: goeie reeks, prachtige cinematografie, iedereen (zelfs de zeer slechte slechterik) is in tinten van grijs, en akkoord dat sommige acteerprestaties niet meteen topniveau zijn en akkoord dat het verhaal ongetwijfeld strakker had gekund, maar ’t is absoluut de moeite waard. Ik was ook zeer content van het einde.

  • Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat niet iedereen grappig vindt wat ik grappig vind. En het was ongetwijfeld niet zo hard bedoeld als het overkwam, een jaar of zeventien geleden, toen de partner van iemand die professioneel humor doet mij dat toebeet nadat ik ongetwijfeld iets flauws zei: “Laat de humor maar over aan de professionelen”

    Op het moment zelf was ik er maar een beetje lastig van, maar in de jaren sindsdien heb ik er nog veel over nagedacht. Zo van waarom eigenlijk? Ik kan “laat de bypass maar over aan de hartchirurg” begrijpen, maar niet dat van humor. Humor, daar studeert ge niet voor. ’t Is trouwens ook niet omdat ge het professioneel zoudt doen, dat ik het goed ga vinden.

    We hebben op het werk een langlopende discussie over iets gelijkaardig. Wij doen design, op het werk. IBM maakte een tijdje geleden dit schema:

    …en mijn werk is niet meer dan dat, in de grond: observeren, nadenken, iets maken, daar weer over nadenken, weer observeren, weer nadenken, weer maken. Iteratief, en in de regel alsmaar verfijnend: van vage ideeën naar concepten naar alsmaar meer gedetailleerd ontwerp naar specificatie naar opvolging van ontwikkeling.

    Luisteren naar de mensen, observeren, vragen stellen, kijken wat de limieten zijn waarin kan gewerkt worden, en dan samen met allerlei belanghebbenden een oplossing zoeken.

    Dat zijn allemaal handelingen waar geen opleiding voor nodig is, maar goeie wil en een zekere ingesteldheid waar mensen dan de grote naam design thinking aan geven. Oh, en ervaring kan ook geen kwaad. Ervaring in “dat soort dingen doen” is één, maar ook en vooral: ervaring in het algemeen. Hoe meer ervaring in hoe meer verschillende dingen, hoe beter een mens zich kan inleven.

    De discussie op het werk: moeten nieuwe collega’s mensen met een design-opleiding zijn of niet? Een tijd geleden was de beslissing genomen dat ja, we zoeken alleen maar mensen die een diploma van designer hebben. Ik was wellicht niet aanwezig op de meeting waar dat gezegd is, want anders zou ik bijzonder zeer hard gepleit hebben om dat niet te doen.

    Zeer zeker, iemand die voor designer gestudeerd heeft, heeft een streepje voor als het op methodes en technieken aankomt. Heeft geleerd hoe een brainstorm moet lopen, heeft wellicht als eens gebruikers geobserveerd, heeft al meer dan een paar keer met een team samen een concept via verschillende prototypes verfijnd.

    Maar als ik op zoek ben naar iemand om op méér dan beginnersniveau mee te draaien, dan is de studierichting géén doorslaggevend element. Misschien zelfs het tegendeel. Liever iemand die gepassioneerd is en ervaring heeft in iets totaal anders dan “designer zijn”.

    Elke specifieke designtechniek kan aangeleerd worden. De theorie is vaak bijzonder eenvoudig. Neem een persona, bijvoorbeeld. Wat is dat?

    Een persona is een manier om onderzoek over mensen die op een of andere manier zijn geobserveerd of onderzocht, te modelleren, samen te vatten en te communiceren. Een persona wordt voorgesteld als een specifiek persoon, maar is geen echt individu; het is eerder een synthese van waarnemingen van vele mensen.

    Dus: we gaan verschillende mensen bezoeken, observeren hoe ze hun werk doen, spreken ermee, stellen vragen. We hebben een grote zak met observaties, wensen, verzuchtingen en ideeën. We weten ongeveer in welke richting we zouden kunnen gaan, maar: het is zeer moeilijk om iets te maken voor “dé gebruiker“, want dat is een amorf wezen dat alles en niets kan en wil.

    Dus kijken welke relevante dimensies er te vinden zijn in wat we gezien hebben. Bijvoorbeeld: voor wat we hier aan het bekijken zijn is leeftijd en ervaring en kennis van belang; we gaan een aantal persona’s maken die die dimensies zowat omvatten. Eén persona is jong en heeft veel kennis maar is onervaren. Een andere is al iets ouder, begrijpt eigenlijk niet wat hij doet maar teert op routine. Een derde is al tien jaar in dienst, heeft veel doorzicht én ervaring.

    Kijk, dit is Linda. Linda is 39 jaar, ze woont alleen met twee dochters. Ze was vroeger verpleegster, deed dan in avondonderwijs een bijscholing voor administratief bediende en kwam hier tien jaar geleden binnen om het onthaal te doen. Ondertussen is ze totaal onmisbaar geworden: ze kent iedereen in het bedrijf, weet precies hoe de processen in elkaar zitten, en is zowat de projectmanager van projectmanagers geworden.

    Dat is de aanhef, en dan volgt een hele fiche over Linda. Zodat iedereen die aan het project werkt, haar altijd voor ogen kan hebben. Als er iets moet bedacht worden of ontworpen of uitgewerkt, weet iedereen wie Linda is, en dat we iets aan het maken zijn voor haar (en die andere persona’s). Kunnen we gebruiksscenario’s maken: verhalen met Linda in de hoofrol, waar we bijvoorbeeld een ideale dag omschrijven met het nieuw ding dat we aan het maken zijn. Kunnen we vragen stellen en wellicht ook beantwoorden zoals “is dit iets dat Linda gaat gebruiken?” Of beseffen we bijvoorbeeld dat Linda één soort documentatie nodig heeft, en Amira die net afgestudeerd is met alleen maar theoretische kennis een ander soort documentatie en Julien die 58 is gewoon een stappenplan moet krijgen van wat hij moet doen.

    En voilà, dat is het. Goede persona’s maken, daar zijn goede observaties voor nodig, wat verbeeldingskracht, en wat ervaring. Maar géén studies voor designer.

    De ene dag is ons werk in de luchtvaartsector, de andere dag in een bank. De ene dag maken we een toepassing voor verkeersleiders, de andere dag een documentatiesysteem voor mensen achter een balie van een postkantoor, een derde dag zoeken we naar strategieën om racisme op school te bestrijden. Ik werk nu ergens waar ik misschien wel het eerste maanden niet begreep hoe veel dingen eigenlijk in mekaar zaten — maar nu begrijp ik het even goed of beter dan sommige mensen die er al ettelijke jaren meer werken. En is dat omdat ik design gestudeerd heb? Nee, dat is omdat ik al veel verschillende dingen in mijn leven gedaan heb, en ook wel omdat ik het geestig vind om te blijven zoeken tot ik het gevoel heb dat ik weet hoe de vork in de steel zit.

    Maar, en dat is het probleem: wat ik nu kan, kon ik vijftien of meer jaar geleden ook. Iets minder vlot misschien wegens wat minder ervaring, maar toch. En een CV van ik-van-vijftien-jaar-geleden zou vorig jaar zelfs niet in aanmerking gekomen zijn op mijn werk, wegens geen designerstudies.

    Ik vind dat spijtig. Niet voor mezelf (haja, want ik zit er al), wel omdat daarmee enorm veel potientiële fijne collega’s al op voorhand uit de boot zijn gevallen.

  • Een beetje moetjes

    Ik heb vannacht (vorige nacht) wegens Redenen niet geslapen. En nu ben ik wat moe. ’t Zal dus géén vervolg van het tot nog toe zeer genietbare The School Nurse Files zijn.

    Morgen dan wellicht.