• Dingen die ik wijs vind: geschiedenis. Tijdreisverhalen. Avontuur. Degelijke personages. Reeksen waar ik kan in blijven lezen.

    The Chronicles of St. Mary’s zijn mij verkocht als all of the above. Het gaat over een instelling ergens in Engeland, verbonden aan een universiteit maar semi-onafhankelijk, waar mensen in de tijd reizen.

    Waarom precies? Dat wordt niet echt uitgelegd. Om dingen te observeren, blijkbaar. En dan eventuele ontdekkingen door te geven aan de universiteit, die ze te gelde maakt en in ruil daarvoor St. Mary’s blijft steunen.

    Als het moet, heb ik geen enkel probleem om mijn disbelief te suspenden. Maar ik vrees dat ik het hier bijzonder moeilijk had. We volgen Madeleine “Max” Maxwell, die net aangenomen is op St. Mary’s. Er is een proces om binnen te geraken, met testen en alles, en dat was wel grappig en zo maar enorm snel over, en voor we het goed en wel beseffen, is Max al een jaar of vijf op St. Mary’s en gaat ze een lange expiditie naar de tijd van de dinosaurussen doen. Serieus hé: van de ene paragraaf op de andere.

    Mja.

    De tijdreismachines zien er zo uit:

    […] small hut-like structures […] Each was slightly different in size or shape and each one looked like a small, dingy shack, stone-built, flat-roofed with no windows; the sort of structure that could be at home anywhere from Mesopotamian Ur to a modern urban allotment. Prop a rickety, hand-made ladder against a wall and with a broken wheel by the door and a couple of chickens pecking around, they would be invisible.

    Ja, inderdaad. Stenen hutjes. Dát is de manier waarop ze tijdreizen. En ze rekenen erop dat die stenen hutjes onopvallend genoeg zijn dat niémand er ooit over zal vallen. Sorry, maar dat geloof ik niet. Een stenen gebouw dat in “Mesopotamiam Ur” onopvallend is (ik beeld mij iets leemachtig in) en in een moderne stad (ik beeld mij iets betonachtig in) en in de middelleeuwen in Europa (ik beeld mij iets met onbewerkte stenen in)? En dat bovendien groot genoeg is om verschillende mensen te bevatten en douche en toilet en zo? Nah.

    Een andere zaak die mij wat tegensteekt is hoe ze omgaat met eventuele veranderingen aan de tijdlijn. Geen multiversum, waarbij ze ’terugkeren’ naar een wereld die niet die de wereld is waar ze uit vertrokken, maar een schimmig proces van “de Geschiedenis” die er iets aan zou doen om te vermijden dat er een wijziging gebeurt — door pakweg uit het niets een rotsblok op het hoofd van de schuldige te laten vallen.

    Okay. Passons. Er is een tijdlijn die uniek is, onwijzigbaar, en als ze dreigt gewijzigd te worden, Gebeuren Er Dingen. Doenbaar.

    En dan komt hoofdstuk zeven, waar hoofdpersonage Max ontdekt dat de baas en de nummer twee van St. Mary’s eigenlijk van de toekomst komen:

    I considered this for a while. The kettle boiled and he made some tea. When he sat down, I said, ‘You and the Boss – are here to strengthen St Mary’s?’

    ‘That’s partly the reason, yes.’

    ‘But it was the Boss who founded St Mary’s.’

    ‘Yes, he brought a pod back with him, pretended to ‘discover’ time travel and used it as the foundation for all the others.’

    ‘So the Boss brings a pod from the future to now. And that pod is the template for all future pods?’

    He knew where I was going with this and smiled.

    ‘So who actually discovers or invents time travel? Who builds the first pod?’

    He smiled and shrugged his shoulders. ‘You do not want to go there. Trust me, that way madness lays.’ I could believe it.

    Neen! Neen! Zo werkt het niet! Aargh!!!

    Verder is het boek wel degelijk wat de titel zegt: “just one damned thing after another”. De toon van het boek is bijzonder vreemd. Het ene moment is het alsof Taylor probeert een soort Terry Pratchett Unseen University-van-den-Aldi te doen, het andere moment komt het in de buurt van goedkope romance, en de dingen gebeuren maar, geen enkel personage heeft een reden om te doen wat ze doen.

    En inconsistent. Twee mensen zijn stapelverliefd op mekaar. De vrouw heeft een miskraam, terwijl de man verloren gewaand is. Uiteindelijk komen ze weer samen, maar ze vertelt het niet meteen, van dat miskraam. Begrijpelijk: ze heeft het zelf nauwelijks verwerkt, ze zoekt een goed moment, etc. etc.

    Reactie van de man, als een Slechterik het hem alsnog vertelt?

    ‘You weren’t ever going to tell me, were you? You can’t even talk to me now. What is it with you? Anyone would think – oh, I see, of course. How stupid do you think I am? I see it now. It wasn’t mine. Whose was it? What about you, Peterson? Was it yours? You two are pretty close. Oh, no, of course not. It was fucking Sussman’s wasn’t it? You never had eyes for anyone but that worthless piece of shit. And you were going to pass it off as mine, but luckily you lost it, so you didn’t need to mention it at all. And no one else was going to tell me. I had to hear it from Barclay. You called her a bitch. Well, it takes one to know one.’

    Wat de neuk? En dan komt ze even later een collega tegen, waar ze al jaren mee samenwerkt en ’t is weer van dat:

    He stepped up close. ‘Slut!’

    Oh God, did everyone in the unit know? How had this got round so quickly? Was this how it was going to be from now on?

    ‘Moron!’

    ‘What?’ he said, taken aback.

    ‘Sorry. Deaf moron!’

    ‘Bitch!’ Ah, we’d moved on. ‘All these years you acted like Little Miss Perfect. You were too good for the rest of us and now it turns out anyone can have you, Little Miss Slut.’

    He grabbed my arm and pulled me into Wardrobe. My face bounced off the wall.

    Euh ja. Afgewerkt met een rondje bijna-verkrachting. Een beetje belachelijk, ja.

    In het volgende hoofdstuk is het overigens weer koek en ei, en komt er uit het niets een nieuwe opdracht (dodo’s verzamelen als teambuilding) en dan gaan ze een stuk van de bibliotheek van Alexandrië redden, en aargh. Just one damn thing after another.

    Ik hoop van ganser harte dat dit een typisch eerste-boek-in-een-reeks-die-later-veel-beter-wordt is. Want er zaten wel interessante ideeën in en zo, maar ’t was echt zeer slecht geschreven.

  • Hamnet

    Hm. Ik weet niet goed wat ik van dit boek verwachtte, maar ik weet wel dat mijn verwachtingen niet ingelost werden.

    De korte inhoud is niet zeer spannend, wegens alsdat het gebaseerd is op het weinige dat we weten van Shakespeare’s gezin: hij was getrouwd met een oudere vrouw, Agnes of Ann, hij had een dochter, Susanna, en dan een tweeling, Hamnet en Judith. Toen hij elf was, stierf de jongen. Een jaar of vier later schrijft Shakespeare Hamlet (Hamnet en Hamlet zijn in die tijd functioneel dezelfde naam).

    En tja, dat is dan ook wat er gebeurt in het boek. Maggie O’Farrell extrapoleert uiteraard enorm veel, en het is niet alsof het verhaal stil staat of zo, maar er gebeurt ook niet echt iets in. Shakespeare is een leraar met een tyrannieke vader, Agnes is een bijna volledig ongeletterde oudere dochter die bij haar stiefmoeder woont. Agnes heeft sex met Shakespeare en raakt zwanger. Ze trouwen. Het dorpsleven is niets voor hem. Ze spoort hem aan om naar Londen te trekken. Hij maakt er carrière en keert elk jaar een paar weken of een maand terug. Ze hebben drie kinderen. Op een bepaald moment sterft Hamnet. Ze zijn er allemaal het hart van in. Het lijkt alsof hij nooit meer over zijn zoon wil spreken. En dan, jaren later, gaat zij voor het eerst naar Londen een toneelstuk van hem bekijken. Het is Hamlet. Ze herkent in Koning Hamlet, de geest van Hamlet’s vader, zowel Hamnet als haar echtgenoot. The end.

    Ja, dat was het zowat. Oh ja, het verhaal zwiebert over en weer tussen Agnes’ verhaal in 1580, en Hamnet’s verhaal in 1596, het jaar dat hij zal sterven.

    Misschien dat ik niet in the mood was om het allemaal te laten doordringen, maar ik bleef over met een gevoel van et alors?

    Ik voelde weinig emotie bij dit boek. De quasi-toverkrachten van Agnes vond ik er al helemaal over. Een vrouw kan echt wel interessant zijn, zelfs al is ze “maar” huisvrouw, zonder dat ze magische voorspellingen kan doen en een encyclopedische kennis van kruiden en dergelijke heeft. Serieus, O’Farrell maakt van Agnes een heks begot.

    En het truukje om op geen enkel moment “William Shakespeare” of zelfs maar “William” of “Shakespeare” te zeggen: dat was al vermoeiend na tien bladzijden.

    Tweede boek op rij met een veelbelovend begin maar een teleurstellend einde. Bah.

  • The 22 Murders of Madison May

    Madison May werkt in immobiliën. Vandaag heeft ze een uitgeleefd en eigenlijk ook wel stinkend huis te verkopen ergens in New York. De eerste bezoeker belt aan. Ze weet zijn naam, en voor de veiligheid moet ze ook een foto van zijn gezicht nemen en doorsturen naar haar kantoor. Ze leidt hem rond in het huis, ze beginnen te spreken, en ze beseft dat de man meer over haar weet dan eigenlijk mogelijk is. En dat hij iets van haar wil.

    One thing leads to another, en hij vermoordt haar brutaal. Maar hij zegt haar eerst dat hij van haar houdt. In elke wereld.

    Felicity Staples is een journaliste die schrijft over de moord. Ze blageert zich binnen in het huis, krijgt van de detectives wat foto’s doorgestuurd. Er is geen motief, er is zelfs geen enkel aanknopingspunt. Ze hebben de naam en de foto van de man, maar niets meer dan dat.

    En dan ziet ze plots op de metro de verdachte. Volgt een spannende achtervolging/vlucht, waar hij uiteindelijk spoorloos verdwijnt.

    Ze gaat naar huis, kruipt in haar bed, slaapt — maar als ze wakker wordt, is er iets aan de hand. Eén van haar twee katten is verdwenen. De meubels in het appartement staan precies niet op hun plaats. En op haar werk weet niemand af van het verhaal van Madison May, of van hoe Felicity achtervolgd werd in de metro.

    En dan wordt Madison May opnieuw vermoord: Felicity is duidelijk in in een parallelle wereld terechtgekomen; hier is Madison een beginnende actrice. Felicity besluit opnieuw op onderzoek uit te trekken. En ontdekt dat ze niet de enige is die de moordenaar wil vatten.

    Jaha, parallelle werelden en het reizen ertussen. En een seriemoordenaar. Het begint enorm veelbelovend, maar zo ongeveer rond het midden valt het een beetje in duigen. Veel handgewuif, veel gemiste kansen om het verhaal uit te diepen, en uiteindelijk een bijna saai einde, dat mij de indruk gaf geschreven te zijn om verfilmd te worden.

    Gemiste kans. Spijtig.

  • Château de sable

    Ik hoorde slechte dingen over Old, de nieuwe film van M. Knight Shyamalan. Ik hoorde ook dat de film gebaseerd was op een graphic novel die wél goed was.

    Het concept is eenvoudig: een familie komt toe op een strand en blijkt dat ze versneld verouderen. Eén van de dingen die het meest in het oog springen in het boek, is hoe de kinderen omgaan met een heel leven op één dag. Ik kan het niet beter verwoorden dan reviewer Kyle op Goodreads:

    Half a star for the cool concept (which I won’t spoil), but everything else just made me so damn uncomfortable. Too much nudity and sexual activity involving CHILDREN!!! Seriously, amidst all this insanity: why are all the “kids” so sex-crazed??? Actual quote: “We’ll organize an orgy… Just the kids.” Absolutely appalling. The ending was expected, but there’s no resolution/explanation whatsoever. This graphic novel just sort of happens… and then it ends. Maybe I’m missing some subtle allusions to moral, metaphor, or allegory, but I don’t really care.

    The black and white coloring and style was hard to look at, and many of the details were lost inside the panels.

    Also, the dog dying was upsetting. Why do authors always feel the need the kill the animals? And don’t fucking come at me with “But people died, too” bullshit.

    Daar is niet enorm veel aan toe te voegen, inderdaad. Iedereen wordt genadeloos ouder en een hond sterft!!!! Kinderen zijn plots pubers en volwassen, barstensvol hormonen en ze hebben sex!!!!

    Maar bon. All kidding aside: ik weet niet wat ik er van moet vinden. Ik had er meer van verwacht? En tegelijkertijd ook niet? Het is wellicht allemaal een metafoor en zo, maar een mens heeft tijd nodig om ouder te worden, niet alleen een verouderend lichaam. En er is maar zo veel interessant plot dat ge kunt doen met kinderen die 3 en 5 en 10 zijn in hert begin van het verhaal en mentaal niet meer dan één dag ouder worden tegen het einde van het verhaal.

    Ik las trouwens de synopsis van Old en dat klonk helemaal anders, met een reden en een samenzwering achter het strand waar mensen ouder worden — in het boek is daar weinig of niets van. En het is ook niet nodig.

    Geen opgewekt boek. Ik vond het, op de keper beschouwd, maar meh.

  • Den hof: statusupdate, en SEKS!

    Het is onnoemelijk slecht weer voor tomaten die zomaar buiten staan. Ik heb één van mijn negen planten in de vuilbak mogen kieperen wegens phytophthora. Gelukkig stond ze wat afgescheiden van de andere planten, maar ik houd het enorm hard in het oog, en van zodra ik ook maar tekenen van rot of wat dan ook zie, snij ik het aangetaste blad of de aangetaste tomaat af en smijt ik het in de GFT-bak.

    Het zijn enorm grote tomaten, en we hebben behalve veel te veel vochtigheid ook heel weinig zon, dus ik ben een beetje bang dat ze nooit gaan rijpen. Twee tomaten — tel ze, twéé, op acht planten die vol staan — zien er niet meer helemaal groen uit:

    En verder is het allemaal wel groen in den hof, en als er zon is, zit het barstensvol met bijen en andere beesten. Ik wacht tot de lavendel helemaal uitgebloeid is om hem serieus bij te snoeien: zoals hij nu is, is hij helemaal plat tegen de vloer geregend en in het midden onderaan kaal wegens dat de kat er zich altijd onder gaat leggen.

    De miscanthus (links in de hoek) doet ook wat van hetzelfde: bijna platgeregend in plaats van naar boven groeiend. Misschien moet ik dat gras eens bij elkaar binden volgend jaar.

    De kruiptijm is niet dood en de soorten die bloeien, hebben bijna drie maand aan een stuk in bloei gestaan, dus er is veel hoop op uitzaaiing allerhande tegen volgend jaar. Als het levermos niet te veel in de weg zit, tenminste.

    Het valt al met al nog wel mee wat parasieten betreft. De bladluizen zijn misschien door een combinatie van regen en zweefvlieg- en lieveheersbeestlarven al een paar maand bijna allemaal weg. Er zijn wellicht enorm veel naakte slakken, maar ik zie er niet overdreven veel.

    Er zitten niet enorm veel rupsen — op wat muntvlinderrupsen op de mint en de marjolein en zo wellicht, want overdag zie ik daar regelmatig muntvlindertjes zitten:

    Ik houd het allerspannendste voor laatst: geslachtsgemeenschap! Ik was op weg naar de dagelijkse controle van de tomatenplanten achteraan toen ik dit zag op een stapsteen onder de lavendel:

    Jawel! Twee slakken die aan het voortplanten zijn! En aangezien die beesten zowel mannelijk als vrouwelijk zijn: twee penissen en twee vagina’s! Ojoo maat!

    Ik heb ze opgepakt en in een perk op straat gezet. Ze mogen daar hun eiers leggen.

  • Ik zo’n vermoeden van wat er allemaal zou kunnen gebeuren in boek twee. Dat is uiteindelijk niet echt in het tweede maar wel in het derde boek gebeurd.

    Waarmee ik niet wil gezegd hebben dat het voorspelbaar was, dit derde en laatste boek in de reeks. Wél dat het een logisch en degelijk einde had. De manier waarop Ness tot aan dat einde raakt, was iets anders. Zo ongeveer iedereen elk belangrijk personage in het boek moet voortdurend onmogelijke keuzes maken (behalve de vroegere burgemeester dan, die is en blijft door- en doorslecht en heeft zeer weinig twijfels bij wat dan ook). En het is soms een beetje bij het haar getrokken, maar in het algemeen valt het allemaal zeer goed mee.

    Terwijl ik aan het lezen was dacht ik trouwens heel de tijd dat dit een fantastische televisiereeks zou kunnen zijn. Zo eentje op Netflix of Amazon Prime, vijf of zes afleveringen van drie kwartier maal twee seizoenen. En dan keek ik naar de cover en zie ik “soon to be a major motion picture” staan, en ga ik op de Youtubes kijken naar de trailer en denk ik eerst yay! Mads Mikkelsen is een uitstekende Prentiss maar dan oh no wat een kul, dit is helemaal verkeerd. Tom en Viola zijn tien jaar te oud. Moto’s? Viola in het dorp?

    Ah well. Misschien binnen een jaar of vijftien of zo, wie weet.

    Het laatste boek was trouwens niet perfect. Prentiss is té stereotiep slecht. Een béétje meer communicatie zou veel problemen opgelost hebben. Het tijdsframe is te kort: het gaat om mensen die anderhalve generatie op een planeet zijn — het zou denk ik interessanter geweest zijn als alles pakweg drie generaties had geduurd. En het is begrijpelijk de meest intelligente levensvorm op een planeet waar zo ongeveer alles en iedereen in telepathisch contact met mekaar een soort geïdealiseerde nobele wilden zijn, maar het mocht er wel een beetje minder vingerdik op liggen.

    Maar behalve dat: geen enorm zware klachten. Een zeer goede reeks. Aangeraden.

    En het kortverhaal Snowscape was een fijne in cauda venenum voor wat dat “nobele wilde”-idee betreft.

  • Heel het vorige boek werden Nick en Viola achtervolgd door burgemeester Prentiss en zijn acolieten. Op het einde van het vorige boek wordt Viola levensgevaarlijk gewond en kan Nick niet anders dan zich over te geven.

    En dan wordt het een volledig ander verhaal: niet meer op de vlucht, maar in de klauwen van de slechteriken. Nick weet niet of Viola nog leeft, heeft ook geen idee van wat er eigenlijk aan het gebeuren is. Viola weet ook niet of Nick nog leeft en wat er allemaal aan de hand is.

    De schaal van het verhaal is ook groter geworden: waar het in boek één nog min of meer op het dorpsniveau zat, zitten we nu in een stad en zijn er hints naar grotere zaken. De stad, waar overigens wél vrouwen leven (’t was alleen in Prentisstown dat er geen vrouwen waren), heeft ook zijn duistere geschiedenis. De Spackle worden er als slaven gebruikt. En de vrouwen, die in tegenstelling tot mannen en alle andere dieren hun gedachten niét projecteren, hebben zowel hun eigen agenda als hun eigen geheimen.

    Nick en Viola zijn totaal anders, en gaan op een totaal andere manier om met de omstandigheden. Die omstandigheden, dat komt er vooral op neer dat ze elk apart op een eigen manier, meer of minder subtiel, gemanipuleerd worden. En dat ze in elkaar (proberen) blijven geloven, en opoffering na opoffering brengen. En géén Twilight-achtige “zelfopoffering”, maar echt serieuze levensveranderende dingen.

    Opnieuw hartverscheurend. Opnieuw zeer aangeraden.

    Zeer, zeer goed. Het is absoluut niet gelopen zoals ik dacht dat het zou lopen.

    Het kortverhaal The Wide, Wide Sea dat op het einde van het boek zat, speelt zich jaren voor het verhaal af en heeft het over een relatie tussen een mens en een spackle. Het gaf hints in de richting van wat ik dacht dat er ging gebeuren in boek twee. Ik denk dat dat nu in boek drie zal gebeuren. Spannend!

  • Check it out — nóg een boek dat ik aan elke scholier zou aanraden. De premisse lijkt een beetje op het begin van The Giver: Todd Hewitt is de enige jongen in het dorp Prentisstown (genoemd naar de burgemeester). Alle andere inwoners van het dorp zijn mannen. Er zijn geen vrouwen. Een jaar of twintig geleden was er een grote oorlog tegen de Spackle, een soort vreemde niet-menselijke wezens. En oh ja: alle inwoners van het dorp horen elkaars gedachten.

    Die voortdurend ronddraaiende gedachtenmaalstroom — the Noise — ziet er zo uit:

    Todd zal binnen een maand een man worden. Dan is er een mysterieuze ceremonie, en na die ceremonie, heeft Todd al gemerkt, zijn de jongens die man worden echt helemaal anders.

    Het lijkt alsof het onmogelijk is om geheimen te houden in een dorp waar iedereen elkaars gedachten hoort — niet alleen mensen maar ook dieren, trouwens — maar er is wel degelijk iets duisters aan de hand. Waar zijn de vrouwen naartoe? Wat gebeurt er tijdens die ceremonie? Wat ligt er aan de andere kant van het enorme moeras aan de rand van het dorp? Waarom lijkt het alsof heel Prentisstown zijn adem inhoudt tot Todd een man is geworden?

    En dan is Todd op een dag in het moeras en is het alsof er een gat in de Noise zit. Hij vertelt dat tegen zijn pleegvader Ben, en die panikeert meteen:

    “We saw something,” I say. “Out there in the swamp. Well, we didn’t see it, it hid, but it was like a rip in the Noise, like a tear–”

    I stop talking cuz he’s stopped listening to my voice. I’ve opened up my Noise for him and am remembering it as truthfully as I can and he’s looking at me something fierce and from way behind me I can hear Cillian coming and he’s calling “Ben?” and “Todd?” and there’s concern in his voice and in his Noise and Ben’s is starting to buzz a little, too, and I just keep thinking as truthfully as I can about the hole we found in the Noise but quietly, too, quietly, quietly, so as to keep the town from hearing if I can and here comes Cillian still and Ben’s just looking at me and looking at me till finally I have to ask.

    “Is it spacks?” I say. “Is it the Spackle? Are they back?”

    “Ben?” Cillian’s yelling it now as he’s coming across the fields.

    “Are we in danger?” I ask Ben. “Will there be another war?”

    But all Ben says is, “Oh, my God,” real quiet like, and then he says it again, “Oh, my God,” and then, without even moving or looking away, he says, “We have to get you outta here. We have to get you outta here right now.”

    Ben had er zich blijkbaar op voorbereid: Todd moet het dorp uit. Hij vlucht weg, komt weer in het moeras, blijkt dat de vreemde stilte een meisje is, dat uit het niets plots op kwam gedoken.

    En dan gaan ze met drie op de vlucht, Todd en zijn hond Manchee en het meisje Viola.

    Het grote verschil met de Giver-reeks is dat de wereld hier klopt. Er is een reden — een goede reden — voor alles. Dat is het verschil tussen échte science fiction en het soort kul zoals ook Hunger Games of Divergent of Maze Runner er zijn. Geen magisch handgewuif. Wetenschappelijke verklaringen. Zo vertelt de korte prequel die op het einde van het boek zat, The New World, hoe Viola plots tevoorschijn kwam. En voor zover het dan nog niet duidelijk was, geeft het de sleutel van hoe de wereld in mekaar zit.

    En ook in contrast met de Giver-boeken: geen ultra-belerend “luister goed kinderen, hiér komt de les aan”.

    Het is soms niet gemakkelijk om lezen wegens hartverscheurend triestig, maar het is wél een uitstekend boek. Ik ben benieuwd naar het vervolg. Ik dénk dat ik een degelijk idee heb van de richting die het zou kunnen uitgaan, maar ik hoop aangenaam verrast te worden.

  • Skinjacker #3: Everfound

    Ooooh het was spannend op het einde van het vorige boek.

    Er is eigenlijk niet veel over te zeggen zonder in spoilers te vallen. Maar het was wel een zeer goed einde. Uitstekend goed.

    De cover van dit boek geeft een aantal elementen: een deel speelt zich af in Chichen Itza, dat in zijn geheel is bewaard gebleven. Het hondje op de covere is geen hond maar een Jaguar — ook in dit boek komen er nieuwe personages bij, en misschien wel het interessantste is Jix, een skinjacker die het liefst in katachtigen zit. Jill, een cynische skinjacker die op Jiox verliefd wordt. Clarence, een oude man die deels in Everlost en deels in de echte wereld leeft. Milos, de pathetische handlanger van Mary. En een hele supporting cast.

    En een zeer schoon einde. Ik zeg het nog eens: aan alle schoolkinderen meteen aangeraden. Ik probeer het hier aan mijn jongste op te dringen, maar ze wil eerst Percy bloody Jackson uitlezen. Grr.

  • Skinjacker #2: Everwild

    Het vervolg van Everlost! En er is praktisch niets over te vertellen zonder spoilers!

    De “Skinjacker” in “The Skinjacker Trilogy” slaat op een kleine groep niet-overledenen in Everlost die het lichaam van een levende mens kunnen overnemen. Allie blijkt zo’n skinjacker te zijn. Vandaar ook dat ze zichzelf nooit vergat.

    Nick is geen skinjacker. Hij dreigt zichzelf te vergeten als hij zijn best niet doet. In Everwild is Nick ondertussen bekend als “The Chocolate Ogre” — bij zijn auto-ongelijk was hij juist chocolade aan het eten, en zat er een veeg chocolade op zijn gezicht. Dat ene ding is nu zo ongeveer zijn hele zelfbeeld geworden: hij wordt langzamerhand alsmaar meer van chocolade, tot hij uiteindelijk nog nauwelijks kan bewegen wegens gesmolten.

    Allie is op zoek naar haar familie, en heeft Mikey mee, een personage dat we eerst als iemand anders tegenkwamen in het eerste boek.

    Mary Hightower gaf eerst de indruk een sympathieke figuur te zijn, maak blijkt een eigen gruwelijke agenda te hebben. En het ergste is: het maakt allemaal wel zin, vanuit haar standbpunt bekeken.

    Plot twists! Interessante personages! En oh no! Een cliffhanger!

    Een boek dat ik aan alle scholieren meteen zou aanraden. Ook voor niet-scholieren, maar zeker ook voor scholieren.

  • Skippy Dies

    Daniel “Skippy” Juster gaat in het eerste hoofdstuk dood. Hij stuikt in mekaar in een donutwinkel en overlijdt. Het laatste dat hij doet terwijl hij sterft, is een donut fijnknijpen en met de frambozensiroop die erin zat TELL LORI op de vloer schrijven. Hij was veertien en was een intern op Seabrook College, een katholieke school in Dublin.

    De eerste driekwart van het boek na dat eerste hoofdstuk vertelt wat er gebeurt vóór Skippy sterft. De school is een typische “we bestaan al sinds de 19de eeuw en we teren nog altijd op een reputatie die we eigenlijk niet meer verdienen” zoals er wellicht overal ter wereld zijn. Ze zitten ook in de overgang naar gerund worden door leken.

    We maken kennis met stapels en stapels mensen. Skippy’s roommate Ruprecht heeft een obsessie met de theorieën van Hideo Tamashi stringtheorie en parallelle universums en M-theorie (Tamashi bestaat niet maar lijkt wel heel hard op Michio Kaku). Mario is geobsedeerd door seks en heeft een “lucky condom” die nog nooit gefaald heeft (in de drie jaar dat hij in zijn portefeuille zit). Carl begint dieetpillen en ritaline te dealen, maar evolueert naar harder en meer psychopatisch gedrag. Lorelei (Lori) zit op de meisjesschool naast Seabrook. Skippy wordt op afstand op haar verliefd; zij koopt aan de lopende band pillen van Carl.

    Howard Fallon is leraar geschiedenis. Hij heeft iets in financiën gedaan maar heeft ergens miljoenen verloren, en nog daarvóór is er een duister drama gebeurd dat hem zijn bijnaam “Howard the Coward” gegeven heeft. Hij is denk ik geen 35 maar zit al in een midlifecrisis, met een Amerikaanse vriendin die eigenlijk schrijver ging worden maar de kost verdient met reviews van electronica. En dan komt plots Aurelie McIntyre in beeld, een beeldschone lerares aardrijkskunde die hem bij hun eerste gesprek zegt “You know, I’m not going to sleep with you.”

    Er is een doorslechte aspirant-schooldirecteur, er is een creepy Father Green (of Père Vert, zoals de leerlignen hem noemen), er is een leraarszaal vol leraars die zó uit het echte leven gestapt lijken — het is tegelijk bijna Dickensiaans en vaak pijnlijk herkenbaar allemaal, voor iemand die ook op zo’n soort school in zo’n soort situatie gezeten heeft.

    Het begint –na dat ene hoofdstuk waar Skippy sterft– als een soort schelmenverhaal op school, met veel scatologische avonturen en seksueel gedoe, maar hoe verder we gaan, hoe echter het allemaal wordt. Veel miserie, vooral. Iedereen heeft zijn eigen miserie, en zit meestal zo diep in die eigen miserie dat ze niet zien wat er rond hen gebeurt.

    Het laatste kwart van het boek vertelt wat er gebeurt na de dood van Skippy. Tijdens zijn leven was hij niet eens zo belangrijk, maar na zijn dood lijkt het alsof hij de sluitsteen in het hele verhaal was: alles stort in mekaar, soms op catastrofale wijze. En ja, we komen te weten waarom hij gestorven is. En hoe het leven verder gaat als alles –min of meer, in de mate van het mogelijke, zo goed en zo kwaad mogelijk– verwerkt is.

    Fantastisch boek. Vijf sterren.

  • Skinjacker #1: Everlost

    Ziet ziet, ’t is nog eens een écht jeugdboek. Voor tieners en ouder.

    Allie en Nick zitten in hun respectievelijke auto’s als die frontaal tegen elkaar rijden. Ze worden wakker in een bos, zonder spoor van hun familie.

    Blijkt dat ze in Everlost zitten: een wereld die bovenop onze wereld ligt. Ze zijn niet levend, maar ze zijn ook niet dood. Ze kunnen niet interageren met de levende wereld — erger nog: alleen op plaatsen die op de één of andere manier van de levende wereld ook in Everlost zijn terechtgekomen kunnen ze blijven staan. Elders zinken ze langzaam in de grond.

    Alleen mensen jonger dan pakweg 15 kunnen in Everlost terechtkomen. Maar eens in Everlost, kunnen ze bij wijze van spreken eeuwig ‘leven’ — wat het een onvermijdelijk Lord of the Flies-gehalte geeft, met ‘kinderen’ die honderd of meer jaar lang macht verwerven en zo.

    Hier en daar komen ook niet-mensen uit de echte wereld in Everlost terecht. Kleine stukjes wereld, waar iemand stierf, soms hele grote stukken, zoals heel Atlanta dat in de Amerikaanse Burgeroorlog bijna helemaal vernield raakte, maar ook soms andere dingen: een fiets waar iemand heel hard aan gehecht was, een verjaardagstaart, een favoriet boek. En vreemd genoeg: alles fortune cookies.

    Uitstekend gemaakte personages, ook de slechteriken. Zo is Mary Hightower fascinerend: (na een tijdje) overduidelijk slecht, maar helemaal voor haar eigen redenen, en helemaal begrijpbaar.

    De meeste kinderen — ook Nick, maar niet Allie — hebben de neiging alles te vergeten en uiteindelijk in een soort eeuwige routine te verzeilen. Dat blijkt niet echt de bedoeling te zijn van Everlost (als er al een bedoeling is), maar welbewust in de hand gewerkt te worden door Mary.

    Spannend. Interessant. Wijs.

  • Remembrance

    Rita Woods is ongetwijfels een sympathieke mevrouw. Dit zegt de paragraaf op het einde van het boek over haar:

    Rita Woods is a family doctor and the director of a wellness center. When she’s not busy working or writing, Dr. Woods spends time with her family or at the Homer Glen library, where she serves on the board of trustees. Remembrance is her first novel.

    En ja, ik kan mij dat inbeelden. Een fijn leven als huisarts, een wellnesscentrum, een fijne familie, en dan in de raad van bestuur van een bibliotheek. Een welgevuld leven. Ik persoonlijk zou het fijner gevonden hebben als ze het daarbij zou gehouden hebben, en eventueel dit boek wel geschreven zou hebben, maar het niet op de wereld had losgelaten.

    Drie hoofdpersonages in dit boek:

    • Gaelle, in Ohio in de tegenwoordige tijd, verzorgster in een bejaardentehuis.
    • Margot, in New Orleans in 1857, huisslavin, maar zou voor haar 18de verjaardag vrijgelaten worden.
    • Abigail, in Saint-Domingue (het latere Haïti) in 1791, net voor de Revolutie, ook huisslavin.

    Gaëlle komt van Haïti maar heeft het grootste deel van haar familie daar verloren in een aardbeving. Op haar werk is er onder meer een heel oude zwarte vrouw die niets zegt, geen bezoekers heeft en weinig anders doet dan naar heel de dag naar het nieuws kijken. Gaëlle heeft het ook altijd heel warm, in de zin van dat ze de indruk heeft dat ze dingen in brand zou kunnen steken als ze zich hard genoeg concentreert.

    Margot denkt dat ze binnenkort vrij zal komen, maar wordt totaal onverwacht verkocht nét voor haar verjaardag, als haar eigenaar tijdens een epidemie zijn geld en zijn leven verliest. Margot kan, als ze zich concentreert, zien waaruit iets is gemaakt, en dan inzoomen en inzoomen en uiteindelijk de structuur van iets veranderen.

    Abigail ziet het begin van de Haïtiaanse Revolutie. Zij moet haar kinderen achterlaten om haar meesteres in veiligheid te brengen, en ziet nog net haar echtgenoot levend verbrand worden. Ze komt terecht in New Orleans, ontsnapt, en wordt opgevangen door twee vreemdelingen — Simone, die een soort hogepriesteres/tovenares blijkt te zijn, en de mysterieuze Josiah. Blijkt dat Abigail ruimte en tijd kan verwringen. Ze maakt Remembrance, een plaats die afgesloten is van de wereld en waar gevluchte slaven welkom zijn.

    So far so good.
    Geen verkeerde premisse.

    Helaas, helaas, helaas: Rita Woods vindt het nodig om Abigail en Margot in hun eigen taal aan het woord te moeten laten. Dat is enerzijds een beetje Creools, maar vooral heel veel (heel veel) Frans.

    Nu, we leven in een tijd waar het niet onmogelijk is om na te kijken of iets dat ge schrijft wel juist is. Om te beginnen, als ge geen Frans spreekt, is er pakweg Google Translate. Ik ga absoluut niet zeggen dat dat altijd juist is, maar het komt toch vaak in de buurt. Daarnaast, om helemaal zeker te zijn, is het altijd mogelijk om een manuscript op te sturen naar iemand die dat dan naleest. Met een beetje geluk zal die dan merken dat er woorden in het niet-Engels in staan, en geeft die het dan door aan iemand die het Frans beheerst.

    Dan zouden afgrijselijkheden zoals dit boek vermeden kunnen worden. Een klein bloemlezing.

    In het hele boek, van hoofdstuk 2 tot hoofdstuk 48, worden meisjes aangesproken als “chére”. Ik ben er 100% van overtuigd dat Woods een Franse versie van “dear” zocht:

    • “Ah, chére. You have no idea.”
    • “And what should I tell her, chére?”
    • “Breathe, chére.”

    “Chérie” past niet, het is wel degelijk “chère”, maar dan met het verkeerde accent. Ik daag u uit om een verhaal te lezen waar dit constant gebruikt wordt: het is alsof er iemand om de paar paragrafen klaarstaat om met zijn nagels over een krijtbord te schrapen.

    Margot heeft een zus, Veronique (zonder accent aigu, net zoals het heel het boek lang Grandmere is en niet grand-mère — ik beeld me in dat Woods het als “grand-mear” uitspreekt). Margot heeft een koosnaampje voor haar zus. In het Engels klinkt die koosnaam plausibel: goose. Zoals in “silly goose”. In het Frans wordt dat dan…

    • “Enough, oie,” cried Margot.
    • “Goose, oie,” said Margot finally. “We are together, you and I. Non?”
    • Please, don’t be sick, oie.

    Geslachten en vervoegingen en zo: dat is allemaal voor andere mensen dan Rita Woods.

    • “Je suis si désolé! I am so sorry,” she murmured.
    • Let him stay in Lafayette, it was whispered, it is good enough for les Américaines.
    • “Arret! Stop that, child.”
    • “Allez dormier,” hissed Margot. (tegen haar jongere zus!)
    • “Get your ass down there, now. Entendez-vous?”
    • “M’entendez-vous, girl?”
    • “Get your mistress for me, si vous plait.”
    • Margot grabbed for the young conductor’s hand. “Attente. Wait.”
    • “I just … please. Leave me alone. Aller-en.”
    • “Il est fait! It’s done!” en een paar hoofdstukken verder “Enough! Enough!” she cried. “Il es fait! Enough!”
    • “You didn’t run here from New Orleans,” said Mother Abigail. “D’ou sont vous?”

    Het meest belachelijk misschien zijn de letterlijk vertaalde (of “vertaalde”) idiomen. “Out of the frying pan into the fire” bestaat in het Engels, dus waarom zou iemand in het Frans niet “De la pot dans le feu” zeggen? In het Engels is “sweet Jesus” iets, dus waarom niet “Jesus [zonder accent] douce“? Een teef is een vrouwelijke hond, dus combinaties met “bitch” in het Frans, hoe moeilijk kan dat zijt?

    • We are French men, non? Have you forgotten that fils de chienne Macandel in ’fifty-eight?
    • To curse in the language of the chein who’d stolen so much from her.
    • “Femèl chein,” snapped Winter. “Bitch!”

    En soms ook totaal onbegrijpbare zaken. “Maman” wordt consistent “Manman” geschreven. Als een personage “wat?” zegt, zoals bijvoorbeeld als iemand wakkergeschud wordt, dan schrijft Woods consistent:

    • “Ce qui?” Margot bolted upright, hissing in pain as her head struck her sister’s.
    • She stared up at Margot blankly and then she smiled. “Ce qui?”
    • “On this very spot,” whispered Mother Abigail. “It started here on this spot.” “Ce qui?” asked Margot.

    Ik werd er zo ongeveer gek van.

    En behalve dat is het ook een zeer verwarrend, weinig coherent, en op een bijzonder klein aantal losstaande hoofdstukken na, vooral zeer saai boek. Niet aangeraden. Bah.

  • The Art of Starving

    Matt is een tiener en gay en hij eet bijna niets.

    Niet dat hij een eetstoornis heeft, absoluut niet: dat soort mensen eet en geeft dan over, bijvoorbeeld, en dat is iets dat hij nooit zou doen. Het is ook niet dat hij een verkeerd zelfbeeld heeft: mensen die blijven zeggen dat hij graatmager is, zién gewoon niet dat hij papperig en dik is, en dat zijn armen en benen zwieberen van het vet.

    Neen, hij eet niet omdat hij dan scherper wordt. Hoe meer honger hij heeft, hoe beter hij kan zien, horen, voelen. De belangrijkste reden dat hij blijft te weinig eten, is omdat hij er wil achter komen hoe precies een bende pesters op school er in geslaagd zijn om zijn zus Maya weg te jagen. Zij woont niet meer thuis, en is maar heel sporadisch meer in contact. En Matt vermoedt dat er iets ergs gebeurd is.

    Dit boek is het dagboek van Matt, waar hij elk hoofdstuk begint met een regel, en het aantal calorieën dat hij die dag eet:

    RULE #4
    The warrior well versed in the Art of Starving understands that while the body is the enemy, it is a worthy adversary. It is to be respected and listened to. You are not always on completely different pages. Hunger, you should fight—but fear, you should listen to. Fear is the place where your interests and your body’s interests will usually overlap. Fear, you should listen to. Not dying is a goal you both share.

    Usually. We’ll deal with that later.

    DAY: 2
    TOTAL CALORIES: 500

    Ik was helemaal mee in het boek. Het is duidelijk geschreven door iemand die weet wat het is om een gay tiener met een eetstoornis te zijn. Het boek is goed geschreven en het verhaal is spannend en ontroerend en vol humor en dingen.

    Het enige waar ik mij een beetje zorgen om maak, is de koppeling van eetstoornig met quasi-magische krachten. Beter horen en zien, okay, maar op den duur kan Matt zelfs de tijd doen stilstaan en dingen teleporteren. En ja, ik wéét natuurlijk dat het een onbetrouwbare verteller is (het is een dagboek begot!), maar als het verhaal zegt dat andere mensen ook zien dat hij bijvoorbeeld zand van een honderden kilometers ver strand in zijn handen heeft, dan kan ik mij inbeelden wat zo’n boek zou kunnen doen met iemand die er nog middenin zit. Want dat magische, dat wordt nooit verklaard, en er zijn heelder stukken van het verhaal die niet kunnen zonder magie.

    Maar behalve dat dus: aangeraden!

  • Een verhaal in twee delen en niet méér dan twee delen, ’t is eens iets anders dan eindeloos voortslepende romance-series.

    De twee hoofdpersonages waren gescheiden geraakt op het einde van het eerste deel, en er zijn allerlei machinaties aan de gang om Khorosan omver te werpen. Er zijn mensen waarvan we dachten dat ze goed waren die uiteindelijk slecht blijken te zijn, er zijn mensen waarvan we vermoedden dat ze slecht waren die blijken nog slechter te zijn dan we dachten, er zijn mensen die eerst goed en dan slecht en dan weer goed blijken te zijn, er zijn verloren gewaande en teruggevonden familieleden, er is magie en magische wezens, gevechten, romantiek, een vliegend tapijt, een draak, enfin, ’t is voor elk wat wils.

    Een leutig besluit van het verhaal.

    Dat wel een beetje vragen nalaat over die tientallen maagden die uiteindelijk bleken voor niets vermoord te zijn door de knappe kalief, maar alla. Alleen een zaag maakt zich daar druk over.