Ik heb een aantal boeken gekregen om te lezen en te reviewen. Het leek een goed idee op het moment zelf, om te zien of dat zou lukken, maar ‘t is proper, nu ik er een paar gekregen heb, voel ik gelijk wat druk.
Komt daar nog bij dat ik halsoverkop in de Koreaanse series zit, aargh! En ook dat ik een aantal cursussen op Skillshare wil volgen (wegens een maand gratis gekregen), aargh! En dat ik eigenlijk verder wil lezen in die akelige Gor-boeken, aargh! En dat ik een boek cadeau gekregen heb dat ik eigenlijk ook wil lezen, aargh! En dat er een hele backlog aan Netflix en Prime en andere series en films van 2021 en 2022 in te halen zijn, aargh!
Maar bon. We gaan niet klagen.
Ik zit aan 17% van het eerste boek. Dat 640 bladzijden zou zijn als het op papier zou staan. Laat ons zeggen dat ik het deze werkweek uitlees. Dan neem ik het tweede boek, en dan schakel ik over op iets anders.
Het is hier ten huize al jaren en jaren dat het al Koreaans is wat de klok slaat, bij de twee dochters. Ze zijn ondertussen al een tijd op het niveau dat ze de ondertitels niet echt meer nodig hebben om gesprekken te volgen, en okay hangul is niet zó moeilijk, maar toch.
De muziek (en dans, en videoclips en al) is gelijk “onze” muziek maar dan op 11 in alle mogelijke opzichten — klank, kleuren, bewegingen, alles. Ik kan niet anders dan er bijna dagelijks in ondergedompeld worden: van tiene negen draait er K-Pop als ik naar de keuken kom terwijl er dochters in de buurt zijn. En ik kan dan wel de oude mens uithangen en zeggen dat het allemaal hetzelfde klinkt (net zoals mijn kinderen soms durven zeggen dat alles dat ouder is dan 20 jaar ook hetzelfde klinkt), maar dat is natuurlijk niet zo.
Eén voorbeeld: het is bijvoorbeeld gedomme al vier jaar oud, maar om de zoveel tijd zit 울고 싶지 않아 zó hard in mijn hoofd dat ik er bijna Marco Borsato Dromen Zijn Bedrog-kaliber zooi van moet luisteren om er van af te raken. Serieus, probeer maar eens niét mee te doen met die ulgo shipji ana:
Muziek in de keuken en in de auto is iets dat in mijn hoofd kruipt, tot daar nog aan toe, maar Netflix is begot helemaal de gateway drug. Ik heb zoals de rest van de wereld Squid Game gezien, en recenter All of Us Are Dead, maar dan rook Netflix blijkbaar een opportuniteit en schotelde het met Bulgasal voor, waar ik naar ben beginnen kijken, en dan was het helemaal om zeep, want kreeg ik Sisyphus te zien. Ik zit aan aflevering 6 van de 16 en het was al science fiction en MacGyver en actie, maar nu begint het ook nog eens romantisch te worden. Yes!
En dus ik vrees ik dat ik zowaar actief op zoek ga naar dingen om naar te kijken. Mijn jongste dochter kijkt blijkbaar naar romantische drama’s, en dat is ook helemaal mijn ding. Telenovela’s, maar dan Zuid-Korean style in één seizoen met zestien afleveringen van een uur: what’s not to like?
So I Married the Anti-fan staat op mijn radar, alleen al omdat de hoofdacteur, Choi Tae-joon, in het echt de echtgenoot van de ravissante Park Shin-hye is, maar als ik de premisse lees in de castlijst op de wikipediats ben ik helemaal verkocht:
Choi Tae-joon as Hoo Joon, a world-famous superstar. Unlike his cold-hearted demeanor, he is a pure person who carries the pain of his first love.
Choi Soo-young as Lee Geun-young, a magazine reporter who becomes Joon’s “No.1 Anti-fan” after her life is ruined because of him.
Allez! Hoe goed klinkt dat niet! En de belofte dat het wellicht allemaal opgelost geraakt op die 16 afleveringen!
Maar eerst wordt het Strong Girl Bong-soon. Op aanraden van niet één maar twee dochters.
Annie Ernaux schrijft over haar vader. Ze beschrijft een gezin met eenvoudige mensen: ze hebben een mogelijke toekomst op de boerderij en een tweede mogelijke toekomst als fabrieksarbeiders vermeden door kleine zelfstandigen te worden. Een klein café met een winkeltje eraan, in een buitenwijk van een provinciestad. Ze wroeten hun leven lang en slagen er in om Annie naar een goede school te sturen, en ze wordt uiteindelijk lerares. Zij is een kind van de jaren 1960, haar ouder voelen misschien wel meer dan twee generaties ouder aan.
Ze vertelt het verhaal van haar ouders, vooral dat van haar vader dan, en van zijn ouders. We zien hoe hij werd wie hij was, zich zeer bewust van zijn plaats –in de wereld, in de sociale rangorde, in zijn gezin– en waarom er onvermijdelijk een onoverbrugbare kloof tussen vader en dochter was.
La place is een poging om die kloof onder woorden te brengen. Op een manier afstandelijk, maar niet echt koud. In zinnen die ontdaan zijn van alles dat niet echt nodig is. Geen franjes, geen grote emoties. Matter of fact.
Het is wat het is.
Ik vond het een wondermooi boek(je). Vijf sterren.
Als er één ding is waar we in ons land goed in zijn, is het wel transparantie en efficiëntie. Ik neem een willekeurig voorbeeld, de gemeente De Pinte. Kijk, dit is waar De Pinte zicht bevindt in het landschap van gemeenten in Vlaanderen:
Voor lokale verkeerscontroles en controle op de openbare orde en pakweg verwerken van aanvragen voor wapenvergunningen, daar kan de inwoner van De Pinte recht bij de Politiezone Schelde-Leie:
Ik was op zoek hoe het zat met zorg — huisartsen en hospitalen en zo. Daar is het niet meteen zó duidelijk. Er is de huisartsenkring Schelde en Leie, waar De Pinte in zit, naast Nevele, Zulte, Nazareth en Sint-Martens-Latem, en, verwarrend, ook een beetje van Gent: Sint-Denijs-Westrem, Zwijnaarde en de rechteroever van Afsnee:
Maar dan vind ik twee verschillende zorgregio’s:
Gelukkig is het veel duidelijker als het tot een rechtszaak komt. Dan ligt De Pinte in het gerechtelijk arrondissement Gent, dat in het gerechtelijk gebied Gent ligt:
En veel andere dingen zijn ook duidelijk: De Pinte ligt gewoon in het arrondissement Gent:
En in de Provincie Oost-Vlaanderen:
En in de toeristische regio Leie:
En uiteraard in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, en de federale staat België.
Ja, het kan soms wat complex zijn. Gelukkig krijgen we er nu ook een regio Gent bij. De inwoners van De Pinte zullen content zijn dat er eindelijk wat meer transparantie en efficiëntie zal zijn.
De oplossing voor “teveel niveaus” is altijd “er nog eentje aan toevoegen”. Begrepen.
Gisteren vroeg ik het mij al af, en de dag ervoor ook: het was de late namiddag of de vroege avond en ik was moe: zou ik in bed kruipen of niet?
Ik heb het gisteren en eergisteren dan maar niet gedaan, maar vandaag was ik echt té moe.
Om 17u in mijn bed gaan liggen, met de boodschap “maak mij wakker als we gaan eten”. Niet omdat ik per se honger had, wel omdat ik moést wakker zijn. Ik verwachtte een mail van een collega, die ik dan zou moeten lezen en waar ik mij dan op een vergadering van morgen voor zou moeten voorbereiden.
“Doe dat dan morgenvroeg”? Haha, nee: de meeting is om ACHT UUR ‘S MORGENS.
Juist ja.
Enfin bon, lang verhaal kort: ik heb een dik anderhalf uur geslapen, gegeten, toch maar wat gewerkt in afwachting van de mail, om dan ergens rond half twaalf te beseffen dat de mail wellicht niet meer zou komen. En dan kon ik zo goed wakker blijven voor wordle. En dus ben ik er nu al zeker van dat het weer een stuk in de nacht zal worden. En dat ik morgen dus weer moe zal zijn.
Tarl Cabot was al vijf boeken lang een superman: leert op géén tijd nieuwe talen, zelfs geurgebaseerde talen van aliens en integreert zich meer dan totaal in om het even welke maatschappij waar hij in terechtkomt: al krijger in Gor, als nomade op de steppen, als huurmoordenaar, zelfs bij de aliens. Is wellicht de beste zwaardvechter ter wereld, idemdito met de speer, de boog, het vliegen op enorme roofvogels, en eigenlijk om het even wat waar hij zijn zinnen op zet. Onweerstaanbaar voor vrouwen, ook.
En dan begint dit boek. Tarl Cabot wordt naar Kar gestuurd, de enige stad op Gor die geen home stone heeft — ‘t is te zeggen, een stad zonder ziel en zonder eer. Het slechtste van het slechtste op Gor. Tarl moet er in Kar contact leggen met een medewerker van de Priester-Koningen, voor een taak die niet meteen duidelijk is.
Hij gaat naar Kar via de moerassen die Kar omringen, en wordt er gevangen genomen.
Daar gebeurt iets heel vreemd: als hij zijn krijgerscode volgt, wordt hij doodgedaan maar behoudt hij zijn eer. Hij kiest ervoor om te leven. Hij wordt de slaaf van een vrouw:
She struck me with savagery, four times. Inwardly I screamed with agony. Then, sitting on the mat, forgetting me, she turned to the repair of a small sack, woven of rence, which had hung in the corner of the hut. She used thin strips of rence, breaking them and biting them, weaving them in and out. She worked carefully, attentively. I had been a warrior of Ko-ro-ba. Then on an island of rence in the delta of the Vosk I had learned myself, that I was, in the core of myself, ignoble and craven, worthless and fearing, only coward. I had been a warrior of Ko-ro-ba. Now I was only a girl’s slave.
Hij wordt totaal vernederd, niet alleen door die ene vrouw, maar door het hele dorp in het algemeen en specifiek door een hele resem vrouwen, die hem precies behandelen zoals hij al vijf boeken aan een stuk vrouwen behandelt.
De raiders uit de titel, die de moerassen afkammen om slaven te vangen, vallen het dorp aan waar Tarl slaaf is. Hij slaagt erin om op zijn eentje een hele stapel boten vol piraten te doden en/of op de vlucht te jagen, samen met zijn voormalige meesteres die hij als eerste bevrijd had.
En dan verwacht een mens zich eraan dat nu de tables geturned zijn, de voormalige slaaf de meester is geworden en de voormalige meesteres de slavin, zij na een nachtje in boeien op de koude vloer en misschien wat zweep- of stokslagen, zou beseffen dat Tarl eigenlijk de man van haar leven is en er een passionele affaire begint, en dat dan ze samen naar Kar gaan en er één of andere samenzwering ontdekken en verhinderen maken.
Neen dus. Tarl kan het niet verwerken, dat hij willens en wetens de laffe beslissing heeft genomen om zijn eer opzij te zetten. De volgende keer dat we hem zien, is hij zich aan het bezatten in een bar waar vrouwen nog meer dan elders mishandeld worden. Hij heeft zijn voormalige meesteres tot slaaf gemaakt en tot de laagste en de meest vuile taken veroordeeld. De andere vrouwen die hem vernederd hebben, heeft hij ook als slaven genomen. Hij drinkt, hij mishandelt zijn slavinnen, en dat is het zowat:
I had heard the name of Surbus. It was well known among the pirate captains of Port Kar, scourge of gleaming Thassa.
I threw down another burning swallow of the paga.
He was pirate indeed, and slaver, and murderer and thief, a cruel and worthless man, abominable, truly of Port Kar. I felt little but disgust.
And then I reminded myself of my own ignobility, my own cruelties and my own cowardice.
I, too, was of Port Kar.
I had learned that beneath the hide of men burned the hearts of sleen and tharlarion, and that their moralities and ideals were so many cloaks to conceal the claw and tooth. Greed and selfishness I now, for the first time, understood. There is more honesty in Port Kar, I thought, than in all the cites of Gor. Here men scorn to sheath the claws of their heart in the pretenses of their mouth. Here, it this city, alone of all the cities of Gor, men did not stoop to cant and prattle. Here they knew, and would acknowledge, the dark truths of human life, that, in the end, there was only gold, and power, and the bodies of women, and the steel of weapons. Here they concerned themselves only with themselves. Here they behaved as what they were, cruelly and with ruthlessness, as men, despising, and taking what they might, should it please them to do so. And it was in this city, now mine, that I belonged, I who had lost myself, who had chosen ignominious slavery to the freedom of honorable death.
Tarl Cabot wordt een piraat. Natuurlijk wordt hij de beste piraat van alle piraten, en wordt hij steenrijk en machtig. Maar hij blijft slecht. Een echte vrouwenmishandelaar. Hatelijk. Irrationeel. Gewelddadig.
‘t Is een klassieke heel turn. Een mens blijft ergens hopen dat het uiteindelijk nog goed komt met hem, maar het ziet er echt niet goed uit.
Ik vond dit andermaal een uitstekend boek. Ik had nooit gedacht dat er echte karakterevolutie in de Gor-boeken zou zitten. En ik heb meteen zin om het vervolg te lezen. (Maar ik ga eerst wat anders lezen, ik wil het een beetje spreiden.)
Ik moet bij die battle hymn altijd aan drie dingen denken.
Ten eerste, uiteraard: Madeline Kahn op het einde van Young Frankenstein.
Het tweede waar ik moet aan denken, is de Lost Regiment-serie van Forstchen, een soort althist-achtig iets waarbij een regiment uit de Amerikaanse Burgeroorlog terechtkomt op een wereld met aliens en middeleeuwse Russen en Romeinen en uiteindelijk nog andere aliens en nog later zelfs 20ste-eeuwse technologie.
Veel van de boeken hadden titels die stukjes Battle Hymn waren — kijk, ik heb ze op papier in mijn bibliotheek staan, van toen ik nog boeken op papier kocht:
Ik ben het eigenlijk allemaal al wat vergeten, en ik weet niet goed of ik de boeken wel opnieuw zou lezen. Het staat mij bij dat ik het ergens vanaf boek vijf van de negen of zo een beetje bij het haar getrokken vond.
En het derde waar ik moet aan denken, zijn stapels en stapels cantussen waar we John Brown’s Body zongen, en hoe wijs cantussen eigenlijk wel waren. Gewoon allemaal zingen en niemand zich er iets van aantrekken of we eigenlijk wel goed konden zingen. Als ik er hard over nadenk, zou het wel eens kunnen zijn dat die cantussen bij de weinige momenten waren dat ik mij gewoon complexloos goed voelde aan de universiteit.
Ik heb loon bijgekregen op het werk, in het kader van evaluatie en algemeen loonbekijken. ‘t Is serieus de moeite, als ik het uitzet van begin 2018 tot begin 2022, aangepast aan de index:
Nee, de as staat niet op nul, het is in het echt niet zó dramatisch. Maar het is wel indrukwekkend. Ik zit er niet zo met mijn neus op, maar voor zover ik het begrijp, is het een een paar tiental euro bruto-loonsverhoging en dan ook nog een indexaanpassing. Maar in totaal, met index meegerekend, geeft het het beeld hierboven.
Tja.
En dan moeten we nog eens een letterlijk veelvoud betalen aan gas in vergelijking met vorig jaar, en moet er nog dak en gevel en deuren verbouwd worden — ‘t wordt dus serieus tellen. :/
Feria op de Netflixen heeft als ondertitel “La luz más oscura”, en ge moogt gerust zijn: de vlag dekt de lading. Ik schat dat meer dan de helft van de 8 afleveringen van elke ongeveer een uur zó donker is dat het onbekijkbaar is in een kamer waar meer dan alleen Feria als lichtbron aanwezig is.
Maar serieus: zó enorm donker.
De Long Night-aflevering van Game of Thrones is er een reportage van een dagje Center Parks bij, in vergelijking. Van belichting hé, niet van plot. Want Feria is niet uiteraard niet zó abominabel slecht als seizoen 8. (Niets is zo slecht als seizoen 8.)
Feria begint met 23 mensen die uit een verlaten mijn stommelen en doodgaan. Naakt, met een mysterieus tatoeage-achtig litteken op hun onderbuik. En twee mensen zijn verdwenen: de vader en de moeder van de twee zussen die de hoofdrol spelen.
Het is Spaans, het zit te paard tussen 1995 en 1975 — het jaar dat Franco schielijk kwam te gaan, maar vooral: één generatie terug in de tijd, en dat de geschiedenis zich gelijk herhaalt. Er zijn vooroordelen van een klein dorp, de katholieke kerk, en o ja, gnostische dingen ook. Of duivelaanbidding onder het mom van gnostische dingen. Of omgekeerd.
Ik was niet helemaal omver geblazen. Het begint goed, maar sleept dan een aantal afleveringen te lang aan, en ik ben bang dat het niet genoeg kijkers zal hebben die het uithouden om urenlang te zitten pieren op een scherm waar bijna niets van iets anders te onderscheiden is. Naar het einde toe gaat het wel weer in stijgende lijn, en het eindigt op een cliffhanger die smeekt om een vervolg.
Ik hoop wel ergens dat er een tweede seizoen komt. Het zou fijn zijn als alles in het openbaar zou gebeuren en niet in het donker. Een beetje gelijk Midsommar.
Ik heb een ijsblokmachine. Fantastisch ding: op elk moment van de dag verse ijsblokken. Worst case een paar minuten wachten.
Maar gedomme, ik keek gisteren wat aandachtiger naar de bak waarin de ijsblokken terechtkomen, en bah: een roze aanslag.
Serratia marcescens, zegt het interwebs mij. Dat komt overal voor, en meer dan waarschijnlijk zit het ook in uw douche of bad — maar ik zou er toch graag van af raken in mijn ijsblokmachine.
“Gebruik een vochtige doek met eventueel wat milde detergent om de binnenkant en buitenkant van het toestel schoon te maken,” zegt de handleiding. Ze blijft wel stil over de binnenkant: de leiding waardoor het water van de waterbak naar de bevriesbak gaat. En die bevriesbak is trouwens ook al niet of nauwelijks te bereiken.
Grmbl. Ik durf er nu niet direct bleekwater door te jagen. Misschien water met azijn? Of water met een beetje bleekwater? En hoeveel cyclussen van ijsblokken-met-bleekwater zou ik dan moeten laten draaien voor het weer geschikt voor menselijke consumptie zou zijn?
Het was altijd al een mysterie, waarom Naomi Wu er uitziet zoals ze er uitziet.
Er waren ook al altijd kleine stukjes links en rechts te reconstrueren, over genderidentiteit en een lesbische vrouw zijn in China, en vage hints naar haar jeugd — maar bij dezen is het allemaal uitgelegd.
Het is een ongelooflijk verhaal, en het is de eerste keer dat ik het echt helemaal snap. Een Dee. Ik had er nog nooit van gehoord. Zot.
Il faut de tout pour faire un monde. ‘t Is al jaren dat ik Naomi volg, maar content dat ik iets bijgeleerd heb vandaag, en content dat ik ze beter begrijp.
Wat een enorm gemak, dat er notebooks in VS Code zitten:
Dat geeft mij het aantal unieke woorden in elk van de 36 Gor-boeken — een totaal van Bijna vierentwintigduizend bladzijden (23.858 om exact te zijn) — op 3.5 seconden. Zot.
Nog meer informatie?
De meest voorkomende woorden zijn (in volgorde) the, I, of, to, and, a, in, she, it, her, not, was, he, you, is, had, that, be, as, on, my, me, with, for, are, slave, at, would, from, his, have, then, they, were, but, or, do, been, asked, master, we, there, this, no, their, by, so, what, might en will.
Allemaal voor de hand liggende woorden — op nummer 26, tussen are en at: slave. En op plaats 40: master. Ja, ‘t geeft een beetje een idee waar de auteur van wakker ligt.
…maar dan bedacht ik ineens, bij het bekijken van die meest voorkomende woorden, dat mijn simpel script van hierboven veel té simpel was. Op plaats 39 van alle woorden staat “asked”, dat 21.716 keer voorkomt in de 36 boeken. Maar dat is niet alles: er is ook nog “ask” (plaats 1124), “asking” (3993) en “asks” (9844). Dat geeft de indruk dat er meer woorden zijn dan er eigenlijk gebruikt worden.
Gelukkig is het gemakkelijk om daar een mouw aan te passen: Natural Language Toolkit to the rescue! Ik pak de lijnen in de tekstbestanden, haal er de woorden uit en lemmatiseer ze, ‘t is te zeggen, ik haal er het stamwoord uit. Dat maakt van “I am asking you if he was eating” eerst ['I', 'am', 'asking', 'you', 'if', 'he', 'was', 'eating'] en dan ['I', 'be', 'ask', 'you', 'if', 'he', 'be', 'eat'].
Op die manier kom ik op een wat meer correcte inschatting van hoeveel woordenschat in elk boek van de Gor-reeks gebruikt wordt: de blauwe lijn hieronder, as opposed to de grijze lijn die ik daarnet had. Niet dat het uiteindelijk een groot verschil geeft, want de verhoudingen blijven quasi precies gelijk, maar ‘t is toch correcter:
John Norman gebruikt trouwens in totaal 31.878 verschillende woorden in zijn 36 boeken. Dat is iets meer dan Shakespeare — op het internet lees ik dat hij er 31.534 zouden gebruikt hebben in zijn werk, maar als ik precies dezelfde methode op Shakespeare’s verzameld werk loslaat, kom ik zelfs maar op op 26.608 woorden. Het is me d’er eentje, John Norman.
De langste woorden in de Gor-boeken, als ik samengestelde woorden ook meereken, zijn trouwens “at-least-temporarily-inaccessible”, “possibly-looking-for-a-switching” en “hands-behind-the-back-of-the-neck” en “hands-behind-the-back-of-the-head”. Tja.
En er zit ook een propere verdeling in de woorden, qua lengte:
Een mens moet er niet bij stilstaan dat dergelijke dingen vroeger met de hand gedaan werden. Tellen hoeveel woorden er in een boek zijn en zo.
Het was mij niet opgevallen in het eerste boek, omdat het al met al nog redelijk beperkt bleef en niet altijd als inleiding voor een discursus gebruikt werd:
Interestingly enough, the word for meat is Sa-Tassna, which means Life-Mother. Incidentally, when one speaks of food in general, one always speaks of Sa-Tassna.
I would have given my name as Tarl Cabot of Ko-ro-ba, or, more simply, as Tarl of Ko-ro-ba. The Lower Castes, incidentally, commonly believe that the names of the High Castes are actually use-names and that the High Castes conceal the real names.
It is interesting, incidentally, that in the Gorean language, the word for stranger is the same as the word for enemy.
Maar in de volgende boeken is het vaak het begin van een ellenlange uitleg over dingen die eigenlijk weinig of niets met het verhaal zelf te maken hebben.
The purpose, incidentally, of the brief garment of the female slave is not simply to mark out the girl in bondage but, in exposing her charms, to make her, rather than her free sister, the favoured object of raids on the part of roving tarnsmen. (volgt een les sociologie en klederdracht)
Chronology, incidentally, is the despair of scholars on Gor, for each city keeps track of time by virtue of its own Administrator Lists. (volgen drie bladzijden over tijdsrekening en kalenders)
I was told, incidentally, that the language of the Priest-Kings does possess more morphemes than English but I do not know if the report is truthful or not, for Priest-Kings tend to be somewhat touchy on the matter of any comparisons, particularly those to their disadvantage or putative disadvantage, with organisms of what they regard as the lower orders. (volgt een cursus fonologie)
Their basic mathematics, incidentally, begins with ordinal and not cardinal numbers, and the mathematics of cardinal numbers is regarded as a limiting case imposed on more intuitively accepted ordinalities. (meer over wiskunde bij aliens)
Incidentally, Gorean coins are not made to be stacked and accordingly, because of the possible depth of the relief and the consequent liberties accorded to the artist, the Gorean coin is almost always more beautiful than the machine-milled, flat, uniform coins of Earth. (volgt een cursus vergelijkende numismatiek)
The nose ring, most often, is worn by a slave. These rings, incidentally, those for the ears and for the nose, do not serve simply to bedeck the female. They also have a role to play in her arousal. (volgt een les erogene zones)
Ik vind het enorm grappig hoe Norman zich niet kan inhouden om mensen een uitleg te geven. Zoals deze klassieker:
“It will be a convenience for me to have a name for you,” I said.
“Yes, Master,” she said.
“You are, ‘Feiqa’ ” I said, naming her.
“Thank you, Master,” she breathed, elated, ‘Feiqa’ is a lovely name. It is not unknown among dancers in the Tahari.
Other such names are ‘Aytul’ ‘Benek’, ‘Emine’, ‘Faize’, ‘Mine’, ‘Yasemine’ and ‘ Yasine’. The ‘qa’ in the name ‘Feiqa’, incidentally, is pronounced rather like ‘kah’ in English. I have not spelled it ‘Feikah’ in English because the letter in question, in the Gorean spelling, is a ‘kwah’ and not a ’kef’. The ‘kwah’ in Gorean, which I think is possibly related, directly or indirectly, to the English ‘q’, does not always have a ‘kwah’ sound. Sometimes it does, sometimes it does not; in the name ‘Feiqa’ it does not. Although this may seem strange to native English speakers, it is certainly not linguistically unprecedented. For example, in Spanish, certainly one of the major languages spoken on Earth, the letter ‘q’ seldom, if ever, has the ‘kwah’ sound. Even in English, of course, the letter ‘q’ itself is not pronounced with a ‘kwah’ sound, but rather with a ‘k’ or ‘c’ sound as in ‘kue’ or ‘cue’.
I gathered my shield and weapons from the grass near us, where they lay with my pack. I slung my helmet over my left shoulder. I set my eyes to the southeast, away from the high gray walls of Samnium.
“Fetch my pack, Feiqa,” I said.
Fantastisch.
Mijn hypothese was dat hij het na een paar boeken beu zou zijn om stapels en stapels worldbuilding te doen, en dat het gebruik van “incidentally” dus wel zou afnemen. Een hypothese is er om te testen, en dus ben ik de boeken allemaal afgegaan. 🙂
Neen dus. We blijven dingen bijleren, en dingen bijleren. Deze is van boek 29:
Gorean, incidentally, is written “as the bosk plows,” which requires an alternating laterality, the first line read from left to right, the second from right to left, and so on.
Ongelooflijk, dat we 28 boeken lang niet wisten dat Goreaans boustrofedon geschreven werd!
Maar kijk, als ik een grafiekje maak, is het wél alsof hij het op een bepaald moment opgegeven heeft. Het gaat gemiddeld alsmaar naar boven met de “incidentally, ” — maar dan in 2011, bij het dertigste Gor-boek, verandert het plots helemaal voor de laatste zeven boeken.
Misschien zag John Norman het niet meer helemaal zitten. Misschien was de wereld genoeg omschreven. Of misschien (de samenzweringsdenker in mij) is dat wel een aanduiding dat het dan plots slechter is beginnen gaan met hem. In 2011 werd hij 80 — zou het hetzelfde kunnen zijn als bij Agatha Christie, dat min of meer kan aangetoond worden wanneer dementie begint toe te slaan?
De woordenschat wordt in ieder geval niet minder rijk met de leeftijd, als ik tel hoeveel unieke woorden er in elk boek staan:
Het is gedichtendag, hoezee. Ik heb er geen idee van waarom het in Vlaanderen en Nederland op de laatste donderdag van januari valt. Waarom Behoud de Begeerte ervoor koos om aan te sluiten bij de Landelijke Gedichtendag en niet bij de wereldwijde gedichtendag van de UNESCO op 31 maart, maar bon.
Ik las vanmorgen op de facebooks bij Kelly, à propos vergelijken met anderen, naar aanleiding van Wordle:
Ik las daar onlangs een goed boek over. “The gap and the gain”, van Dan Sullivan en Benjamin Hardy.
Hun tip? Always measure backwards. In plaats van op het blad van een ander te kijken, kijk je altijd naar van waar jij komt. Dan zit je sowieso in the gain, en niet in de kloof tussen waar jij zit en waar een ander zit. Of waar je volgens een of andere perfectionistische fantasie zou moeten zijn.
Ja natuurlijk, goeie tip: in plaats van te kijken wie het grootste stuk taart gekregen heeft, gewoon bedenken dat het even goed géén taart had kunnen zijn. Of gestolde erwtensoep.
Maar tegelijkertijd ook: neen. En op verschillende manieren:
Plus est en vous. Ik weet dat het niet gezond is, maar ik vind dat het soms echt nodig is om u te meten aan het beste dat mogelijk is. Als we op het werk iets maken, dan denk ik nooit “mja, ‘t is toch al beter dan het vroeger was”. Dan denk ik altijd aan alle andere voorbeelden van waar het veel en veel beter gedaan is. Ik heb altijd in mijn hoofd: daar moeten we naartoe. En zolang we daar niet zijn, is het eigenlijk niet goed genoeg.
Vaak — meestal — is het vanaf een bepaald moment gewoon op veel vlakken bergaf. En soms — vaak — is het vanaf een bepaald moment gewoon te laat om daar op welke manier ook nog iets aan te doen. Dan is het redelijk kut om always backward te measuren. Ik hoor u zeggen “kies dan andere dingen om te measuren, gelijk ‘berusting’ of ‘maturiteit’ of zoiets”. En dan denk ik “jaja”.
Maar dus over dat laatste, het onvermijdelijk bergaf gaan, moest ik meteen denken aan de prachtige woorden dispossession by attrition, in het fantastische An Undoing World van de Klezmatics. Ik weet dat ik het hier al stapels keer gepost heb, maar hey, ‘t is gedichtendag, en als dit geen gedicht is, weet ik het ook niet meer.
Nog buiten de elk jaar meer prangende inhoud — vluchtelingen, weetwel — is het gedichttechnisch zo leutig, met al die alliteraties en dink. En de tekst van Tony Kushner is is dan ook nog eens op heerlijke muziek gezet, what’s not to love?
By the time we’re done with dancing Elsewhere darling you’ll be glancing And the night’s a river-torrent tearing us apart Merely melody entwined us Easily the ties that bind us Break in fibrillations of the heart Don’t cry out or cling in terror Darling that’s a fatal error Clinging to a somebody you thought you knew was yours Dispossession by attrition is a permanent condition That the wretched modern world endures
You drift away, you’re carried by a stream Refugee a wanderer you roam; You lose your way, so it will come to seem: No Place in Particular is home You glance away, your house has disappeared The sweater you’ve been knitting has unpurled You live adrift, and everything you feared Comes to you in this undoing world
Copper-plated, nailed together, buffeted by ocean weather Stands the Queen of Exiles and our mother she may be Hollow-breasted broken-hearted watching for her dear departed For her children cast upon the sea At her back the great idyllic land of justice For exilic peoples ponders making justice private property Darling never dream another woman might Have been your mother Someday you may be a refugee A refugee, who’s running from the wars Hiding from the fire-bombs they’ve hurled; Eternally a stranger out-of-doors Desperate in this undoing world
Mother for your derelicted Children from your womb evicted Grant us shelter harbor solace safety Let us in! Let us tell you where we traveled How our hopes our lives unraveled How unwelcome everywhere we’ve been