Er is een familie met een vader en een moeder en een zoon die in de stad woont, en ze gaan naar een mysterieus huis op den buiten, waar mysterieuze dingen gebeuren.
Ik vermoed dat het geen goed teken is zeker als een boek overkomt als een slechte pastiche van een Stephen King-boek van decennia geleden?
Ik weet niet goed wat het was, maar ik vond dit bovenal een saai boek. Er is iets met de vader wiens vader hem mishandelde, en de moeder die kunstenares is, en dat ze alletwee dingen hebben meegemaakt als kinderen. En dan de zoon die helemaal empathisch is en alles, en een stereotiepe behulpzame buur en een seriemoordenaar die de elektrische stoel krijgt maar dat het duidelijk is dat het niet het einde van zijn verhaal is.
Het is cliché op cliché op cliché. En minstens een paar honderd pagina’s te lang.
Als ik veel veel jonger was zou ik het misschien een griezelig gevonden hebben, maar nu dus niet. Ik had bovendien het gevoel dat ik oncomfortabel te veel heb de laatste tijd: soms lijkt het allemaal geschreven te zijn om verfilmd te worden. En sorry, maar jump scares op papier, dat werkt gelijk niet zo heel goed.
Acht jaar na het einde van The Boys in 2012, dat tegen dan eigenlijk al een beetje anachronistisch was aangezien het de periode 2006-2008 omschrijft, schrijft Garth Ennis een vervolg.
Hugh en Annie leven al jaren samen, en plots krijgt Hugh een dagboek van de vrouw van Billy Butcher toegestuurd.
Cue een hele reeks flashbacks en het verhaal van Butcher en zijn vrouw Becky.
Andere mensen vinden het saai en zien er zelfs een cynische moneygrab na de Amazon Prime-serie in. Ik niet echt. Dit is geen in your face bijtend satirisch boek zoals de oorspronkelijke serie op zijn beste momenten was, maar een mijmering over wat er gebeurt nadat het verhaal gedaan is, en wat er gebeurd is vóór het verhaal begon, dat gemaakt heeft dat het verhaal eindigde zoals het eindigde.
Het is misschien ook omdat ik het meteen na de volledige oorspronkelijke reeks gelezen heb, dat ik het goed vind: hoe goed The Boys vaak was, het werd op den duur soms wat meer van hetzelfde. En dit was niet meer van hetzelfde. Ik vind dat het een mooie coda aan het verhaal geeft, en het is fijn om het ene personage te ontmoeten dat uiteindelijk de drijver van zowel het begin als het einde van The Boys was.
Twaalf trade paperbacks, met in totaal 72 issues van The Boys, en dan nog de miniseries Herogasm, Highland Laddie, en Butcher, Baker, Candlestick Maker van elk zes issues. Ik herinner mij wat het was om ze één voor één te lezen, toen ze uitkwamen, en hoe ik het opspaarde tot er een aantal waren die ik na elkaar kon lezen.
The Boys zijn een klandestiene groep die met CIA-steun superhelden in toom houden. In de wereld van The Boys zijn superhelden al sinds de Tweede Wereldoorlog een ding. Er zijn stapels en stapels mensen met superkrachten, maar aan de top van de piramide staan The Seven: Homelander, een soort Superman en hét gezicht van The Seven en één van de allersterkte van alle superhelden, de schimmige Black Noir die misschien de enige is die nog beter is dan Homelander, Queen Maeve, een soort Wonder Woman, A-Train, een soort Flash, The Deep, een soort Aquaman maar dan in een duikpak, Jack from Jupiter, een soort Martian Manhunter, en niewkomer Starlight.
The Boys, dat zijn Billy Butcher, een Punisher-achtig persoon (zijn vrouw is vermoord door een superheld en hij haat alles wat superheld is), Mother’s Milk, de enige van de Boys die geboren met superkrachten (hij moet wel regelmatig zogen bij zijn moeder want anders gaat hij dood), The Frenchman en the Female, die zowat de killers van de groep zijn, en kersvers lid Wee Hughie, een schot gebaseerd op Simon Pegg.
Blijkt al zeer snel dat de superhelden en dan zeker de Seven enorm veel (letterlijke) lijken in hun (metaforische) kasten hebben zitten, en dat er een ongemakkelijk evenwicht is tussen superhelden (met achter de schermen megabedrijf Vought-America) enerzijds en de The Boys (gesteund door de CIA) anderzijds. Mutually assured destruction: Homelander alleen zou alle Boys kunnen doodmaken, maar als er té erge dingen zouden gebeuren, dan wordt alle rotzooi van achter de schermen publiek gemaakt en mogen de superhelden (en Vought) het schudden.
In die context gaat het over en weer, twaalf boeken aan een stuk: van provocatie naar reactie, met voortdurende escalatie, en ook voortdurend het gevoeld dat het niét goed gaat aflopen.
Farth Ennis heeft het niet zo voor superhelden, en dat is serieus te zien aan de reeks: alles, maar dan ook alles wordt onderuit gehaald. Eén voorbeeld (kleine spoiler, van helemaal in het begin): blijkt dat Starlight, de nieuwkomer bij The Seven, eigenlijk alleen maar binnengehaald is omdat ze de meest on-Seven-achtige persoon was die ze konden vinden, en dat ze (Homelander, Black Noir, A-Train), er hun plezier in zouden kunnen hebben om te zien hoe ver ze bereid is te gaan. Op haar allereerste dag komt ze in deze situatie terecht:
Ahem ja. 🙂
Het is ultra-gewelddadig, er is veel sex en bloed en gruwelijke situaties, maar het is ook uitstekend goed.
De reeks is moeilijk los te koppelen van de tijdsgeest: het was de jaren 1990 en waar het er even op leek dat het comicsgenre serieus aan het volwassen worden was (na V for Vendetta en Watchmen en Dark Knight Retruns in de jaren 1980, de Vertigo-reeksen genre Sandman, Y: The Last Man, Preacher, Transmetropolitan etc.) — maar toen kwam 9/11 en werd het voor een heel groot stuk allemaal weer jingoïsme en Hoera Amerika.
Daarin kwam dan The Boys, eerst eventjes door DC gepublished, maar na zes nummers gecanceled en pas echt van start gegaan bij Dynamite, met niet alleen kritiek op die traditionele superhelden, maar ook en vooral bijzonder uitdrukkelijk op het militair-industrieel complex en hoe dat eigenlijk zo ongeveer alles bepaalt.
Maar hey, behalve dat: relaties en evoluerende personages! Er is de vader-zoon-achtige relatie tussen Wee Hughie en Butcher, de relatie tussen Starlight en Hugh, die in het begin niet van elkaar weten wat ze in het “echte” leven zijn, de evolutie van de relatie tussen Frenchman en Female, en de parallelle manier waarop Butcher en Homelanders verhaal elk tot zijn eigen conclusie komt. De stapels in-jokes en schoppen tegen de schenen van andere comics — het Professor X-achtige personage dat eigenlijk een verborgen pedofiel is! De epische scope! Het fijne einde!
Ik vond het goed. Niet aardschokkend enorm goed zoals pakweg Watchmen, daarvoor duurt het te lang en lijken de story arcs allemaal een beetje teveel op mekaar: met pakweg 36 issues in plaats van 72 + 18 zou het verhaal nog beter verteld kunnen geweest zijn. Maar wel goed, dus. Ik zie trouwens dat er een Omnibus-editie is ook in zes volumes, en daar is het hoofdverhaal verteld in de eerste drie. Dat volstaat.
(Oh en ook: er is uiteraard ook de serie op Amazon. Een beetje anders maar ook de moeite.)
’t Is wel wijs, Youtube is de laatste paar dagen wakker geworden in een mogelijke-porno-en-andere-vuiligheid-kramp. Ik heb mails gekregen over een hele reeks video’s die ik soms eeuwen geleden op mijn youtube gezet had, en altijd hetzelfde verhaal:
Hi Michel Vuijlsteke,
We wanted to let you know that our team has reviewed your content and we don’t think that it’s in line with our Community Guidelines. As a result, we’ve age-restricted the following content: [naam van video]
We haven’t applied a strike to your channel, and your content is still live for some users on YouTube. Keep reading for more details on what this means and steps that you can take if you’d like to appeal this decision.
What ‘age-restricted’ means
We age-restrict content when we don’t think that it’s suitable for younger audiences. This means that it will not be visible to users who are logged out, are under 18 years of age or who have Restricted Mode enabled. It also won’t be eligible for ads. Learn more about age restrictions.
Zucht. Natuurlijk dat ik geen filmpjes met gevoelige inhoud voor jonge kinderen heb staan. Allez serieus, is dit boeiend filmpje bijvoorbeeld iets dat een waarschuwing “niet voor gevoelige kijkers of minderjarigen” zou moeten krijgen?
Ik heb veel te veel troep gelezen de laatste dagen. Het was tijd voor een goed boek. Dit was een goed boek. Wat zeg ik, goed? Uitstekend.
Toepasselijk na de abysmaal slechte behandeling van de Trojaanse Oorlog in A Second Chance, is dit een hervertelling van de gebeurtenissen voor, tijdens en net na die oorlog. Verteller van dienst is Patroklos, die zijn leven begint als de weinig geliefde zoon van Menoitios en zijn zwakzinnige vrouw. Hij is aanwezig bij de keuze van Helena voor Menelaos, en wordt door zijn vader verbannen na een domme ruzie die eindigt in een ongeluk met dodelijke afloop.
Ik was al van het begin mee met het verhaal, maar ik werd tijdens ruzie en ongeval verliefd op Millers taal. Een andere jongen wil Patroklos’ dobbelstenen:
“I want them.” He didn’t bother to threaten me, yet. I hated him for it. I should be worth threatening.
“No.”
He stepped forward. “Let me have them.”
“They’re mine.” I grew teeth. I snapped like the dogs who fight for our table scraps.
“I grew teeth”. Serieus, hoe schoon is dat niet? De andere jongen lacht hem uit en vernedert hem.
He smirked then. “Coward.”
“I am no coward.” My voice rose, and my skin went hot.
“Your father thinks you are.” His words were deliberate, as if he were savoring them. “I heard him tell my father so.”
“He did not.” But I knew he had.
The boy stepped closer. He lifted a fist. “Are you calling me a liar?” I knew that he would hit me now. He was just waiting for an excuse.
I could imagine the way my father would have said it. Coward. I planted my hands on his chest and shoved, as hard as I could. Our land was one of grass and wheat. Tumbles should not hurt.
I am making excuses. It was also a land of rocks.
His head thudded dully against stone, and I saw the surprised pop of his eyes. The ground around him began to bleed.
“The ground around him began to bleed.” Ik zweer dat ik even stil werd.
Het vervolg van het verhaal is gekend: Patroklos gaat naar Phthia, leert er Achilles kennen, ze groeien samen op en worden verliefd op mekaar, worden opgeleid door Chiron, de Trojaanse Oorlog begint, Achilles zit verborgen als vrouw bij Lycomedes omdat zijn moeder Thetis niet wil dat hij sterft in de oorlog, Odysseus slaagt erin om hem te ontmaskeren, de Oorlog begint met strooptochten, Achilles kiest Briseis, een eind later kiest Agamemnon bij één van de strooptochten Chryseis, de dochter van een priester van Apollo.
De eigenlijke Ilias zelf begint wanneer de priester van Apollo vraagt om zijn dochter terug te krijgen in ruil voor veel goud. Agamemnon weigert, Apollo is kwaad, de Grieken sterven bij bossen. Na een tijd inactie van Agamemnon en stijgende dodenaantallen besluit Achilles het heft in handen te nemen en swingt hij Agamemnon Chryseis terug te geven. Agamemnon is kwaad op Achilles en pakt Briseis af, Achilles is kwaad op Agamemnon en weigert nog te vechten, de Grieken dreigen te verliezen, Patroklos vraagt en krijgt uiteindelijk de wapenrusting van Achilles en doet het tij van de strijd keren maar wordt door Hector gedood, Achilles is ziek van verdriet, doodt Hector en sleept zijn lijk door het stof, Priam komt om het lichaam bedelen, Achilles geeft hem het lichaam en Hector wordt begraven. Dit is waar de Ilias eindigt.
Het boek vervolgt met de dood van Achilles en de Grieken die uiteindelijk de oorlog tegen Troje winnen (met een sterrol voor de akelige zoon van Achilles, door Tethis opgevoed tot een complete etter), en met wat er na de oorlog gebeurt.
Dit is géén historische roman, die het verhaal probeert “echt” te maken. Er zijn wel degelijk goden; Chiron is een centaur; helden zijn letterlijk zonen van Goden. Het is een ververtelling.
En ja, op het hele einde na is dit een boek zonder verrassingen: het verhaal (of beter, de verhalen) zijn uiteraard meer dan bekend. Maar voor wie het origineel nooit zal lezen, kan ik mij geen betere manier bedenken om een gevoel te krijgen voor het verhaal, de personages, en de themas. Het noodlot, hubris, het belang van persoonlijke eer en trots en respect en hoe al die dingen het allemaal (onvermijdelijk) doen mis lopen: een echt zeer, zeer schoon boek.
Egads. Ze gaan zich écht serieus mogen beginnen haasten met goéd te worden, de Chronicles of St. Mary’s-boeken, want dit is er alweer een dat mij onnoemelijk op de zenuwen heeft gewerkt.
Het is alweer een geval van avontuurtje na avontuurtje: ze gaan naar Isaac Newton (die een moderne spiegel ziet en uiteindelijk ook steelt, en daarmee wellicht een revolutie in de optica teweegbrengt — wéér zo’n geval van dingen in het verleden opfucken). Daarna gaan ze naar een kaasrolding in Gloucester, en dan gaan ze naar Troje.
Opnieuw totaal ongeloofwaardig, en wel om een groot aantal verschillende redenen.
Om te beginnen: Homerus wordt volledig letterlijk genomen. Elk individueel personage, van Helena over Paris en Hector en Priam tot en met alle helden bij de Grieken, blijken bij dezen écht bestaan te hebben. Geen mens ter wereld gelooft dat. Zelfs de méést van de historiciteit van de Ilias overtuigde historicus denkt niet meer dan dat de kern van de Ilias een grond van waarheid bevat: dat er ergens op het einde van de Myceense beschaving een coalitie van een aantal kleine Griekse staten de stad Troje zouden belegerd hebben. En dat daar dan in de loop van de eeuwen stapels en stapels mythen en sagen rondgeplamuurd zijn. En dat zijn de mensen die het meest van die historicitiet overtuigd zijn. Niémand ter wereld gelooft dat al die mensen letterlijk zo hebben bestaan.
Bovendien: ze reizen met hun stenen-huizen-teletijdmachines naar binnen de stadswallen van Troje zelf. Niet met één machine maar met zes. In een stad die, voor de goede orde, zo’n 30 hectare groot was. Om het even aanschouwelijk te maken, 30 hectare is wat er binnen deze cirkel ligt. Kleiner dan de kuip van Gent:
En daar zouden van de ene week op de andere plots zes min of meer identieke volledig stenen huizen in verschijnen. Pakweg twee meter hoog, pakweg minstens twee meter op drie. In een stad die er zó zou uitgezien hebben:
Gedurende maanden en maanden bewoond door mensen die allemaal een halve meter groter zijn dan de rest van de inwoners, en die geen van allen welke taal dan ook spreken die wie dan ook begrijpt.
Neen.
Sorry, maar: neen. Suspension of disbelief gaat zó ver, maar niet verder.
Ach ja, en dan maken ze het einde van Trojaanse Oorlog mee (het Paard is niet één paard maar een kudde met ziekte besmette paarden, ho hum), en is er –ja, opnieuw, alwéér– een totaal onrealistisch conflict tussen zogezegd geliefden-voor-het-leven Max en Leon. Leon wil een kind dat zonder enige twijfel binnen de kortste keren dood zou gemaakt worden, redden.
Okay, laat ons even logisch nadenken. Als dat kind hoedanook zeer binnenkort dood zou gaan, maakt het niet uit of het écht doodgaat dan wel verdwijnt. Als het wél iets zou uitmaken, zou De Geschiedenis (of welk ook het mechanisme is dat uit het niets rotsblokken uit de hemel laat vallen om mensen tegen de houden de Tijdslijn te veranderen) ingrijpen.
Maar neen, Max kiest dit moment om een principiële positie in te nemen:
How could he do this? How could he put me in this position? How dared he make me the one who had to condemn this little boy to death? And I would. Make no mistake about it. I would. I wouldn’t like it, but if I had to, I would do it.
Waarop de andere:
‘Max, you can’t. You’re condemning him to death. Or worse. You can’t just abandon him. You’ve saved people before.’
En zij:
They say women don’t know how to say no. In fact, men have been saying that for centuries. That when women say no, they mean yes. Well I’ve got news for you, busters …
‘No.’
No more. No less. No explanations. No reasons. No excuses. Just say: ‘no’.
En het gaat verder:
‘He won’t last the night. You’re sending him to his death. If he’s lucky. Look at him. He’s not old enough to be a slave. They’ll take him on a boat, use him on the voyage home, and then toss him overboard as they make land. That’s what you’re condemning him to.’
‘No.’
‘Max, I’m begging you. Even if he survives tonight, Troy isn’t going to be safe for years. Do you know what life here is going to be like?’
Of course I did.
‘No.’
‘Max, I’ve never asked you for anything, but I am now. I just want to find him somewhere safe.’
There was nowhere safe for Helios. And if I didn’t stop this, there would be nowhere safe for any of us.
‘No.’
His voice cracked in desperation. ‘I’m begging you. Please. Just save this one person. Just save Helios.’
‘No.’
The finality in my voice must have got through to him. He tightened his grip and planted his feet. The challenge was unspoken, but it was there.
‘I’m second in charge at St Mary’s. I can order you …’
And I was mission controller.
I crossed to a locker, pulled out a handgun, and slapped home a clip.
‘Open the door, Chief, and put him outside.’
‘You …’ he stared. Shock, betrayal and hurt all chased each other across his face. ‘I can’t believe you would …’
I raised the gun.
‘Open the door, Chief, and put him outside. Do it now, please.’
‘So that’s it, is it? It’s all right when you pick soldiers out of the mud or a woodcutter out of the snow? But for everyone else …?’
I said nothing. I wouldn’t debate this.
‘You … bitch.’
Yes, Leon, that’s what you’ve made me.
‘You heartless, hypocritical bitch! I can’t believe … you’d leave this boy to die. This is Helios, for God’s sake. You gave him chocolate. You played hopscotch with him. You have a chance to save him and you’re telling me to just turn him out? Out there? Do you actually know what’s happening out there? Or are you so caught up in History and yourself that you’re too stupid to notice? Well, I’m not you, thank God. I won’t do it. Shoot me if you dare.’
Enfin goed, de kleine wordt buitengesmeten, ze keren terug naar hun tijd, en dan:
That night, I partied harder than I ever had in my entire life.
I drank. I ate. I drank. I danced. I drank.
Markham and I participated in the infamous tray race and nearly broke our necks.
My attempt to drink a yard of ale nearly drowned Miss Prentiss.
Kal and I sang “Blow the Man Down” in a way that gave sea-shanties a bad name.
I caught Guthrie or Peterson looking at me occasionally, so I smiled, waved, and partied even harder. I knew that if I never spoke of it then they wouldn’t either. I’d lifted the incriminating tape from the pod’s internal security system and destroyed it. If Guthrie noticed the gap, he never said anything.
No one ever knew what Leon Farrell had tried to do. I didn’t write him up. That was the most I was prepared to do for him.
We never spoke directly to each other again in this life. We communicated through com links or third parties. I avoided him if I could. I never forgave him.
Whenever he looked at me, his eyes were ice-blue and empty. He never forgave me. I should have been devastated but I wasn’t. I was buoyed up on a wave of righteous anger. That he, of all people, could have tried to do such a thing was almost past belief. And so I took my rage and my fury and I nursed them. I could never forgive the man who had forced me to choose between him and my job.
Jaja. En dan zijn we nog maar in de helft van het boek.
Het volgende avontuurtje is dat ze erop uit trekken naar Afrika, om die ene uittocht uit Afrika te gaan bekijken die de voorouders zijn van alle mensen die nu niet-Afrikaans zijn.
Ze wachten een tijdje, en dan zien ze uiteindelijk de mensen die de exodus gaan doen. En dan gebeurt dit:
The line of rafts began to separate. Either because the lines had snapped or they were being cut so that if one sank, it wouldn’t take the others with it.
Men and women shouted incomprehensibly. Panic was beginning to spread. The convoy was breaking up. One raft began to float away. There were children on it …
They still had some way to go to shore. They weren’t going to make it. This crossing was going to be as unsuccessful as all the others.
I felt a kind of despair. They’d come so far. They’d so nearly made it. They deserved to make it. Surely we could do something. We had ropes. We could help.
I scrambled to my feet in the sand.
Peterson pulled me back down again.
‘Where do you think you’re going?’
‘Rope. We can help.’
‘No, we can’t.’
‘Tim, for God’s sake …’
‘No, you can’t, Max. Not this time.’
‘They’re not going to make it. We must do something. This is one of the most significant events in human History.’
‘And that’s why we can’t interfere. Not this time. Don’t you see? It’s far too important. If we interfere we’re changing all of human History.’
I struggled against him.
‘Stop it,’ he said sharply. ‘I’m not letting go and you’ll just hurt yourself.’
‘Tim, these people are dying.’
‘Then they’re meant to. You know that. You’re an historian, Max. You’ve got away with a lot in the past and you probably will again in the future. But not today.’
‘Let me go, Mr Peterson. Now.’
‘No,’ he said, simply.
‘I’m ordering you …’
‘No.’
‘Tim …’
‘I’m not doing it, Max, so give it up.’
I was still struggling. We were kicking sand everywhere but he held me in a grip of iron. I had no idea he was so strong.
‘They’re dying out there. ‘
‘And we’ll be dying here if I let you go.’
‘They’re our ancestors. They’re us. What is the matter with you?’
Het ik-personage, voor de duidelijkheid, in dit en het vorige citaat, zijn hetzelfde. Hier zorgt ze er gewoon voor dat alle mensen in de hele wereld die niet Afrikaans zijn kunnen bestaan.
En dit is niet een hele reeks boeken verder, waar het personage eventueel zou gegroeid kunnen zijn en alles — dit is ÉÉN FUCKING HOOFDSTUK LATER.
Was ik het niet op mijn telefoon aan het lezen, het boek was tegen de muur gesmeten.
Ik begin er een beetje mijn geduld bij te verliezen. Een boek (of een reeks) die met tijdreizen te maken heeft, daar zijn regels nodig.
Ofwel is het onmogelijk om uw eigen verleden te veranderen, ofwel zorgt een verandering in het verleden voor een nieuwe tijdlijn, dat zijn zowat de grote keuzes. Er zijn nog allerlei detailwijzigingen mogelijk aan de regels, maar er moéten regels zijn. Anders is er nul spanning en is het zomaar wat.
In dit verhaal gaan ze naar het verleden en veranderen ze de geschiedenis. Op een niet-triviale manier. En er gebeurt helemaal niets.
Dat wil voor mij dus zeggen dat ze gelijk wat kunnen doen wanneer ze ook maar willen, want wat ze doen, was bedoeld om gedaan te worden. En wat ze niet doen, was bedoeld om niet gedaan te worden.
En dus moet niemand zich nooit zorgen maken om wat dan ook op te fucken in het verleden. Als ze het opfucken, zal het op de één of andere wijze wel in orde komen — of zullen ze er op de één of andere manier niet in slagen om het op te fucken, want áls ze er in zouden geslaagd zijn, zou het altijd al zo geweest zijn, omdat zij het in hun eigen verleden gedaan hebben en het ipso facto geen opfucken zou zijn maar precies het juiste ding om te doen.
Grmbl. Ik hoop van gasner harte dat het écht beter wordt na een aantal boeken.
Want dit was wéér van hetzelfde deken een vest: het ene ding na het andere, zonder samenhang.
Er is een expeditie naar Londen om Jack the Ripper te gaan bekijken. Blijkt dat Jack the Ripper niét is wat mensen denken dat hij was. Dat hij veel en véél gevaarlijker is.
Okay, interessant. Goed. En dan? En dan: niets. Avontuur afgesloten, op naar het nieuwe avontuur.
Er is een intermezzo waar we wéér eens een compleet van de pot gerukte interactie tussen hoofdpersonage Max en haar love interest zien. Situatie: ze zitten in een soort kuuroord op tussentijdse vakantie. Zij had tot nog toe geweigerd te vrijen met het licht aan. En dan, als hij terugkomt van een therapiesessie, besluit ze naakt naar zijn kamer te gaan. Hij reageert niet zoals ze dacht dat hij zou reageren:
He said, ‘I don’t think so, Dr Maxwell, do you?’ and returned to his book.
Hoe reageert een mens daarop? Ze neemt zijn auto — een geliefde, antieke, enorm kostbare oldtimer — en rijdt er mee naar de kapper:
I took the next turning to Rushford and pulled into the multi-storey car park. There was a hairdresser’s just over the road and yes, they could do me now. I told them what I wanted and settled back while they got on with it. I left the salon with a tiny, chic little ponytail bouncing and swinging as I walked. I loved it.
En dan rijdt ze met de oldtimer een bos in. En dan rijdt ze hem te pletter tegen twee rotsblokken.
It took several goes to inflict any sort of damage at all to the door panel. Bloody Germans!
I got out and looked at the results so far. Lights gone on one side, boot caved in. Ditto the front. Water dripped down into a puddle, so the radiator was shot. The driver’s door – finally – was nicely dented.
I frowned. Not a lot to show for all that effort. I picked up a rock and chucked it at the back windscreen. It just bounced off. Unbelievable! In a spurt of temper, I raised it above my head and hurled it with all my might. The glass crazed. That would have to do.
I had another idea. Pulling the travel rug off the back seat. I tugged on the bonnet catch. Using the rug, I got the oil cap off. The engine did start, but it definitely wasn’t as enthusiastic as it had been. I shoved it into gear and we clanked our way down the road. Lights on the dashboard winked and flashed. Not my problem. I think I’d lost a part of the exhaust somewhere along the way, because by now we sounded like a tank, and something was dragging along the road behind me. There was the odd spark. Steam hissed from under the bonnet. Black smoke billowed from somewhere and there was a bit of a funny smell. Probably because I was still in second gear.
As one does.
En rijdt ze auto verder helemaal in de vernieling, en komt ze tot stilstand in een meer.
I floored the accelerator to build up the revs. We surged sluggishly forward. With the engine screaming and trailing clouds of smoke, steam, and glory, I drove Chief Farrell’s car straight into the lake.
The engine died and everything was suddenly very quiet. Smoke drifted serenely across the surface. There a little bubbling and hissing but otherwise everything was surprisingly peaceful.
If I hadn’t been getting wet, I could have sat there all afternoon.
Natuurlijk komt het, na ettelijke pagina’s zinloze wreedheid van Max haar kant uit, die had kunnen vermeden worden door twéé zinnen met elkaar te spreken, weer min of meer in orde en dan gaan ze naar Elizabethaans Engeland. Omdat ze in het vorige boek een toneelstuk van Shakespeare gevonden hadden waarin de verkeerde koningin bleek gestorven te zijn. Euh, hoezo? Een boek in onze tijd waarin een verkeerde koningin stierf, zou dat dan niet willen zeggen dat de geschiedenis veranderd is en de “verkeerde” koningin eigenlijk altijd al de “juiste” was?
Neen, blijkbaar.
Okay, tot daar aan toe. Waarom moet er dan iemand terug in de tijd gaan om de dingen weer “juist” te zetten? Als er toch geen ander gevolg is behalve dat ene manuscript dat niemand behalve de mensen van St. Mary’s kennen? Geen flauw idee.
Oh, en dan de oplossing voor het probleem van de verkeerde koningin: iemand in een kamer opsluiten en laten verkrachten. Mja. Tot daar aan toe. Dat kan een harde maar onvermijdelijke manier zijn om het Einde Van De Wereld Zoals Wij Hem Kennen te vermijden. Maar dan is het misschien geen slecht idee om uw zogezegd sympathiek mede-hoofdpersonage niet dergelijke nonsens te laten uitkramen:
What you did was meant to happen. She could have screamed for help. She could have denounced him. She didn’t. Not originally and not on this night, either. I understand how you feel – she might have gone on to be a remarkable woman. But she made bad decisions and she had to live with them. And remember – she was no innocent.
Dit is chronologisch gezien een prequel, en in de aangeraden reading order staat het tussen boek 1 en boek 2, maar eigenlijk is dit iets dat denk ik zeker na boek 5 of 6 zou moeten gelezen worden. Ik heb geen flauw idee wanneer de wereld van het boek zo ongeveer is — ik dacht ergens pakweg de jaren 2010, maar er wordt gesproken over de barricades van Battersea alsof iedereen weet wat het is, en er wordt gesproken over de nazi’s die gelijk net buiten zijn gekuist. Ik kan mij vergissen, maar ik herinner mij niet dat de nazi’s (op Rudolf Hess na dan misschien) in Engeland waren geraakt tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Enfin bon.
Misschien moet ik er nog eens doorbladeren als ik wat meer boeken gelezen had, want dit was wéér hetzelfde als het eerste boek: gewoon het ene na het andere, zonder veel rijm of reden.
Dingen die ik wijs vind: geschiedenis. Tijdreisverhalen. Avontuur. Degelijke personages. Reeksen waar ik kan in blijven lezen.
The Chronicles of St. Mary’s zijn mij verkocht als all of the above. Het gaat over een instelling ergens in Engeland, verbonden aan een universiteit maar semi-onafhankelijk, waar mensen in de tijd reizen.
Waarom precies? Dat wordt niet echt uitgelegd. Om dingen te observeren, blijkbaar. En dan eventuele ontdekkingen door te geven aan de universiteit, die ze te gelde maakt en in ruil daarvoor St. Mary’s blijft steunen.
Als het moet, heb ik geen enkel probleem om mijn disbelief te suspenden. Maar ik vrees dat ik het hier bijzonder moeilijk had. We volgen Madeleine “Max” Maxwell, die net aangenomen is op St. Mary’s. Er is een proces om binnen te geraken, met testen en alles, en dat was wel grappig en zo maar enorm snel over, en voor we het goed en wel beseffen, is Max al een jaar of vijf op St. Mary’s en gaat ze een lange expiditie naar de tijd van de dinosaurussen doen. Serieus hé: van de ene paragraaf op de andere.
Mja.
De tijdreismachines zien er zo uit:
[…] small hut-like structures […] Each was slightly different in size or shape and each one looked like a small, dingy shack, stone-built, flat-roofed with no windows; the sort of structure that could be at home anywhere from Mesopotamian Ur to a modern urban allotment. Prop a rickety, hand-made ladder against a wall and with a broken wheel by the door and a couple of chickens pecking around, they would be invisible.
Ja, inderdaad. Stenen hutjes. Dát is de manier waarop ze tijdreizen. En ze rekenen erop dat die stenen hutjes onopvallend genoeg zijn dat niémand er ooit over zal vallen. Sorry, maar dat geloof ik niet. Een stenen gebouw dat in “Mesopotamiam Ur” onopvallend is (ik beeld mij iets leemachtig in) en in een moderne stad (ik beeld mij iets betonachtig in) en in de middelleeuwen in Europa (ik beeld mij iets met onbewerkte stenen in)? En dat bovendien groot genoeg is om verschillende mensen te bevatten en douche en toilet en zo? Nah.
Een andere zaak die mij wat tegensteekt is hoe ze omgaat met eventuele veranderingen aan de tijdlijn. Geen multiversum, waarbij ze ’terugkeren’ naar een wereld die niet die de wereld is waar ze uit vertrokken, maar een schimmig proces van “de Geschiedenis” die er iets aan zou doen om te vermijden dat er een wijziging gebeurt — door pakweg uit het niets een rotsblok op het hoofd van de schuldige te laten vallen.
Okay. Passons. Er is een tijdlijn die uniek is, onwijzigbaar, en als ze dreigt gewijzigd te worden, Gebeuren Er Dingen. Doenbaar.
En dan komt hoofdstuk zeven, waar hoofdpersonage Max ontdekt dat de baas en de nummer twee van St. Mary’s eigenlijk van de toekomst komen:
I considered this for a while. The kettle boiled and he made some tea. When he sat down, I said, ‘You and the Boss – are here to strengthen St Mary’s?’
‘That’s partly the reason, yes.’
‘But it was the Boss who founded St Mary’s.’
‘Yes, he brought a pod back with him, pretended to ‘discover’ time travel and used it as the foundation for all the others.’
‘So the Boss brings a pod from the future to now. And that pod is the template for all future pods?’
He knew where I was going with this and smiled.
‘So who actually discovers or invents time travel? Who builds the first pod?’
He smiled and shrugged his shoulders. ‘You do not want to go there. Trust me, that way madness lays.’ I could believe it.
Neen! Neen! Zo werkt het niet! Aargh!!!
⁂
Verder is het boek wel degelijk wat de titel zegt: “just one damned thing after another”. De toon van het boek is bijzonder vreemd. Het ene moment is het alsof Taylor probeert een soort Terry Pratchett Unseen University-van-den-Aldi te doen, het andere moment komt het in de buurt van goedkope romance, en de dingen gebeuren maar, geen enkel personage heeft een reden om te doen wat ze doen.
En inconsistent. Twee mensen zijn stapelverliefd op mekaar. De vrouw heeft een miskraam, terwijl de man verloren gewaand is. Uiteindelijk komen ze weer samen, maar ze vertelt het niet meteen, van dat miskraam. Begrijpelijk: ze heeft het zelf nauwelijks verwerkt, ze zoekt een goed moment, etc. etc.
Reactie van de man, als een Slechterik het hem alsnog vertelt?
‘You weren’t ever going to tell me, were you? You can’t even talk to me now. What is it with you? Anyone would think – oh, I see, of course. How stupid do you think I am? I see it now. It wasn’t mine. Whose was it? What about you, Peterson? Was it yours? You two are pretty close. Oh, no, of course not. It was fucking Sussman’s wasn’t it? You never had eyes for anyone but that worthless piece of shit. And you were going to pass it off as mine, but luckily you lost it, so you didn’t need to mention it at all. And no one else was going to tell me. I had to hear it from Barclay. You called her a bitch. Well, it takes one to know one.’
Wat de neuk? En dan komt ze even later een collega tegen, waar ze al jaren mee samenwerkt en ’t is weer van dat:
He stepped up close. ‘Slut!’
Oh God, did everyone in the unit know? How had this got round so quickly? Was this how it was going to be from now on?
‘Moron!’
‘What?’ he said, taken aback.
‘Sorry. Deaf moron!’
‘Bitch!’ Ah, we’d moved on. ‘All these years you acted like Little Miss Perfect. You were too good for the rest of us and now it turns out anyone can have you, Little Miss Slut.’
He grabbed my arm and pulled me into Wardrobe. My face bounced off the wall.
Euh ja. Afgewerkt met een rondje bijna-verkrachting. Een beetje belachelijk, ja.
In het volgende hoofdstuk is het overigens weer koek en ei, en komt er uit het niets een nieuwe opdracht (dodo’s verzamelen als teambuilding) en dan gaan ze een stuk van de bibliotheek van Alexandrië redden, en aargh. Just one damn thing after another.
⁂
Ik hoop van ganser harte dat dit een typisch eerste-boek-in-een-reeks-die-later-veel-beter-wordt is. Want er zaten wel interessante ideeën in en zo, maar ’t was echt zeer slecht geschreven.
Hm. Ik weet niet goed wat ik van dit boek verwachtte, maar ik weet wel dat mijn verwachtingen niet ingelost werden.
De korte inhoud is niet zeer spannend, wegens alsdat het gebaseerd is op het weinige dat we weten van Shakespeare’s gezin: hij was getrouwd met een oudere vrouw, Agnes of Ann, hij had een dochter, Susanna, en dan een tweeling, Hamnet en Judith. Toen hij elf was, stierf de jongen. Een jaar of vier later schrijft Shakespeare Hamlet (Hamnet en Hamlet zijn in die tijd functioneel dezelfde naam).
En tja, dat is dan ook wat er gebeurt in het boek. Maggie O’Farrell extrapoleert uiteraard enorm veel, en het is niet alsof het verhaal stil staat of zo, maar er gebeurt ook niet echt iets in. Shakespeare is een leraar met een tyrannieke vader, Agnes is een bijna volledig ongeletterde oudere dochter die bij haar stiefmoeder woont. Agnes heeft sex met Shakespeare en raakt zwanger. Ze trouwen. Het dorpsleven is niets voor hem. Ze spoort hem aan om naar Londen te trekken. Hij maakt er carrière en keert elk jaar een paar weken of een maand terug. Ze hebben drie kinderen. Op een bepaald moment sterft Hamnet. Ze zijn er allemaal het hart van in. Het lijkt alsof hij nooit meer over zijn zoon wil spreken. En dan, jaren later, gaat zij voor het eerst naar Londen een toneelstuk van hem bekijken. Het is Hamlet. Ze herkent in Koning Hamlet, de geest van Hamlet’s vader, zowel Hamnet als haar echtgenoot. The end.
Ja, dat was het zowat. Oh ja, het verhaal zwiebert over en weer tussen Agnes’ verhaal in 1580, en Hamnet’s verhaal in 1596, het jaar dat hij zal sterven.
Misschien dat ik niet in the mood was om het allemaal te laten doordringen, maar ik bleef over met een gevoel van et alors?
Ik voelde weinig emotie bij dit boek. De quasi-toverkrachten van Agnes vond ik er al helemaal over. Een vrouw kan echt wel interessant zijn, zelfs al is ze “maar” huisvrouw, zonder dat ze magische voorspellingen kan doen en een encyclopedische kennis van kruiden en dergelijke heeft. Serieus, O’Farrell maakt van Agnes een heks begot.
En het truukje om op geen enkel moment “William Shakespeare” of zelfs maar “William” of “Shakespeare” te zeggen: dat was al vermoeiend na tien bladzijden.
Tweede boek op rij met een veelbelovend begin maar een teleurstellend einde. Bah.
Madison May werkt in immobiliën. Vandaag heeft ze een uitgeleefd en eigenlijk ook wel stinkend huis te verkopen ergens in New York. De eerste bezoeker belt aan. Ze weet zijn naam, en voor de veiligheid moet ze ook een foto van zijn gezicht nemen en doorsturen naar haar kantoor. Ze leidt hem rond in het huis, ze beginnen te spreken, en ze beseft dat de man meer over haar weet dan eigenlijk mogelijk is. En dat hij iets van haar wil.
One thing leads to another, en hij vermoordt haar brutaal. Maar hij zegt haar eerst dat hij van haar houdt. In elke wereld.
Felicity Staples is een journaliste die schrijft over de moord. Ze blageert zich binnen in het huis, krijgt van de detectives wat foto’s doorgestuurd. Er is geen motief, er is zelfs geen enkel aanknopingspunt. Ze hebben de naam en de foto van de man, maar niets meer dan dat.
En dan ziet ze plots op de metro de verdachte. Volgt een spannende achtervolging/vlucht, waar hij uiteindelijk spoorloos verdwijnt.
Ze gaat naar huis, kruipt in haar bed, slaapt — maar als ze wakker wordt, is er iets aan de hand. Eén van haar twee katten is verdwenen. De meubels in het appartement staan precies niet op hun plaats. En op haar werk weet niemand af van het verhaal van Madison May, of van hoe Felicity achtervolgd werd in de metro.
En dan wordt Madison May opnieuw vermoord: Felicity is duidelijk in in een parallelle wereld terechtgekomen; hier is Madison een beginnende actrice. Felicity besluit opnieuw op onderzoek uit te trekken. En ontdekt dat ze niet de enige is die de moordenaar wil vatten.
Jaha, parallelle werelden en het reizen ertussen. En een seriemoordenaar. Het begint enorm veelbelovend, maar zo ongeveer rond het midden valt het een beetje in duigen. Veel handgewuif, veel gemiste kansen om het verhaal uit te diepen, en uiteindelijk een bijna saai einde, dat mij de indruk gaf geschreven te zijn om verfilmd te worden.
Ik hoorde slechte dingen over Old, de nieuwe film van M. Knight Shyamalan. Ik hoorde ook dat de film gebaseerd was op een graphic novel die wél goed was.
Het concept is eenvoudig: een familie komt toe op een strand en blijkt dat ze versneld verouderen. Eén van de dingen die het meest in het oog springen in het boek, is hoe de kinderen omgaan met een heel leven op één dag. Ik kan het niet beter verwoorden dan reviewer Kyle op Goodreads:
Half a star for the cool concept (which I won’t spoil), but everything else just made me so damn uncomfortable. Too much nudity and sexual activity involving CHILDREN!!! Seriously, amidst all this insanity: why are all the “kids” so sex-crazed??? Actual quote: “We’ll organize an orgy… Just the kids.” Absolutely appalling. The ending was expected, but there’s no resolution/explanation whatsoever. This graphic novel just sort of happens… and then it ends. Maybe I’m missing some subtle allusions to moral, metaphor, or allegory, but I don’t really care.
The black and white coloring and style was hard to look at, and many of the details were lost inside the panels.
Also, the dog dying was upsetting. Why do authors always feel the need the kill the animals? And don’t fucking come at me with “But people died, too” bullshit.
Daar is niet enorm veel aan toe te voegen, inderdaad. Iedereen wordt genadeloos ouder en een hond sterft!!!!Kinderen zijn plots pubers en volwassen, barstensvol hormonen en ze hebben sex!!!!
Maar bon. All kidding aside: ik weet niet wat ik er van moet vinden. Ik had er meer van verwacht? En tegelijkertijd ook niet? Het is wellicht allemaal een metafoor en zo, maar een mens heeft tijd nodig om ouder te worden, niet alleen een verouderend lichaam. En er is maar zo veel interessant plot dat ge kunt doen met kinderen die 3 en 5 en 10 zijn in hert begin van het verhaal en mentaal niet meer dan één dag ouder worden tegen het einde van het verhaal.
Ik las trouwens de synopsis van Old en dat klonk helemaal anders, met een reden en een samenzwering achter het strand waar mensen ouder worden — in het boek is daar weinig of niets van. En het is ook niet nodig.
Geen opgewekt boek. Ik vond het, op de keper beschouwd, maar meh.
Het is onnoemelijk slecht weer voor tomaten die zomaar buiten staan. Ik heb één van mijn negen planten in de vuilbak mogen kieperen wegens phytophthora. Gelukkig stond ze wat afgescheiden van de andere planten, maar ik houd het enorm hard in het oog, en van zodra ik ook maar tekenen van rot of wat dan ook zie, snij ik het aangetaste blad of de aangetaste tomaat af en smijt ik het in de GFT-bak.
Het zijn enorm grote tomaten, en we hebben behalve veel te veel vochtigheid ook heel weinig zon, dus ik ben een beetje bang dat ze nooit gaan rijpen. Twee tomaten — tel ze, twéé, op acht planten die vol staan — zien er niet meer helemaal groen uit:
En verder is het allemaal wel groen in den hof, en als er zon is, zit het barstensvol met bijen en andere beesten. Ik wacht tot de lavendel helemaal uitgebloeid is om hem serieus bij te snoeien: zoals hij nu is, is hij helemaal plat tegen de vloer geregend en in het midden onderaan kaal wegens dat de kat er zich altijd onder gaat leggen.
De miscanthus (links in de hoek) doet ook wat van hetzelfde: bijna platgeregend in plaats van naar boven groeiend. Misschien moet ik dat gras eens bij elkaar binden volgend jaar.
De kruiptijm is niet dood en de soorten die bloeien, hebben bijna drie maand aan een stuk in bloei gestaan, dus er is veel hoop op uitzaaiing allerhande tegen volgend jaar. Als het levermos niet te veel in de weg zit, tenminste.
Het valt al met al nog wel mee wat parasieten betreft. De bladluizen zijn misschien door een combinatie van regen en zweefvlieg- en lieveheersbeestlarven al een paar maand bijna allemaal weg. Er zijn wellicht enorm veel naakte slakken, maar ik zie er niet overdreven veel.
Er zitten niet enorm veel rupsen — op wat muntvlinderrupsen op de mint en de marjolein en zo wellicht, want overdag zie ik daar regelmatig muntvlindertjes zitten:
Ik houd het allerspannendste voor laatst: geslachtsgemeenschap! Ik was op weg naar de dagelijkse controle van de tomatenplanten achteraan toen ik dit zag op een stapsteen onder de lavendel:
Jawel! Twee slakken die aan het voortplanten zijn! En aangezien die beesten zowel mannelijk als vrouwelijk zijn: twee penissen en twee vagina’s! Ojoo maat!
Ik heb ze opgepakt en in een perk op straat gezet. Ze mogen daar hun eiers leggen.
Ik zo’n vermoeden van wat er allemaal zou kunnen gebeuren in boek twee. Dat is uiteindelijk niet echt in het tweede maar wel in het derde boek gebeurd.
Waarmee ik niet wil gezegd hebben dat het voorspelbaar was, dit derde en laatste boek in de reeks. Wél dat het een logisch en degelijk einde had. De manier waarop Ness tot aan dat einde raakt, was iets anders. Zo ongeveer iedereen elk belangrijk personage in het boek moet voortdurend onmogelijke keuzes maken (behalve de vroegere burgemeester dan, die is en blijft door- en doorslecht en heeft zeer weinig twijfels bij wat dan ook). En het is soms een beetje bij het haar getrokken, maar in het algemeen valt het allemaal zeer goed mee.
Terwijl ik aan het lezen was dacht ik trouwens heel de tijd dat dit een fantastische televisiereeks zou kunnen zijn. Zo eentje op Netflix of Amazon Prime, vijf of zes afleveringen van drie kwartier maal twee seizoenen. En dan keek ik naar de cover en zie ik “soon to be a major motion picture” staan, en ga ik op de Youtubes kijken naar de trailer en denk ik eerst yay! Mads Mikkelsen is een uitstekende Prentiss maar dan oh no wat een kul, dit is helemaal verkeerd. Tom en Viola zijn tien jaar te oud. Moto’s? Viola in het dorp?
Ah well. Misschien binnen een jaar of vijftien of zo, wie weet.
Het laatste boek was trouwens niet perfect. Prentiss is té stereotiep slecht. Een béétje meer communicatie zou veel problemen opgelost hebben. Het tijdsframe is te kort: het gaat om mensen die anderhalve generatie op een planeet zijn — het zou denk ik interessanter geweest zijn als alles pakweg drie generaties had geduurd. En het is begrijpelijk de meest intelligente levensvorm op een planeet waar zo ongeveer alles en iedereen in telepathisch contact met mekaar een soort geïdealiseerde nobele wilden zijn, maar het mocht er wel een beetje minder vingerdik op liggen.
Maar behalve dat: geen enorm zware klachten. Een zeer goede reeks. Aangeraden.
En het kortverhaal Snowscape was een fijne in cauda venenum voor wat dat “nobele wilde”-idee betreft.