Zeer vreemd, zo’n reeks met acteurs van dertig-going-on-zeventien.
Serieus, ik wéét dat Millie Bobby Brown net achttien geworden is, maar ze ziét er zeker tien jaar ouder uit:
..en ze word verondersteld een meisje van 14 te spelen?
Ah well.
Verder: bwof. Het is niet slécht, maar het is zeer ver van goed. Run of the mill jaren-1980-videotheek-horrorfilm, met een groter budget en een Russisch subplot, dat er even goed niet had kunnen zijn.
Met een verhaal dat zó dun is, dat het in de jaren-1980 ruim in een film van anderhalf uur had gekund, in plaats van nu 8 uur en 55 minuten.
De ontknoping, of beter, de tussentijdse ontknoping (want er komt nog een deel twee van seizoen vier, en daarna nog een seizoen vijf), was zó hard een doorgetelefoneerd cliché dat ik alleen maar kan vermoeden dat het de bedoeling was.
Jaja, ik kijk naar het vervolg. Maar met lange tanden.
Wacht wacht, vóór ik het over potten heb: ik had vandaag deze juffrouw op mijn vinger.
Jazeker: ’t is een sluipwesp. Niet het minste idee welk merk, maar als ik het goed heb, dient die enorm lange legboor om eieren te leggen in beesten die in hout rondwurmen. Larven van kevers en zo.
Terug naar potten. Vorig jaar heb ik een reeks grote potten gekocht om tomaten in te kweken. Dit jaar gebruik ik die potten om zo nu en dan dingen in te zetten, en ook wel om te zien wat er in overleeft. Dit is pot één:
Om de zoveel tijd koopt Sandra een pot tijm, als er iets met tijm moet gemaakt worden, en dan staat die pot in de weken en maanden erna gewoon dood te gaan in de keuken. Ik had daar geen goesting in, en dus heb ik de plant in de pot gezet. Het plantje erachter is appelmunt, die stond te verpieteren in een andere (veel kleinere) pot op het terras. Ook dat kon ik niet meer zien. Onderaan een kleine wilg die zichzelf uitgezaaid heeft, en linksboven daarvan iets onbestemd dat wellicht zeer giftige zwarte nachtschade is.
Pot twee:
Achteraan staan twee van een zekere dood geredde basilicumplantjes (alhoewel ze het ook hier niet echt goed doen, en ja ik weet dat ze niet in volle zon zouden mogen staan, en ja ze krijgen elke dag water van onderaan). En vooraan links een vlinderstruik, één van de vele die zichzelf uitgezaaid had.
Pot drie is misschien wel mijn favoriete van de drie:
Er staat ook een vlinderstruik in, maar ik steek er ook de stukken mos in die de vogels elders in den hof lospikken (bijna zeker Saxifraga en Selaginella). En er hebben zich allemaal dingen in uitgezaaid: linksonderaan twee kleine geraniums, en verder ook nog Veronica en Ambrosia en Bowlesia. Bijzonder benieuwd wat het zal worden.
In drie andere potten staan er gewoon bomen. Een esdoorn en twee verschillende soorten wilgen. Voorlopig doen die het allemaal redelijk goed — de esdoorn nog het beste van de drie. Ik moet voor de wilgen wel voortdurend op post zijn om de zaagwespen ervan te halen:
Het is niet bijzonder evident, die potten. Ze drogen veel rapper uit dan volle grond, en ze moeten dus voortdurend water krijgen. Weinig garantie dat alles overleeft, maar hey. We zullen wel zien.
Elke dag, soms meer dan eens per dag, ga ik naar de lavendel om er de rozemarijngoudhaantjes van te plukken. Handenvol.
Er is helaas niet veel aan te doen wegens geen natuurlijke vijanden hier, behalve mij dus.
De rozemarijn heeft er voorlopig géén last van, maar de salie helaas wel. Hij stond een beetje in bloei, en er zat verdomme een keer op de bloemen, en een andere op een blad:
Ik pluk de beesten, en dan ga ik naar de straatkant en dump ik ze bij een boom, waar ze ongetwijfeld van honger gaan doodgaan. En dan neem ik in het terugkeren lieveheersbeesten mee: er is een camion voorbijgekomen in het begin van de week die een tak van de boom voor ons huis heeft gereden, en die tak zit vol lieveheersbeesten, in allerlei stadia van ontwikkeling.
Ik zet ze dan in de buurt van de rozelaar, die normaal gezien het meeste last heeft van bladluizen — de rozelaar die het dit jaar trouwens absoluut niet goed doet. Ik denk dat hij last heeft van de droogte. Of misschien is het wel iets anders. Ik hoop van ganser harte dat hij er uiteindelijk nog door komt.
Er zitten niet enorm veel bladluizen in de tuin in het algemeen, wat ik kies te interpreteren als een teken van een zeker soort evenwicht. Kijk, dit is waar er zitten, op de joge takken van de bomen:
En jazeker, verdedigd door mieren, maar: ook hele stapels geparasiteerd door sluipwespen. Yay!
Er zijn hier en daar al wat spinnen, maar ’t zijn vooral de hooiwagens die opvallen, want die zitten echt wel overal:
Heel erg spijtig: het deksel van de kattenbak, dat al sinds jaar en dag vol met water stond en dus een bijzonder interessant ecosysteem was, is achter mijn rug uitgegoten en ligt nu vol met leeggoed voor de glasbak. Awoert!
Het enige stilstaande water dat er nu nog is in den hof, is een emmer met regenwater die in de loop van deze week gevuld is geraakt, en die ik zorgvuldig zal aanvullen als hij lijkt op te drogen. Want ik heb wel goesting om te zien wat er in dat water gebeurt. Vandaag zitten er alvast allemaal rattenstaartlarven in.
Dat zijn de larven van zweefvliegen, die nergens kwaad aan doen. Hieronder ziet het er uit alsof ze de dooie naakte slak aan het opeten is, maar dat doen die beesten dus niet, ’t zijn vegetariërs.
Het zijn dingen, een hof hebben. Ik heb gedegen onderzoek gedaan naar wat er theoretisch goed zou moeten groeien en dan na overleg met een meer dan degelijke tuinarchitect die dingen geplant.
En dan komt de natuur ten tonele, en is het poerdroog en hittegolf in de zomer, en dan zeiknat en nog zeiker nat, en dan weer hittegolf gecombineerd met moerasomstandigheden in de zomer en een zwembad in de winter en aargh.
Het probleem is: we hébben zoveel mogelijk drainage in den hof, met zond en stabilisé en stenen en alles, en daar dan goeie grond boven — maar we leven nu eenmaal in de Waterwijk, waar het zó al drassig wordt op 20 minuten onder de oppervlakte, en tja.
Ik heb twee keer nieuwe en/of bijkomende kruiptijm geplant, en die heeft het telkens een jaar goed gedaan tot het weer een moeras was in de winter. Dit jaar heb ik een totaal andere strategie: ik ga niéts bijplanten en zien wat er gebeurt. Een jaar of twee aan een stuk, als het moet.
Dit is de stand van zaken, van boven bekeken:
Tja. Daar in het midden, waar het rond deze tijd twee jaar geleden een prachtige zee van groene kruiptijm was met kleine witte bloemetjes, is het nu een patchwork van hier en daar een plantje kruiptijm dat nog een klein beetje overleeft, hele stukken ondertussen uitgedroogd levermos en echt mos, en verschillende ander soorten “onkruid”.
Ik zeg “onkruid”, ik bedoel “planten die niet dood te krijgen zijn en die een mens normaal niét in zijn hof wil zien”. ’t Is te zeggen: dingen die het misschien wél zouden kunnen uithouden.
Dit is een foto van een plaats waar er nog wat kruiptijm leeft en wat levermos, en verschillende soorten ander mos:
Kruiptijm met begot zelfs bloemen op, en vruchtlichamen (vermoed ik toch) op het mos, klaar om te zaaien:
Het komt er eigenlijk op neer dat ik de dingen laat staan die normaal gezien op Google alleen gezocht worden in combinatie met “verwijderen” of “bestrijden”. “Levermos verwijderen”. “Klaverzuring bestrijden”. “Mos verwijderen”.
Klaverzuring, specifiek, is enorme vuiligheid: dat heeft verschrikkelijk diepe wortels, dat heeft uitlopers die zelf ook wortel schieten, het schiet zijn zaad overal naartoe. Maar ook: het is mooi van kleur (van lichtgroen tot dieppaars afhankelijk van de soort), het bedekt de grond, het heeft mooie witte of gele of roze bloemetjes.
De muurleeuwenbek die ik absoluut in de tuin wou hebben en die ik een paar jaar aan een stuk maar niet kon doen groeien (ondanks voorzichtig zaadjes bij elkaar borstelen van aan de straatkant van het huis en ze dan in hoeken en kanten steken tegen de muur in tuin), en waar ik dan maar ten einde raad een zakje zaad gekocht heb en gezaaid, die blijkt drie jaar later onuitroeibaar en vreselijk woekerend te zijn. Waar ik niets tegen heb: om de zoveel tijd trek ik gewoon hele handen vol uit, en een week of twee later staat het er gewoon weer.
Dat geeft dan dit. Plukjes nog niet helemaal gestorven kruiptijm, waarvan we binnen een paar maand zullen zien wat het doet. Mos en levermos. Muurleeuwenbek. Klaverzuring. En ga het gewoon laten doen.
Het was een fijne quiz vandaag, met fijne mensen, in de Vooruit. Of is het de viernulvier? Of de viernulvier in de Vooruit?
We zaten op de één of andere manier nog altijd in poule twee, ondanks het minder dan uitstekende resultaat de vorige keer, en ’t was ahem ja. We zijn derde geworden. Van poule twee. Te goed voor de gemiddelde score, niet goed genoeg om de poule te winnen.
Maar hey, we hebben ons geamuseerd, en meer dan dat moet het niet zijn.
Ik krijg om het kwartier deze reclame op Facebook:
En ik ben nu al heel de tijd in dubio: ga ik 99 euro uitgeven om die cursus te volgen? Ik houd van Alan Moore, die er in geslaagd is om decennia aan een stuk geniale dingen te schrijven en zijn eigen fijne norse zelve te blijven.
Mijn familie wist niet zo direkt wie de man was, behalve dat hij er als Dumbledore uitziet. Dat is natuurlijk wel waar, en Moore is ook wel met magie bezig natuurlijk. Ik schoeberde in de rapte een stapeltje comics bij elkaar van een schap in de buurt en ze moesten wel toegeven dat inderdaad, het ze wel iets zegt:
Grr. Ik heb echt goesting om die cursus te kopen. Maar ’t is wel veel geld. En ’t is het einde van de maand.
Misschien in het begin van volgende maand misschien.
Soms is het simpelste eten het beste. Ingrediënten vanavond: zalmmoten, houtsnippers, asperges, boter, eieren, citroensap, water, zout, peper.
Peper en zout op de zalm, houtsnippers (van oude Jack Daniel’s whiskeyvaten, maakt de zak ons wijs — voor ’t zelfde geld is het hout dat ooit in de buurt van een whyskyaroma gelegen heeft, natuurlijk, maar het riekt wel goed) in de rookoven, in gang zetten.
Asperges schillen en in de stomer zetten.
Eierdooiers en een geperste citroen en een beetje water en zout op een zacht zacht vuur kloppen als was het sabayon, en dan een heel pak boter stukje bij beetje inkloppen.
Vanmorgen, in het midden van een vergadering, maakte mijn vaste telefoon een geluid. Dat ding doet dat gemiddeld één keer per week, meestal op momenten dat het echt niet past.
Ik zet mijn micro op mute, doe de vier meter afstand naar de telefoon, neem de telefoon op en zeg “Hallo, met Michel Vuijlsteke”.
Vijf seconden stilte. (Vijf seconden is héél lang, aan de telefoon.)
Een Nederlander aan de andere kant van de lijn, die klinkt alsof hij met een soepblik aan het bellen is van onderaan een mijnschacht in Roemenië: “Hallooo?”
Ik: “Hallo, met wie spreek ik?”
Drie seconden later: “Hallo?”
Ik: “Ja, hallo? Wie is dit? Ik ben in het midden van een vergadering, waar kan ik u mee helpen?”
Drie seconden later: “Ja hallo ik bel in verband met Bofrost.” [Bofrost verkoopt diepvriesproducten; om de zoveel tijd komen ze langs en dan kopen we dingen zoals erwten en rood fruit en zo.]
Ik: “Hoe kan ik u helpen? Ik heb niet veel tijd nu.”
Vijf seconden later: “Ik hoor u niet zo goed, u klinkt veraf.”
Ik: “Ik kan van u hetzelfde zeggen. Wat is uw vraag of uw boodschap? Ik moet écht weg nu.”
Drie seconden later: “Er komt morgen een andere chauffeur dan anders. Kunt u uw bestelling al doorgeven?”
Ik: “Euh neen, ik weet dat nu nog niet. Ik zal wel zien als hij aan de deur staat, zoals anders.”
Vier seconden later: “Mag ik u dan om twaalf uur terugbellen voor de bestelling?”
Ik: “Neen, ik heb dan óók een vergadering. Ik zal wel beslissen morgen.”
Drie seconden later: “Is het OK als ik u dan later vanav…”
Ik: “Neen bedankt. En nu moet ik u echt laten. Prettige dag nog verder.”
Ik was dit jaar oud toen ik ontdekte dat deze heerlijk irritante acteur in de beste film aller tijden, Young Frankenstein…
…Danny Goldman is, en dat hij de stem van Brilsmurf was in de VS.
Dat is perfecter dan het recht heeft om te zijn.
Isn’t it true that Darwin preserved a piece of vermicelli in a glass case until by some extraordinary means it actually began to move with a voluntary motion?
Are you speaking of the worm or the spaghetti?
Why, the worm, sir.
Yes, it seems to me I did read something of that incident when I was a student. But you have to remember that a worm with very few exceptions is not a human being.
But wasn’t that the whole basis of your grandfather’s work, sir? The reanimation of dead tissue?
Ik ben meer dan content dat er een Sandman-versie op Netflix komt. Met Gwendoline Christie als Lucifer, en dat het mensen in de gordijnen jaagt vind ik misschien wel nog leutiger.
Er kan enorm veel fout lopen met een gefilmde versie van Sandman, maar er kan ook zeer veel goed lopen. Als Gaiman zelf content is, is dat toch al één ding.
Hier helemaal op het einde, trouwens. En dat er wel meer is om naar uit te kijken, duidelijk:
Zo zonder schaal is het niet duidelijk, maar dit is een beestje van denk ik minder dan een millimeter. Tenzij ik me sterk vergis, is het een boekenluis. Er zijn veel soorten van die beesten, en het internet zegt me dat ze van buiten kunnen komen maar ook binnen kunnen zitten, dat er zijn die in droge omstandigheden leven en andere in vochtige, en dat er zelfs ook zijn die pleisterkalk opeten — waar deze kerel op zit.
Eén heb ik er gezien. Ik houd mijn hart vast dat er niet véél meer zijn.
Een paar dagen geleden zag ik dit op mijn lavendel zitten:
Zeer decoratief, al wat ge wilt, maar ook: vuiligheid! Rozemarijnkevers, bah. Vuile exoten zonder natuurlijke vijanden. En natuurlijk: waar er één zit, zitten er meer. Dit was vandaag.
Clickspring is terug! Het heeft een jaar geduurd, en eigenlijk is dat niet eens waar: het heeft drie jaar geduurd. Een jaar geleden was er aflevering 10, maar aflevering 9 is de laatste aflevering waar hij nog echt gebouwd had.