• Den hof: statusupdate

    Ik was vannacht (vanmorgen) nog wakker rond een uur of halfzes, en het was alweer aan het stortregenen. Zoals ik iemand anders hoorde zeggen: deze zomer heeft ook zijn voordelen, we kunnen mooie herfstwandelingen doen.

    Al met al valt het eigenlijk nog wel mee met de planten in den hof: geen massale sterfte of zo, en geen enorm manifest ongezonde planten ook. De rozelaar zal in de lente serieus wat zorg nodig hebben: het plan is om hem, na bijna twintig jaar, alsnog op een rooster te laten klimmen. Idem voor de witte regen: die is nu in zijn tweede jaar, ik zal wat meer werk moeten doen van geleiding en deze zomer ook nog wat snoeien.

    En waar ik maar half naar uitkijk: dat de lavendel binnen een paar weken helemaal uitgebloeid is. Dan moet hij namelijk gesnoeid worden — en ik hoop van ganser harte dat hij dan volgend jaar wat meer model zal hebben. Dit jaar, enerzijds door de kat die er zich altijd in het midden van legde maar anderzijds ook met de regen, denk ik, die hem alle vijf voet plat regende, is hij gewoon helemaal in de breedte gegroeid, met een gat in het midden waar net één kat in past:

    De enorme vochtigheid is wél fantastisch voor al wat mos en aanverwant is, en ik heb daar nul probleem mee. Tussen de stenen van het plankier groeit een amalgaan van kleine kleine plantjes en mossen, en ik vind dat machtig schoon:

    En het plan om de tufsteen te laten begroeien met mos is ook helemaal goed bezig:

    Het blijft ook wijs om overal in de tuin allerlei verschillende mosachtigen te zien groeien, van gazonmosvarenachtige dingen over matten parapluutjesmos van wel vijf centimeter dik tot kleine rupsjes heldergroen mos:

    We hebben een hele kant vol kruiden staan, en ik heb het altijd enorm moeilijk om die kruiden ook echt te gebruiken. De overgrote hoop blijft dan ook gewoon staan en doet zijn ding, met vaak prachtige bloemen (marjolein, appelmunt, oregano). Ik was even bang dat de salie het niet zou halen wegens na de vorige natte lente schijnbaar volledig dood, maar één kant is er helemaal doorgekomen en heeft dit jaar minder dan ooit last van dwergcicaden — ’t moet zijn dat die Eupteryx het ook niet zo voor de vochtigheid heeft.

    Ik houd er nu ook even mee op om nieuwe dingen in den hof te planten. Volgend jaar kijk ik of er zich een beetje een evenwicht vormt, en of wat er nu staat min of meer overleeft. En laat ik het aan het toeval over wat er bij komt.

    Dat is nu al het geval: links en rechts staat er bijvoorbeeld gele helmbloem. Ik had die ooit — jááááren geleden — eens gezaaid, maar na de heraanleg van de tuin hebben we er meer dan een jaar geen meer gehad. Tot er dit jaar, wellicht via duiven verspreid, op drie verschillende plaatsen van den hof weer waren. De meest opvallende is deze, tussen muur en plankier (en let ook op de kleine blaadjes links en rechts van stinkende gouwe, ook een papaverachtige gele bloem):

    …maar er staat er ook onder de rozelaar, en tussen de Bergenia:

    Ik weet uit voorbije ervaring dat die gele helmbloem (en stinkende gouwe) vuiligheid is die zichzelf blijft verder uitzaaien, maar dat is muurleeuwenbek ook, en ’t is gewoon een zaak van om de zoveel tijd eens een paar handenvol uit te trekken en weg te smijten:

    En dan zijn er ook nog totaal onverwachte gasten. Er groeide iets groots waar ik campanula verwachtte, en mijn telefoon zegt mij dat het westerse karmozijnbes zou zijn — ik ben benieuwd:

    Er zaaien zich ook voortdurend bomen en boompjes uit. ik heb ondertussen al twee wilgen uitgetrokken en in de GFT-bak gestoken, maar twee andere heb ik voor de leute in een pot gezet. En ja, ik weet dat het absoluut not done is om bomen in de zomer te verplanten, en ze zien er nu al heel triestig uit, maar ’t is niet alsof ik er hard mee in zit als ze het niet overleven. Verder heb ik ook nog een ondertussen twee jaar oude esdoorn in een pot staan (hij heeft anderhalf jaar in een minuskuul klein potje gestaan en bleef ondanks alles overleven, ik heb heb hem nu in een grotere pot gezet), en een heel klein zilverberkje. Ik heb een vaag idee van die bomen te proberen in leven houden in een groot genoege pot, en ik weet dat bomen door de band veel aankunnen (zie ook: bonsai), dus hey, wie weet?

    Ik ben ondertussen ook van mijn hart een steen aan het maken om één dezer de tomatenplanten gewoon allemaal te rooien. Serieus: de tomatenplaag is volledig uit de hand gelopen. En er zitten meer slakken op de planten dan tomaten. Bah.

  • Unwind Dystology #1: Unwind

    In de Verenigde Staten is een burgeroorlog gevochten Pro Life en Pro Choice — de ene kant was radikaal tegen abortus, de andere kant radikaal voor het recht van een vrouw om te doen met haar lichaam wat ze er mee wil doen.

    De oorlog is uiteindelijk beslecht met een compromis:

    To end the war, a set of constitutional amendments known as “The Bill of Life” was passed.
    It satisfied both the Pro-life and the Pro-choice armies.
    The Bill of Life states that human life may not be touched from the moment of conception until a child reaches the age of thirteen.
    However, between the ages of thirteen and eighteen, a parent may choose to retroactively “abort” a child . . .
    . . . on the condition that the child’s life doesn’t “technically” end.
    The process by which a child is both terminated and yet kept alive is called “unwinding.”
    Unwinding is now a common, and accepted practice in society.

    Ahem ja. Ik had goesting om dan en daar te stoppen met lezen, want de premisse is zó belachelijk bij het haar getrokken dat ik het het bijzonder moeilijk had om er ook maar half in te geloven.

    Maar goed, ’t is Neal Shusterman, en daar heb ik andere dingen van gelezen die ik niet slecht vond, dus ben ik er maar aan begonnen. En ik heb het mij niet beklaagd: binnen het toegegeven weinig plausibele gegeven, heeft Shusterman een relatief geloofwaardige wereld met geloofwaardige personages opgebouwd.

    (Ik zeg dat de wereld relatief geloofwaardig is, want we komen er bijzonder weinig over te weten. En zelfs mét suspension of disbelief voor de centrale premisse, is het nog een enorm ongeloofwaardige en rammelende wereld.)

    Drie hoofdpersonages in Unwind. Connor is een typische lastige tiener, en zijn ouders hebben op zijn zestiende besloten dat hij de moeite niet meer waard is. Hij zal naar een faciliteit gebracht worden waar de “unwind” uit de titel zal gebeuren: kinderen worden in stukken gehakt, maar elk individueel stuk, van handen en armen over organen tot en met stukken hersenen, is herbruikbaar.

    In deze wereld is er geen reden meer om een hartoverbrugging te doen: gewoon het oude hart vervangen door een geoogst tienerhart. Idem voor oogproblemen, of bijvoorbeeld een kapotte arm of been.

    De hersenen zijn iets speciaals: die worden niet in hun geheel getransplanteerd, maar in stukken. Bijvoorbeeld om zonder moeite een taal te leren of een virtuoos pianist te worden.

    Tweede hoofdpersonage is Risa. Risa is het gevolg van een andere evolutie: ongewenste kinderen kunnen niet geaborteerd worden, maar worden gewoon meteen na de geboorte ergens op de stoep voor een huis gedropt. Mensen die zo’n kind vinden, zijn verplicht het op te voeden (tot minstens hun 13, dan kunnen ze er gewoon van af als ze willen). En daarnaast zijn er stapels weeshuizen van de staat: Risa is daar in opgegroeid. Ze is een uitstekende pianiste, maar blijkbaar net niet goed genoeg bevonden.

    Derde hoofdpersonage toon nóg een ander scenario: sommige kinderen worden door hun (religieuze) ouders al vanaf hun geboorte opzijgezet voor een unwind. Die kinderen gaan dan ook volledig enthousiast en vrijwillige hun niet-echt-maar-toch-dood tegemoet.

    Samenloop van omstandigheden: Connor en Risa en Lev eindigen samen en op de vlucht voor de jeugdpolitie, een nieuw orgaan dat voortvluchtige jongeren opspoort. En ook voor orgaanpiraten. En dan zijn er ook nog Clappers, die doen wat hun naam zegt dat ze doen: in hun handen klappen — behalve dat het een soort geradikaliseerde kinderen zijn die iets in hun bloed hebben gekregen waardoor in hun handen klappen (of om het even welke andere schok, eigenlijk) ervoor zorgt dat ze letterlijk ontploffen.

    Enfin ja, adventures & shenanigans ensue.

    Ik heb vrede genomen met de slecht worldbuilding door het gewoon te bekijken als een soort Logan’s Run. Even weinig plausibel, even rijp voor een tv-serie-adaptatie (onderstaand filmpje zit vol spoilers voor de Logan’s Run, de film — niet afspelen als ge nog van plan zijt die bijna-vijftig jaar oude film te bekijken).

  • Unwind Dystology #1.5: UnStrung

    Een novelle, dit. Lev, één van de drie hoofdpersonages uit boek één, geraakte gescheiden van Connor en Risa en kwam veranderd terug.

    Dit kortverhaal vertelt wat er gebeurd is om Lev helemaal te doen veranderen: hij komt op de vlucht in een indianenreservaat terecht. In de wereld van Unwind is er na de Tweede Burgeroorlog blijkbaar iets geritseld met de verschillende First Nations, want ze zijn nog meer dan in onze tijd onafhankelijk van de Verenigde Staten.

    Er zijn Hi-Rez naties (die geld van ondertussen bij wet verboden casino’s en wie weet grondstoffen of zo goed hebben geinvesteerd en [soms enorm veel] geld hebben) en er zijn andere die niet zo rijk zijn. Maar voor zover ik begrijp, zijn ze allemaal tegen het concept van Unwinden.

    Lev komt in een Hi-Rez terecht en gaat uiteindelijk op Vision Quest, en dan komen er plots twee orgaanpiraten. Lev zelf overleeft de confrontatie, maar de manier waarop hakt er bij hem zwaar in. En dan wordt hij uit de stam verbannen, en draait hij heel zijn leven om.

    (En dan sluit het verhaal aan bij wat we al lazen in het vorige boek, waar Lev plots weer opduikt.)

  • Tomatenstatusupdate: de tomatenplanten in mijn hof hebben allemaal in meerdere of mindere mate last van de tomatenplaag, Phytophthora.

    Tomaten droog houden was een onmogelijkheid, met al de regen die er was, en aangetaste bladeren voorzichtig afknippen lukt, maar op den duur zit de smeerlap ook op stengels en tomaten zelf, en dan is het om zeep.

    Ik heb maanden geleden één van de negen grote planten in mijn hof al mogen aborteren wegens aan de basis kapot en alle bladeren op een week dood; de acht die overblijven heb ik met dagelijkse onderhoudsbeurten zo goed en zo kwaad mogelijk in leven gehouden.

    En ja, soms had ik eens een degelijke tomaat:

    …maar dit is niet de grootte die die tomaat normaal gezien zou moeten hebben. Normaal gezien zou ze minstens twee keer zo groot moeten zijn.

    En dat was dan nog één van de grootste die ik heb gehad, de meeste waren veel en veel kleiner:

    En dat zijn de tomaten die het overleefd hebben. Want o ja, tomaten die er perfect uitzien, blijken bij nader onderzoek vaak een volledig getomatenplaagde kant te hebben:

    Of ze zijn al dan niet rijp maar ook al helemaal aan het openbarsten van te veel water:

    Of, nóg veel beter: tomaten die noch vol plaag zitten noch opengebarsten zijn, blijken godverdomme opgevreten te zijn door slakken:

    Met het weer dat we gehad hebben, is het allemaal de moeite niet echt waard. Al zijn ze wel lekker natuurlijk. Maar zo veel hartzeer: bah.

  • Mijn handen ruiken naar mannen uit de jaren 1970

    Een tijd geleden — gelijk maanden geleden — kwam ik er plots op dat de schoonste verpakking ter wereld de grote glazen fles Aqua Velva was. Die vorm! Die kleur! Dat groot blauw draaistopsel!

    Logischerwijs ging ik op zoek of dat nog altijd verkocht wordt, de Aqua Velva zoals mijn vader die had in de jaren 1970. En jawel, dat wordt nog verkocht. Het originele recept is de Aqua Velva Classic Ice Blue, en soms zijn er van die dingen die ge uiteraard koopt om ze gewoon gekocht te hebben.

    Ik deed de fles open om Sandra te laten ruiken, en ze zat zo vol (en was van zo slap plastiek gemaakt, grr) dat ik er een geut van gemorst heb.

    En nu ruiken mijn handen dus naar mannen uit de jaren 1970.

  • Ice Cream Man, vol. 1-6

    Wat een fijne reeks. Het zijn allemaal op zichzelf staande verhaaltjes, die in het begin alleen maar de figuur van de Ice Cream Man gemeenschappelijk hebben, maar die op den duur meer en meer gemeenschappelijke elementen beginnen hebben.

    Met fijne introotjes als dit, bijvoorbeeld

    Here are just a few inconvenient truths:
    You are alone, abandoned by your creator.
    Santa Claus isn’t real–and neither is true love.
    Also: a kitten, deep-fried, is more delicious than an expensive steak dinner.
    No fun, right?

    Het is niet allemaal even goed — dat kan moeilijk, als elk verhaal min of meer op zich moet staan — maar in totaal is het uitstekend.

    En hier en daar zitten er ook grappige dingen in, want er wordt voortdurend met vanalles geëxperimenteerd: zo is één verhaal een palindroom, dat op de gewone manier kan gelezen worden, maar ook van achter naar voor (en dan dus van onder naar boven en rechts naar links).

    Aangeraden!

  • Looking for Alaska

    Een uitstekend boek, ik ga er niet over strijden. Maar ik ben er geen fan van.

    Ik begrijp waarom het goed is, en waarom veel mensen het fantastisch goed vinden, maar dit was één van die boeken waarbij ik de indruk had dat ik er gelijk te oud voor was. Allemaal slimme kinderen die samen gaan studeren en allemaal intelligente en boeiende-in-hun-wereld dingen doen, en leren over onder meer wereldgodsdiensten en bladiebla.

    Het eerste deel heet “before”, begint met het hoofstuk “one hundred thirty-six days before” en eindigt met “the last day”. Het tweede deel heet “after”, begint met “the day after” en eindigt met “one hundred thirty-six days after”. Ach, ach, ach. Ik heb het niet voor dat soort gedoe, maar bon.

    Miles Halter valt er in zijn thuisstad in Florida zo’n beetje tussen, maar vindt zijn plaats op een boarding school in Alabama. Hij maakt er vrienden — wijn roommate the Colonel, en de Alaska uit de titel, een knap maar weird meisje waar Miles uiteraard meteen op verliefd wordt, maar zij maakt meteen duidelijk dat het niets zal worden.

    En dan tellen we af naar een datum, en dan gebeurt er iets, en dan tellen we op naar het einde van het verhaal.

    Ik zeg het, ik zou het vele vele jaren geleden uitstekend gevonden hebben. Ik ben er nu wat te cynisch voor, vrees ik.

  • Every Day #3: Someday

    Gho ja. Geen slecht boek. Een vervolg dat minder nutteloos is dan het vorige vervolg, maar ik had zonder gekund.

    Het is waar dat Every Day wat openeinderig eindigt, en dat er één persoon in voorkomt die hetzelfde kan als A, met hints dat er nog anderen zijn ook. Dat is intrigerend, en mensen die daar graag wat meer closure rond zouden gekregen hebben, krijgen dat in dit boek.

    Het is misschien wel spijtig dat (voor mij toch) de twee minst interessante personages in dit boek de twee hoofdpersonages zijn, A en Rhiannon. Begot de antagonist is interessanter en we zien glimpsen van andere A-achtigen, en dáár zou ik graag meer over weten.

  • Every Day #2: Another Day

    Euhhhh wel dát was raar. En zo nutteloos als ik de prequel vond, dit was wellicht nóg nuttelozer.

    Op zichzelf staand is dit geen verkeerd boek, daar niet van: het is het verhaal van Rhiannon, die heeft aanvaard dat wat ze heeft in het leven, niet meer of minder is dan wat ze verdient. Ze heeft een lief en de regels zijn duidelijk: niet te ankerachtig zijn, niet niet te veel verwachten, hem niet kwaad maken. Het is niet dat hij haar mishandelt, maar het is wat het is: zij is bijkomstig en mag blij zijn met wat ze kan krijgen.

    En dan verandert Justin op een dag helemaal, en gaan ze samen naar de zee, en spreken ze écht met elkaar, en is het alsof er een echte connectie is — maar de dag daarna is hij weer zoals hij altijd al was.

    En dan komt ze een meisje tegen dat de school komt bezoeken, en ze komen verdacht goed overeen. En dan gaat ze naar een feestje waar ze een jongen tegenkomt waar ze ook verdacht goed mee overeen komt.

    Inderdaad: dit is gewoon precies hetzelfde verhaal als Every Day, maar dan verteld vanuit het perspectief van Rhiannon in plaats van uit dat van A.

    Wat wil zeggen dat elke individuele lijn dialoog tussen A en Rhiannon (en het zijn er veel) identiek letterlijk hetzelfde is als in Every Day:

    “Hey,” I say, keeping it casual.
    “Hey,” she murmurs back.
    She’s looking at the floor, at her inked-in Converse. She’s drawn cities there, skylines around the soles. Something’s happened between her and Justin, and I don’t know what it is. It’s probably not something that Justin even recognized at the time.
    “Are you okay?” I ask.
    I see the surprise on her face, even as she tries to cover it. This is not something that Justin normally asks.
    And the strange thing is: I want to know the answer. The fact that he wouldn’t care makes me want it more.
    “Sure,” she says, not sounding sure at all.
    Shifting her gaze away from the floor, her eyes matching mine, she asks, “Are you mad at me?”
    I can’t think of any reason to be mad at her. If anything, I am mad at Justin, for making her feel so diminished. It’s there in her body language. When she is around him, she makes herself small.
    “No,” I say. “I’m not mad at you at all.”
    I tell her what she wants to hear, but she doesn’t trust it. I feed her the right words, but she suspects they’re threaded with hooks.
    “Hey,” he says.
    “Hey,” I say back.
    There’s something really intense about the way he’s looking at me. I’m sure he’s finding something wrong. There’s always something wrong for him to find.
    But he doesn’t say anything. Which is weird. Then, even weirder, he asks me, “Are you okay?”
    I must look really pathetic if he’s asking me that.
    “Sure,” I tell him. Because I don’t know what the answer is supposed to be. I am not okay—that’s actually the answer. But it’s not the right answer to say to him. I know that much.
    If this is some kind of trap, I don’t appreciate it. If this is payback for what I said last night, I want it over with.
    “Are you mad at me?” I ask, not sure I want to know the answer.
    And he goes, “No. I’m not mad at you at all.”
    Liar.

    Tja. Dit is de allereerste keer dat ze met elkaar spreken, en dus is er nog veel tussentekst en interpretatie, maar verder in het verhaal zijn het echt gewoon heelder lappen dialoog, en kon ik bij het lezen soms hele pagina’s overslaan.

    En ’t is dus niet dat het daardoor een slécht boek wordt, want het blijft een interessant verhaal. Maar wel een beetje vreemd.

  • Every Day #0.5: Six Earlier Days

    Euh wel ja, het is wat de titel zegt dat het is: een prequel die zes dagen vóór het verhaal van Every Day omschrijven.

    Er wordt niets echt uitgelegd of verklaard, we komen niet meer te weten over het waarom of hoe, het zijn gewoon zes dagen die omschreven worden.

    Daar is niets inherent verkeerd aan, maar enorm boeiend is het nu ook niet, en het voegt niets toe aan het personage of het verhaal.

    “Mostly harmless”, dus, qua rating.

  • Every Day #1: Every Day

    Het hoofdpersonage in dit boek noemt zichzelf A. A wordt elke dag wakker in een nieuw lichaam, ongeveer even oud als het vorige lichaam, en ergens in de buurt ervan.

    Op een bepaalde dag wordt A wakker in het lichaam van Justin, een gemiddelde middelbare-school-etter. En A wordt, tegen al zijn/haar principes in, verliefd op Rhiannon, het lief van Justin.

    A wil Rhiannon opnieuw zien en doet dat dan ook, een paar keer, in verschillende lichamen. En dan besluit hij/zij haar te vertellen wat er eigenlijk aan de hand is.

    Volgt het verhaal van een onconventionele relatie tussen twee mensen die nooit écht samen zullen kunnen zijn.

    En ja, het lag er zeer vingerdik op dat het een boek Voor Onze Tijden was, met een hoofdpersonage dat letterlijk geen vast gender heeft, en er is redelijk wat klagerij op de interwebs dat er te veel omoots en lesbots en dink in voorkomen, maar bon. We gaan daar niet over zagen.

    Ik vond het een fijn verhaal, met een mooi einde. Dit is een reeks, maar ik heb geen flauw idee hoe er een degelijk vervolg zou kunnen op komen. Er is wel iéts van aanknopingspunt — A is blijkbaar niet de enige die niet haar/zijn eigen lichaam heeft — maar dit verhaal staat proper op zich en heeft geen vervolg nodig.

  • Brussel, terug

    Wel, dat was dat dan dus.

    Vier en een half uur gespendeerd op verschillende types vervoer, om eigenlijk drie dingen te gaan doen in Brussel: mijn computer aan een docking station hangen, een badge gaan ophalen, en één gesprek voeren.

    Pakweg anderhalf uur, en daar zit een flesje water drinken / koffiepauze tussen ook.

    En dan, thuisgekomen, twee meetings gedaan van telkens iets meer dan een uur, gewoon weer proper virtueel.

    Pas op, ’t was fijn om twee mensen nog eens te zien in het echt die ik al sinds februari vorig jaar niet meer in het echt had gezien. En het lek alsof ik nog maar gisteren ter plaatse was geweest, zo weinig dat er veranderd was en zo vertrouwd dat het allemaal was.

    Maar van een team van misschien een man of twintig was er welgeteld één persoon lijfelijk aanwezig. En zo zou het eigenlijk altijd mogen zijn: die heen en terug is echt nérgens voor nodig.

  • Brussel

    Ik ga morgen voor de eerste keer sinds februari vorig jaar fysiek naar mijn werk.

    Er zijn geen woorden genoeg om uit te drukken hoe hard ik daar niét naar uitkijk. In plaats van rustig op te staan en naar mijn computer te stappen en te beginnen werken, zal ik ongeveer vier uur spenderen in verschillende vormen van vervoer.

    Bah.

    En vergaderingen gaan dus ook niet efficiënter worden–meestal wordt er ergens getekend en schermen gedeeld, nu gaan we eerst een vergaderzaal moeten vinden die niet bezet is, en de nodige tussenstukken om laptops te doen projecteren, en als iemand anders iets wil tonen, wordt het weer andere tussenstukken zoeken en doorgeven… aargh.

    Ik. Haat. In. Persoon. Gaan. Werken.

  • Verfrissend: testimonium Flavianum is in de grond (minus de interpolaties) echt, er zijn geen vroege onafhankelijke Joodse bronnen te vinden, de agrapha en zelfs de best “verdedigde” apocriefe evangelies zijn in het allerbeste van de gevallen dingen die ons niets bijbrengen.

    Die apocriefen: de kindheidsevangelies (onder meer Thomas en Jakobus) zijn niet meer dan de moeite van het terloops vermelden waard, maar hij gaat met meer grondigheid door onder meer het Geheime Marcusevangelie, Crossan’s geliefde Kruisevangelie dat in het Evangelie volgens Petrus zou zitten en de stukken Egerton-papyrus. De conclusie is telkens dezelfde: een redelijke mens kan niet anders dan besluiten dat die apocriefen allemaal minstens een paar en wellicht alle synoptische evangelies kenden.

    One could go on with further surveys of other apocryphal gospels like the Gospel of the Egyptians or the Acts of Pilate. No doubt someone somewhere will claim that these are prior to the canonical Gospels as well. But I think we have probed enough representatives of the overheated imaginations of various 2d-century Christians to show that critics like Crossan, Koester, and James M. Robinson are simply on the wrong track. These apocryphal gospels are very important, but they belong in a study of the patristic Church from the 2d to the 4th century. Unfortunately, the public and the press, not to mention publishers and universities, are much more interested in sensational studies about the NT than in “dull” studies of the patristic Church. In recent years we have been witnessing the “selling” of the apocrypha to these audiences under the guise of NT research and the quest for the historical Jesus. This is a misuse of useful material. There is nothing here that can serve as a source in our quest for the historical Jesus. To use these texts on what is from the start a precarious venture would render the venture completely incredible.

    Zo is het, soms. En ook voor Thomas is er het scheermes van Ockham:

    We arrive, then, at an intriguing picture: the sayings in the Gospel of Thomas that resemble sayings found in the canonical Gospels are not simply parallels to the Q material. Besides many Q sayings, there is a good deal of special M material, a fair representation of special L material, indications of Matthean and Lucan redactional traits, some pericopes from the triple tradition (though not necessarily in the specific Marcan form), some possible redactional traits from Mark, and a few parallels to statements in John’s Gospel. This broad “spread” of Jesus’ sayings over so many different streams of canonical Gospel tradition (and redaction!) forces us to face a fundamental question: Is it likely that the very early source of Jesus’ sayings that the Gospel of Thomas supposedly drew upon contained within itself material belonging to such diverse branches of 1st-century Christian tradition as Q, special M, special L, Matthean and Lucan redaction, the triple tradition, and possibly the Johannine tradition? What were the source, locus, and composition of this incredibly broad yet very early tradition? Who were its bearers? Is it really conceivable that there was some early Christian source that embraced within itself all these different strands of what became the canonical Gospels? Or is it more likely that the Gospel of Thomas has conflated material from the Gospels of Matthew and Luke, with possible use of Mark and John as well? Of the two hypotheses I find the second much more probable, especially given all we have seen of such conflating tendencies in other 2d-century Christian documents. Indeed, it may even be that the Gospel of Thomas is directly dependent not on the four canonical Gospels, but on some conflation of them that had already been composed in Greek.

    Tja. Zeer romantisch is het niet, maar hey. 🙂

    Volgt een poging om criteria te definiëren om het onderscheid te maken tussen wat van Jezus zelf komt (pakweg de jaren 28-30), wat mondelinge overlevering is van de vroege kerk (pakweg 30-70), en wat redactioneel werk van de evangelisten is (pakweg 70-100) — wel wetend dat we nooit zekerheid kunnen hebben, maar enkel gradaties van waarschijnlijkheid.

    Geen grote verrassing voor het eerste criterium: dingen die Jezus in verlegenheid brengen (zoals zijn doopsel door Johannes, verraad door Judas, verloochening door Petrus, kruisiging) duiden op hogere authenticiteit. Het tweede criterium is wat meer controversieel: dissonantie. Idiosyncratische dingen zouden meer authentiek zijn — maar we weten bijvoorbeeld alleen wat “uniek” of “anders” is als we voldoende weten over wat er allemaal gangbaar was, en dat is niet het geval. Wie weet was “voorwaar voorwaar ik zeg u” wel iets dat iedereen toen zei, pakweg. Ten derde: dingen die in verschillende onafhankelijke bronnen te vinden zijn, zijn logischerwijs waarschijnlijker echt. Ten vierde: coherentie — een beetje een cirkelredenering natuurlijk, maar dingen die consistent lijken met andere dingen die al als waarschijnlijk echt gevonden zijn, zijn waarschijnlijker echt. Een vijfde criterium zit op een volledig ander niveau: ervan uitgaand dat Jezus is veroordeeld en geëxecuteerd, moet er ergens een reden geweest zijn voor die veroordeling en executie.

    En dan begint Meier aan een punt voor punt evaluatie van de al dan niet weetbare zaken. Te beginnen met de naam van Jezus, geboortedatum en -plaats, al dan niet afstamming van David, de maagdelijke bevalling en het al dan niet onwettig geboren zijn, waar telkens niet enorm veel over te zeggen is maar toch iets, al was het maar omdat er over geschreven is.

    Wat niet meteen het geval is voor zijn jeugd en de periode tot het begin van zijn openbaar optreden. En dus zijn er alleen maar veronderstellingen en aannames mogelijk: uiteraard sprak hij een bepaalde taal (bijna zeker géén Latijn, zeer misschien een klein beetje Grieks, waarschijnlijk wel [Bijbels] Hebreeuws, zéker Aramees), leerde hij dingen (meer dan waarschijnlijk lezen en schrijven en Bijbelstudies), deed hij iets met zijn leven (misschien wel houtbewerking en dingen maken in hout) en had hij een zekere socioeconomische status (wellicht zo’n beetje lower middle class-achtig).

    Specifiek over onmiddellijke familie: het is niet onwaarschijnlijk dat zijn vader gestorven was tegen dat hij dertig was, en het is niet intrinsiek onmogelijk dat zijn moeder nog in leven zou geweest zijn, met misschien een kind of zes. Die broers en zussen, daar doen theologen uiteraard raar over, maar er zou niets uitzonderlijk zijn aan zo’n gezinssamenstelling, en uiteraard is er géén eeuwige maagdelijkheid van Maria.

    Er is een redenering die zegt dat een ongetrouwde Jezus de uitzondering op de regel zou geweest zijn, en dus dat het feit dat er niets gezegd wordt over zijn al dan niet getrouwd zijn, een aanduiding zou zijn dat hij net zoals iedereen van zijn leeftijd, wél getrouwd was. Meier volgt dat niet: hij betwijfelt om te beginnen dat er een regel zou geweest zijn en verwijst naar de Essenen en de Therapeutae, die wel degelijk celibatair waren, alsook bijvoorbeeld Jeremiah en uiteraard Johannes de Doper en later Paulus, Epictetus, Apallonius. En ook dat de leerlingen van Jezus expliciet hun gezin achterlieten, en dat het dus niet ondenkbaar zou zijn dat Jezus daarvóór al zou besloten hebben niet te trouwen — hij besluit dat het alles bij elkaar meest waarschijnlijk is dat Jezus celibatair was.

    Volgt, om te besluiten, een zijsprong naar chronologie: Jezus is geboren wellicht in 7 of 6 voor Christus (ahem ja). Na wat spitstechnologische discussie wordt het begin van zijn publiek optreden gepreciseerd als wellicht 28: Johannes de Doper begon rond het einde van 27 te prediken in het de Jordaanvallei, Jezus was even zijn volgeling, werd door hem gedoopt en trok er dan zelf op uit. Gedurende iets meer dan twee jaar trok hij rond, voor grote feesten ging hij naar Jeruzalem. In de nacht van 6 op 7 april 30 werd hij gearresteerd, ondervraagd door Joodse authoriteiten, en op 7 april naar Pilatus doorgeschoven die hem dezelfde dag liet kruisigen. Hij stierf op vrijdag 7 april 30, wellicht 36 jaar oud.

    En dus al de interessante dingen die hij deed en zei, gebeurden in twee jaar en een maand of zo. De volgorde waarin wat gebeurde, is niet of nauwelijks te reconstrueren, en dus worden de volgende boeken thematisch ingedeeld en niet chronologisch:

    1. Mentor, Message, and Miracles
    2. Companions and Competitors
    3. Law and Love
    4. Probing the Authenticity of the Parables

    Ik houd van dit soort boeken. Interessant, wetenschappelijk verantwoord en onderhoudend geschreven.

  • Saus!

    De nieuwe oogst is binnen:

    Geen onmenselijk oneetbare dingen deze keer, maar wel zaken die redelijk algemeen als uitstekend bevonden worden, waaronder een aantal die op Hot Ones kwamen:

    • De meest milde is Hot Ones Classic, die met zijn 1800 SHU zelfs onder Tabasco blijft en al sinds jaar en dag saus nummer 1 is.
    • Heartbeat Pineapple Habanero was nummer 3 in sezioen 10 (12.200 SHU)
    • Shaquanda’s West Indian Curry Hot Pepper Sauce was nummer 3 in seizoen 13 (14.000 SHU)
    • Hellfire Devil’s Blend Roaster Reaper was saus nummer 4 in seizoen 14 (42.000 SHU)

    En dan heb ik er eentje gekocht alleen al voor de fles: Hush Hush. Komt uit Nederland en ze zeggen dat het uitstekend is. Ik laat het u weten, maar de fles alvast machtig schoon.